Uit hel verslag van den slaat der hooge, middelbare en lagere scholen over 1878/79 blijkt, wat betreft het lager onderwjjs, o. a. nog het volgende: Even als vroeger kon ook nu in vele scholen het onderwijs zich enkel uitstrekken tot de hoofdvakken: lezen, schrijven en rekenen. Waar in bet personeel der hulponderwijzers weinig afwisseling aangetroffen werd kwam op de lagere scholen elk vak meer tot zijn regt dan elders. Het onderwijs in lezen gaat steeds meer den goeden weg op. De klagt, dat aan het schrijven in den laatsten tijd te weinig zorg wordt gewijd, moge niet ge heel van grond ontbloot zijn, volkomen juist en algemeen loepasselijk is ze niet. In vele scholen althans geven de onderwijzers zich veei moeite om goede schrijvers te vormen, wat meestal niet gelukt om dezelfde redenen waaraan de mindere vruchten van het overige onderwijs te wijten zijn. Dit geldt ook het rekenen, waarvan evenwel bij toeneming blijkt, dat bij het onderwijs in dit vak hoe langer hoe meer acht wordt gegeven op de prac- lijk van het leven. Bij hel onderwijs in Nederlandsche taal wordt meer en meer hoofddoel de leerlingen te oefenen in het mondeling en schriftelijk uitdrukken hunner gedachten. Over het algemeen luiden de berigten om trent het onderwijs in de aardrijkskunde zeer gunstig. Het is een vak dat steeds meer belangstelling vindt, zoowel bij onderwijzers als leerlingen. Anders was het daarentegen met het onderwijs in de geschiedenis. In vele scholen bepaalde het zich hoofdzakelijk tot eéne mededeeling van feiten, namen en jaartallen, zonder dat de leerlingen eene heldere voorstelling ver kregen van de maatschappelijke toestanden, waarin de afzonderlijke ge beurtenissen hebben plaats gehad. Omtrent het onderwijs in de kennis der natuur loopen de mededeelingen van het schooltoezigt zeer uiteen. Terwijl volgens den eenen dit vak steeds beter behandeld wordt, valt naar het oor deel van anderen aan de natuurkennis eene stiefmoederlijke behandeling ten deel. In het zangonderwijs was in 1878 op vele plaatsen verbetering waar te nemen. Aan 264 scholen werd den leerlingen gymnastiek-onderwijs ver strekt, dus aan 12 meer dan in 1877. De vruchten van hel onderwijs in leekenen bleken dikwijls gering te zijn. Van het onderwijs in de hand werken voor meisjes wordt bij voortduring veel werk gemaakt. De uitgaven van het rijk ten behoeve van het lager onderwijs bedroegen 1.018,583.63 of 36,681.585 meer dan in 1877 en na aftrek der ont vangsten ƒ867,710.565 of 24228.85 minder dan in 1877. Deze daling in de uitgaven is het gevolg van het gering bedrag aan subsidiën krachtens art. 36 der wet verleend. Hoewel overigens de uitgaven voor de verschil lende onderwerpen weinig van die in 1877 afweken, kan toch gewezen worden op eene toeneming van kosten voor dc opleiding van onderwijzend personeel met bijkans ƒ30000. De uitgaven der gemeenten voor het lager onderwijs verminderden met ƒ180,968.07 en bedroegen ƒ7,621.137 265. De reden dezer vermindering, de eerste sedert vele jaren, ligt in het uitstel van den bouw van vele school- localen in afwachting van de voorschriften, die deswege, ten gevolge van hel bepaalde bij de nieuwe wet, zullen gegeven worden. De inkomsten der gemeenten bedroegen 5,997,632.22 of 118.780.73 minder, het gevolg van geringer ontvangst wegens bijdragen van het rijk en dc provinciën, krachtens art. 36 der wet. De totaal-uilgaven van rijk, provinciën en gemeenten voor het lager on derwijs bedroegen in 1878 8,324,949.17 of 150,679.49 minder dan in het voorafgaande jaar, de totaal inkomsten 1,205,585,615. Het zuivere bedrag der uitgaven was dus 7,077.805.40s legen 7,271,545.89 in 1877. Voor hooger. middelbaar en lager onderwijs (dat bij de land- en zeë- niagt, in de gevangenissen en het onderrigl op de bewaarscholen blijft hierbij buiten aanmerking) beliepen de uitgaven voor het rijk 3,126,978.09s, tegen een inkomst van 290,296.70. De provinciën betaalden ƒ251,289.85 en de gemeenten 8,614,648;435, tegen ecu inkomst van 1,472.019.705. 'sGRAVENlIAGË. 17 Maart. Door Z. M. zijn benoemd bij hel wapen der cavalerie, lot 1'° luit. bjj bet 1' reg. huzaren, de 2e luitt. II. 11 (J. baron van der Capellen en jhr, A. S. E. van Tets, beiden van hel corps, en is de 1' luit G. M. Trip, van genoemd regiment, op non-aclivitcit gesteld, in afwachting, dat omtrent hem nader zal worden beschikt. In de zitting van de tweede kamer van heden werd, na een zeer uit voerig debat over de interpellatie van den heer van der Hoeven, om een onderzoek van regeringswege in te stellen omtrent het berigt van de Arn- liemsche Courant nopens hel ophangen van krijgsgevangene Aljehers zonder vorm van proces, de motie van den interpellant in dien geest verworpen niet 65 tegen 9 stemmen. De minister van koloniën had vooraf medegedeeld dat uit de militaire journalen niets bleek van geïncrimineerde feilen. Tal van sprekers achtten het voor den generaal van der lleyden bclecdigender na zijn brief, aan de juistheid er van te twijfelen, dan een onderzoek na te laten omtrent een feit, dat alle kenmerken van onwaarheid bevat. Daarna werd de beraadslaging over het wets-voorstel van den heer van Kerkwijk voortgezet. De hli. Lobman, llaflmans, van. Houten en Keuchenius verde digden het, de hh. lloëll en Sickesz bestreden het. Morgen voortzetting Bij den raad van state, a'dcrling voor de geschillen van bestuur, is heden o. a. behandeld het beroep van den gemeenteraad van Woerden tegen een besluit van gedep. staten van Zuidliollandwaarbij op de gemeeïite- hegrooting zijn gebragt uitgaven tot uitvoering cener overeenkomst, in 1663 omtrent het jaagpad gesloten tusscheu Utrecht, Leiden en Woerden. Rap porteur: dc staatsraad Verniers van der Loiff. De lieer m'. Vlielander Ileiii heeft het beroep namens den gemeenteraad breedvoerig toegelicht. In de algcmcene vergadering van het Indisch genootschap heeft de heer Wijnmalen de vraag toegelicht: »ls grondwetsherziening noodig ook met het oog op de zamensteliing en aanvulling van ons koloniaal leger?" Zijn antwoord op die vraag was toestemmend. Grondwetsherziening was, zijns inziens, noodig om tot eene bevredigende oplossing te geraken van het vraag stuk zoowel der voortdurende formatie van het Nederlandsche element in hel Indische leger als om der regering de middelen aan de hand te geven om ten allen tijde uil het moederland onze troepenmagl in de koloniën te kunnen versterken en aanvullen. Die Indische troepenmagt moet pangevuld en versterkt worden met de militie in Nederland. Langs verschillende wegen heeft men reeds beproeld aan het Nederlandsche element in het Indische leger eene aanzienlijke versterking toe te voegen, maar al die mid delen gaven niet het gewenschte resultaat en daarom moet art. 185 Grond wet worden gewQzigd. Uit de discussie, die op de voordragt volgde, bleek dat dergelijke grond wetswijziging weinig instemming vond, terwijl men vrij algemeen betwij felde of ooit de staten-generaal hunne toestemming aan zoodanigen ingrij penden maatregel zouden geven. Gisteren avond kwamen te Scheveningen 7 schuiten en 2 loggers en heden ochtend 30 schuiten aan. Zij hadden van 2 tot 130 dagen reis en besomden van 50 lot 130. BUITIwNLAINL)SCI 1 li BERIGTEN. BELCIE. Te Gent heeft Zaturdag een hevige brand gewoed in de katoenfabriek van den heer Voortman. De brand was zoo hevig dat men niets van de spinnerij heeft kunnen redden. Gelukkig heeft men den brand bij dit ge bouw kunnen beperken en alzoo de aangrenzende weverij en de machine kamer behouden. Een spuitgast is van een der muren gevallen en in een bedenkelijken staat naar hel gasthuis gebragt. Een zwaar onweder, vergezeld van hagel en stortregen, heeft zich Vrij dag namiddag in de omstreken van Hasselt, Bilsen eu Maastricht ontlast. Te Vliermaal heeft men den volgenden morgen het verminkt lijk gevonden van Petrus Withofs, oud 28 jaren. De ongelukkige, die zich op het veld bezig hield met klaver te zaaijen had de onvoorzigtigheid begaan een schuilplaats tegen den regen te zoeken onder een eikenboom, en is aldaar door den bliksem aan het hoofd en de borst getroffen en waarschijnlijk op den slag gedood. ENGELAND. LONDEN, 16 Maart. Lord Derby heeft een open brief gerigt aan lord Seflon, waarin hij verklaart dat hij langen tijd ongeneigd was zich los te maken van den staatkundigen kring in welken hij werd grootgebragten met welken hij ondanks enkele verschillen over staatkundige vraagstukken, vele jaren in hoofdzaak is medegegaan. Doch de tegenwoordige stelling der partjjen en de verklaarde staatkunde van den conservativen aanvoerder, met betrek king tot biiitenlandsche betrekkingen, laten hem geen keus. Hij kan de tegenwoordige regering niet ondersteunen; en daar onzijdig blijven, hoezeer zijn persoonlijk gevoel het mogt verkiezen bij eene staatkundige crisis een verzaken is van den openbaren pligt, zoo blijft hem niet anders over, dan, hoe ongaarne ook, zich aan te sluiten bij de tegenstanders der regering. Te Calcutta is, naar men aan de Times meldt, in de laatste twee maanden eenige schrik verspreid door het verschijnen van eene tot nu toe volgens sommigen onbekende ziekte, waaraan vele menschen sterven. Een aantal geneesheeren zijn echter van oordeel, dat het de ziekte is, die in Madras en op Ceylon "Beriberi" genoemd wordt. In Calcutta heeft zij zich het eerst vertoond na de zware regens van 1877. maar thans eerst maakt zij vele slagtoflers. De voornaamste verschijnselen zijn; zwelling der leden, vergezeld van pijn en hitte in die leden koorts, iugewandspijnen en ten slotte snelle vermagering, waarop meestal een plotselinge dood volgt. Om trent de besmettelijkheid bestaat verschil van gevoelen. Europeanen zijn er tot nu toe niet door aangetast. Kapt. Clayton, de Brilsclie vice-consul te Van, heeft aan sir Layard te Konstantinopel getelegrapbeerddat de bevolking van dat district in de grootste ellende verkeert en hulp dringend noodig is. Zij zoekt in het gebergte naar wortelen om daaruit met lijnzaad een soort van brood Ie vormen. Doch zelfs dit voedsel ontvangen de ongelukkigen slechts eens per dag, en bij het zoeken in het gebergte komt menigeen van koude om. EltANUR IJ H. In de kamer van afgevaardigden vroeg de heer Dèves inlichting van de regering omtrent de stappen die zij dacht te nemen 11a het votum in den senaat. Hij verlangde dat de regering het land zou geruststellen. De heer Freyciuel zeide dat de regering niets te voegen had bij hare leeds afgelegde verklaringen. Wij hebben verklaardzeide hijdat wij de wet zullen toe passen onder onze verantwoordelijkheid. Wij vragen vrijheid tot handelen, en gij zult ons altoos gereed vinden om ons tegenover u te verantwoorden over de wijze, waarop wij er gebruik van zullen lubben gemaakt. Wij vragen u, ons te steunen door de verzekering van uw vertrouwen. De heer la Bassetière verlangde dat de regering wel zou overwegen, alvorens te handelen. De heer Madier Monijau voerde langdurig het woord. Hij zeide dat de tegenwoordige toestand niet duren kon; dat Frcycinet concessiën scheen te doen, of er te beloven, en dat het leger van zwartjassen ver jaagd moest worden. Ten slotte heeft de kamer met 338 tegen 147 eene motie van vertrouwen iu de regering aangenomen. De tweede lezing van de onderw jjs-vvet van Ferry in den senaat is niet zonder heftige tooneelen afgeloopen. Zij werden uitgelokt door het clericale lid Gavardi, die wilde aanloonen, dat legen de Jezuïten geweld nog rooit gebaat had; dat zij reeds eenmaal verdreven waren, maar toch waren teruggekeerd, en dal zij telkens terugkeeren zonden Een der leden van het linker-centrum riep: "Gij deedt beter wanneer ge 11 slilhieldl!" Niettemin ging Gavardi voort, den minister Ferry vergelijkende met Julianus den Afvallige en hem een even treurig einde voorspellende. Onder de hand geraakte hij nog in eene vinnige woordenwisseling met d'Audiffret Pas- quier, waarna hij eene lofrede hield op de opheffing van het edict van

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1880 | | pagina 2