LEZING, Mathesis Scientiarum Genitrix. fittvgerlijfec S>!asib, Bij genoegzame deelneming, ten voordeele van de Watersnoodlijdenden, IN HET LOKAAL „EPIIRAIM" op maandag 1 Maart a. s.des avonds te 9 ure. Sprekers: J. K. DE KEET, Onderwerp: „Uit twee Wiegen". noodzakelijkheid. Ik toog dus op reis naar «het barre noorden", want het was er jioud daar aan 't kanaalaan ijs en sneeuw was er geen gebrek. En tochwind en weêr uitgezonderdheb ik mij nog zoo hard niet te beklagen over mijn tochtjeal ware het alléén daar ik bij die gelegenheid Fécamp gezien heb. Kent gij Fécamp, lezer? Neen, niet waar? Welnu, dan wil ik er u iets van •vertellen. Fécamp is een klein plaatsje, aan het Engelscbe kanaal gelegen; een in het seizoen vrij druk bezochte badplaats met een verrukkelijk strand. In den winter is bet natuurlijk stil en verlaten en als zoovele kleine plaatsjes in Frankrijk weinig aanlokkelijk. Toch bezit Fécamp eene bijzondere merkwaardigheid: hare aloude abtdij der Benedictijner monniken, thans herschapen in een stokerij der bekende Benedictijner likeur, welke daar voor het eerst in het jaar 1510, onder het bestuur van Antonius II, den toenmaligen abt, werd gefabriceerd door de kloosterbroeders. Naar Fécamp geweest te zijn, zonder de oude abtdij bezocht te hebben, is naar Rome te zijn geweest zonder den Faus te hebben gezienwant zij is méér dan eene gewone likeurstokerijzij bevat een museumdat hoogst merkwaardig is. Be directeur toch heeft, als met een vromen eerbied voor de nagedachtenis der aloude kloosterbroeders bezield, alles wat hij van hun in der tijd zoo rijke abtdij heeft kunnen vindenhijeen verzameld en naar orde gerangschikt. Zijn onver moeide ijver is daarin zoo gelukkig geslaagd, dat zijn verzameling thans de recht matige bewondering opwekt van alle oudheidkenners en een belangrijke bron van studie aanbiedt voor goschiedvorschers. Reeds bij het binnentreden van den tuin wordt men getroffen, niet alleen door de kunstschatten daar verspreidmaar tevens door den goeden smaak waarmede alles is gerangschikt. Hier trekt ons een beeldengroep aan ginds een zuilengang half in ruïne en bijna geheel verscholen achter mos en klimop; daér weêr vinden we prachtige basreliëfs, vazen en urnenwelke reeds eeuwen getrotseerd hebben; allerwege meesterwerken van beeldhouwkunst. En toch dit is nog maar een luttel voorproefjevan al het schoone wat de uitgestrekte zalen van hot museum zelf bevatten. Het kostbare beeldhouwwerk en rijk van snijwerk voorziene meubels verplaatsen er ons in het midden der XVde eeuw; alles is er in volmaakte harmonie; het kuustig smeedwerk, de prachtige tapijtwerken, nog even frisch van kleur als 400 jaren geleden, borduursels, kanten, fijn als rag, alles werkt samen om de illusie volkomen te maken. Te midden dier omgeving eensklaps een ouden kloosterbroeder te ontmoetenbezig aan het neêrtóo- veren van een miniatuur, zou ons niet meer dan natuurlijk voorkomen. Wat vooral mijn aandacht trok was de rijke verzameling van massief gouden kerksieradendrijf- en emailwerk van een verrukkelijke schoonheidhezet met de kostbaarste edelgesteenten. Het snijwerk in hout en in ivoor neemt een niet min der aanzienlijke plaats in. Inzonderheid valt er een ivoren Christusbeeld op te merken van een buitengewone kunstwaarde. Trouwens, de kunstschatten hier bijeengebracht zijn talloos; de waarde er van moet aan het fabelachte grenzen. Een geheele zaal is gevuld met oude zegels, medailles, munten en penningen, die zeker al wel meer dan één heraldicus of nnmismaticus in vervoering hebben gebracht. Een andere zaal bevat de even nitgebreide als kostbare bibliotheek, welke reeds herhaalde malen, zeis door het Fransche Instituut, is geraadpleegd geworden. Men vindt er een hoogst belangrijke verzameling van manuscripten, rijke bronnen, waaruit menig geleerde reeds heeft geput, oude kronieken, onder anderen een chronologie van de schepping der wereld tot aan den zondvloedeen hoogst merk waardig docmentmissalen en brevieren met de rijkste miniaturenallen uitmun tend geconserveerd. Voor de studie der geneeskunde in de middeleeuwen, voor die der chemie en der historie bezit de abtdij inzonderheid handschriften welko men elders te vergeefs zal zoeken. Om na al deze wonderen van den onden tijd bezichtigd te hebben, na in ver rukking gebragt te zijn door zóóveel schoons en zeldzaams een likeurstokerij te gaan zien, is een overgang, die wel wat groot is, zult ge wellicht zeggen. Dit is nog- thans minder het geval dan gij denkt. Zelfs de fabriek van de abtdij is geheel in overeenstemming met het museum. De omstreeks 100 werklieden, die er aan den arbeid zijn, werken er in lokalen waarin middeleeuwsche stijl volkomen is bewaard gebleven. De zware eikenhouten deuren knarsen er op scharnieren van het kun- di"st smeedwerk voorziende gebindten en al het andere houtwerk is gebeeldhouwd hier vindt ge een heiligenbeeld in een nis geplaatst, daar grijnst u een saterkop tegen, overal treedt de rijke middeleeuwsche kunst in al hare verscheidenheid u te gemoet. Het licht dringt er slechts doordoor in lood gevatte glazen waarop in die heldere kleuren, waarvan men slechts voor eeuwen geleden het geheim kende, verschillene tafereelen uit den Bijbel of de eerste Christenheid, met meesterhand zijn afgemaald. Het zijn niet dan de werklieden en de machineriëndie van onzen tijd zijn. Men heeft waarlijk moeite om te gelooven dat te midden van zooveel overblijfselen uit vroegen eeuwente midden van zulk een museumde hoofdzaak is het stoken van likeur, zij het dan ook van de overoude Benedictijner-likeur, welke er vroeger door de vrome monniken niet dan voor eigen gebruik werd bereid. En toch is dit het geval. De abtdij is niets dan een likeurfabriek en zelfs een op groote schaal. Immers jaarlijks worden er meer dan 1 millioen flesschen gestookt, welke de geheele wereld door verzonden worden, tot zelfs naar Japan toe! Nuvoor al wie de Benedictijner-fikeur kent is dit geen wonder. Weet je hoe zij smaakt? JS'aar méér. Pakijs, Februari 1880. LEID SCHE SCHOUWBURG. Zondagavond-voorstelling. „llélène r'e la Seiglière'% looneelspcl in 4 bedrijven, van Jules Sandeati. Op gisterenavond gaf de Vereeniging «Het Nederlandsch tooneel" eene voorstelling in onzen schouwburg. Waarom nu juist de Zondagavond daar voor werd uitgekozen begrijpen wjj niet recht, of het moet de begeerte zijnom de gewone bezoekers der volksvoorstellingen iets uitstekends! te geven, en dan juichen wjj het denkbeeld toe. Uit een finanlieel oogpunt komt bet ons anders minder wenschelijk voor wegens de verminderde entree-prijzen, terwijl men op een gewonen avond ook wel op eene stamp volle zaal had kunnen rekenen. Hoe groot het verlangen was om //Het Nederlandsch tooneel" te zien, bleek gisterenavond toch duidelijk, daar men een groot aantal heeren en dames opmerkte, die zich anders nooit op een Zondagavond vertoonen. Er was letterlijk geen plaatsje onbezet, zoodat dan ook kort voor den aanvang het plaatsbureau reeds gesloten was. Het opgevoerde stuk «llélène de la Seiglière", van Jules Sandeau, ver dient in hooge male de aandacht. Het onderscheidt zich gunstig van die legio Fransche stukken, bij welke ontucht en echtbreuk schering en inslag zijn. Het stuk is zeer moreel van strekking en beval geen enkel woord, dat eenigszins kwetsend mag hecten. De Markies de la Seiglière is een edelman uit een oud geslacht, die met de revolutie de wijk heeft genomen, maar na den val van Napoleon teruggekeerd is. Zijne verbeurd verklaarde goe deren waren door een zijner pachters gekocht, doch deze gaf ze geheel be- j langeloos aan den vorigen eigenaar terug. Bernard, de zoon van dien pach ter, dien men in Rusland gesneuveld waande, komt onverwachts terug en heeft volgens de wet recht op de helft, or misschien meet', der door zjjn vader weggeschonken goederen. Het daardoor ontstane conflict, waarbij llélène, dochter van den Markies, den waren adel der ziel openbaart, maakt het onderwerp van het stnk uit. Uitmuntend geteekend is het karakter van den ouden Markies, als ver tegenwoordiger van dien trotschen Franschen adel, die ook na de revolutie niets geteerd en niets vergeten had. Enkele malen komt hij wel eens wat overdreven dom voor, maar onnatuurlijk is zoo iels toch niet in personen, die gewoon zijn zichzelven zoo hoog boven anderen verheven te achten, dat zij niet eens de moeite meer doen om na te denken. De heer Spoor vervulde die soms grappige rol met veel studie en talent. Onze gevierde tragédienne, Mw. Kleine, trad op als Baronesse de Vaubert, die met den Markies tegen Bernard samenspanten wist van dat karakter het meest mogelijk partij te trekken. Mej. Van Biene speelde allerliefst als Hélène, goed gesecondeerd door den heer Tourniaire als Bernard. Bijzon dere vermelding verdient ook nog de heer Morin als dej slimme advokaat Destournelles, die, uit haal tegen de Barones, Bernard tot raadsman ver strekt en hem aanhitst als hij wil toegeven. Het ensemble slaagde in alle opzichten uitstekenden bij herhaling wer den de vertooners door het opgetogen publiek teruggeroepen. Wij hopen dit gezelschap spoedig ook eens op een gewonen avond terug te zien. ONDERTROUWD: C. van Swieten, jm. 25 j. en D. C. M. de Hondt, jd. 26 j. B. Hanselaar, jm. 25 j. en D. Raar, jd. 23 j. L. C. Ju, wedr. 27 j. en P. van Es, jd. 23 j. D. Smit, wedr. 35 j. en H. Chaudron, jd. 25 j. J. Minke, jm. 30 j. en G. Iiogervoorst, jd. 26 j. P. J. Wetselaar, jm. 22 j. en F. Lacourt, jd. 19 j. H. J. Blom.jm. 23 j. en C. Francken, jd. 25 j. J. Ouwejan, jm. 24 j. en M. Tukker, jd. 21 j. J. de Kier, jm. 27 j. en W. Modderkolk, jd. 34 j. (Jehouden Verkooping van onroerende goederen in het Heeren-Logement aan den Burg, Zaturdag 14 Februarij. Notaris Mr. J. A. F. Coebergh. Een Woonhuis met open Erf, ingerigt tol Marokijnleder-Fabriek, gelegen aan de Oude Hoefstraat, n°. 2. Sectie E, n". 1226. Kooper J. H. Sala. t ƒ4000. ADVERTENTIES. Voor de vele blijken van belangstelling, bij de geboorte van onze dochter ondervonden, betuigen wij onzen hartelijken dank. C. GOEKOOP. Leiden, 16 Februari 1880. N. J. GOEKOOP, Stokhuyzen. Voor de vele bewijzen van belangstelling, ondervonden bij de geboorte van onzen Zoon, betuigen wjj onzen hartelijken dank. N. G. SPAARGAREN. T. S. SPAARGAREN, van Pijpen. De Ondergeteekende betuigt zijnen harleljjken dank voor de menigvul dige bewijzen van deelneming, van vrienden en bekenden bij het treurig verlies zijner Echtgenoote MARIA W1LHELM1NA INGENEEGER ontvangen0 Leiden, 16 Februari 1S80. J. J. DUCHATEL. Voor de talrijke bewijzen van deelneming bij het overlijden van ons geliefd jongste kind REGINA SUZANNA betuigen wij onzen hartelijken dank. J. II. LEEMBROEK, Leiden, 16 Fehr. 1880. S. T. LEEMBROEK. Becking. JOH. VVAGEMM§„Kwaadspreken". De Inteekenlijst circuleert. De Schoolcommissie uit het Bestuur van het Genootschap Mathesis Scien tiarum Genitrix maakt aan belanghebbenden bekenddat de inschrijving van nieuwe leerlingen voor den aanstaanden Zomercursus 1880 zal plaats hebben op Dinsdag 34t en Donderdag 36 Februari e. k., telkens des avonds van zeven tot negen urenin het gebouw der lloogere Burgerschool op de Pieterskerkgracht. De vereischlen lot toelating voor de laagste klasse zijn: kennis van de hoofdregelen, met geheele en gebroken getallen, een kort overzicht van de vaderlandsche geschiedenis tot 1789 en eenige bekendheid met de aardrijks kunde van Nederland en zijne Koloniën; bovendien moeten de leerlingen een klein opstel zonder grove taalfouten kunnen schrijven. Namens de Schoolcommissie voornoemd: Leiden, den 14',MI Februari 1880. II. J. GIEZEN, lc Secretaris.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1880 | | pagina 3