gedurende de maanden April, Mei, Juni en Juli: op Woensdag's voormiddags van 5 tot 12 uren Vrijdag, 's voormiddags 8 12 *s namiddags 2 5 Art. 122. De overtredingen tegen de voorgaande voorschriften op de botermarkt ■worden door den ijker of den waagmeester bij proces-verbaal geconstateerd en dit met het aangehouden vaatwerk, opgezonden aan den bevoegden ambtenaar van het Openbaar Ministerie. Het is den eigenaar evenwel vrijgelaten, om vooraf het afgekeurde vat te ledigen en alzoo in het bezit zijner boter te blijven. Art. 123. Overtredingen van artt. 100, 116 en 118 zullen worden gestraft met eene boete van drie guldentelkens voor ieder vatzonder dat evenwel de geza menlijke boete het bedrag van vijf en twintig gulden zal mogen te boven gaan- Bij veroordeeling zullen de aangehouden vaten worden verbeurd verklaard. Beestenmarkt. Art. 124. De dieren, ten verkoop op de beestenmarkt gebracht, moeten volgens de aanwijzing des marktmeesters, geregeld nevens elkander, aan de daartoe be stemde touwen en palen gebonden worden. Schapen en lammeren echter worden in hokken geplaatst. De ter markt staande stieren moeten geknieband zijn. De dieren mogenzonder vergunning van den marktmeesterniet verplaatst wordeh. Art. 125. Dieren, die niet in gezonden toestand verkeeren of van ziekte ver dacht zijn, moeten door hem die ze markt of vent, op de eerste aanmaning van den marktmeestervan de markt verwijderd worden. Art, 126. Het is verboden, gedurende de markt stroo uit de schapenhokken of fmest van de markt weg te voeren. Gedurende hoogstens een half uur, te rekenen van het oogenblik van de sluiting der markt, wordt het aan de rechthebbenden toegestaan stroo uit de schapenhokken of mest van de markt weg te voeren. Art. 127. Overtreding van eenige bepaling der drie voorgaande artikelen wordt gestraft met eene boete van drie tot tien gulden. Van de kermis of jaarmarkt. Art. 128. De kermis of jaarmarktzoo zij gehouden wordtvangt aan op Maan dag der laatste volle week van de maand Juli en eindigt den daarop volgenden Zaterdag. Art. 129. De gemeente-architect beoordeelt de samenstelling der tenten, loodsen, kramen of uitstallingen, en geeft, wanneer die voldoende wordt bevonden, daarvan een bewijs af. Art. 130. Bij het plaatsen van tentenloodsenkramen of stallingenmoeten de door den marktmeester gedane aanwijzingen en gegeven voorschriften worden op gevolgd. Geen der gemelde inrichtingen mag voor het publiek worden opengesteld, tenzij verkregen zij het bewijs, bedoeld in art. 129. Dit bewijs moet telkens op de vor dering van de beambten der politie aan hen ter inzage worden aangeboden. Art. 131. De kramers zijn verplicht te zorgen, dat te middernacht de kramen gesloten en vuur en licht daar binnen zijn uitgedoofd. Op daartoe gedane aanvrage kan door Burgemeester en Wethouders hiervoor een later uur van sluiting aange wezen worden. Wanneer na dit uur door de politie in een kraam vuur of licht wordt bespeurd zal zij de wegneming daarvan gelasten en des noods zelve bewerkstelligen. Op ge lijke wijze zal zij handelen ten aanzien van vuur of lichtaanwezig in kramen, reeds vóór bedoeld uur gesloten en door het daartoe behoorend personeel blijkbaar verlaten. Ten einde toe te zien op en te zorgen voor de nakoming van de voorschriften van dit artikelwordt aan de beambten van politie de bevoegdheid toegekend om met inachtneming der bepalingen van art. 3 der Wet van 31 Augustus 1853 Staats blad n°. 83), de kramen ten allen tijde binnen te treden. Art. 182. Overtreding van eenig voorschrift van art. 130 en 131, al. 1, wordt gestraft met boete van vijf tot vijf en twintig gulden. TWEEDE AFDEELING. Slachten en verkoop van vleesch. Art. 133. In ieder slachthuis, waar het bloed niet verzameld wordt, moet dit onder de straat in een ruim riool vloeien, tot den aanleg waarvan vergunning van den Gemeenteraad moet zijn verkregen. Art. 134. De slachtpaats moet zoo gesloten zijndat het slachten van de straat niet kan gezien worden. Art. 135. Vleesch mag niet op de straat worden uitgestald. Art. 136. Overtreding van eenige bepaling van de drie voorgaande artikelen wordt gestraft met eene boete van drie tot vijf gulden. Slijters, tappers, kroeghouders enz. Art. 137. Zij die verlangen een koffiehuis, tapperij, slijterij of winkel op te richten, toegankelijk voor het publiek tot het bekomen en aldaar verbruiken van wijn, bier of gedistilleerd, zijn verplicht, van hun voornemen schriftelijk kennis te geven ter gemeente-secretarie en aan het bureau van politie. Hetzelfde voorschrift geldt, wanneer zij hunne nering in eene andere woning willen overbrengen of met die nering willen eindigen. Van de kennisgeving wordt hun een bewijs afgegeven. Art. 138. Het is den houders van de in het vorig artikel genoemde inrichtingen verboden, zonder vergunning van den Burgemeester: 1°. in die inrichtingen muziek te maken of te laten maken of toe te laten dat muzikanten aldaar hun bedrijf uitoefenen 2°. die inrichtingen voor het publiek langer open te houden dan gedurende de maanden April, Mei, Juni, Jnli, Augustus en September, van des morgens zes tot des avonds elf urenen gedurende de overige maanden des jaarsvan des mor gens zeven tot des avonds elf uren. Art. 139. Bij overtreding van eenige bepaling van de twee voorgaande artikelen, worden de houders der daarbij bedoelde inrichtingen gestraft met eene boete van vijf tot vijftien gulden en met gevangenisstraf van één tot drie dagen, te zamen of afzonderlijk. Art. 140. De bezoekers, die zich bevinden in de bij art. 137 bedoelde inrich tingen, op andere tijden, dan die waarop zij, volgens de bepaling van art. 138 of overeenkomstig de vergunning van den Burgemeester, voor het publiek mogen ge opend zijnworden gestraft met eene boete van één tot drie gulden. Art. 141. Als bezoekers worden niet beschouwd de leden des huisgezins, noch de buiten's huis wonende bloed- of aanverwanten in de rechte linie, van den houder van het huis, noch, in de huizen vermeld bij art. 144, zij die aldaar nachtverblijf houden en op het vreemdelingen-register vermeld zijnnoch ook zijwier tegen woordigheid wegens dringende omstandigheden vereischt wordt. Art. 142. Het is den houders der in art. 137 genoemde inrichtingen, op straffe van eene boete van vijf tot vijftien gulden en gevangenisstraf van één tot drie dagen te zamen of afzonderlijk, verboden wijn, bier of gedistilleerd te verstrekken aan een kind beneden den leeftijd van zestien jaar, niet vergezeld van hem onder wiens macht het staat, aan iemand die in kennelijken staat van dronkenschap verkeert of die in een liefdadig gesticht verpleegd wordt, en bij gelegenheid van brand, aan hen die zich binnen den afgezetten kring bevinden, tenzij de Burgemeester, voor zooveel laatstbedoelde personen betreft, daartoe vergunning mocht hebben verleend. Art. 143. Aan de beambten van politie wordt de bevoegdheid toegekend, om, ten einde toe te zien op de nakoming van de bepalingen van de artt. 138, 140 en 142, de inrichtingen bedoeld in art. 137, met inachtneming van de voorschriften van art. 3 der Wet van 31 Augustus 1853 Staatsblad n°. 83), ten allen tijde bin nen te treden. Logementhouders, herbergiers, slaapsteêhouders enz. Art. 144. Zij, die een logement, herberg, slaapstee of ander huis, waar tegen betaling nachtverblijf verschaft wordt, verlangen in te richten, zijp verplicht, daar van schriftelijk kennis te geven ter gemeentesecretarie en aan het bureau van politie. Hun wordt daarvan een bewijs afgegeven. Art. 145. Behoudens de verplichting hun opgelegd b\J art. 475, 2*. Wetboek van Strafrecht, zijn de houders van de in het voorgaand artikel bedoelde inrich tingen verplicht, des avonds uiterlijk te elj uren, op het bureau van politie'eene door hen onderteekende en volgens een ter gemeente-secretarie verkrijgbaar model ingerichte lijst over te leggen van alle personendie zich ten hunnen huize bevin denom daar gedurende dien naeht te verblijven; bovendien zijn zij verplicht om den daaraanvolgenden morgenuiterlijk te tien ureneene aanvullingslijst over te leggen van zoodanige personendie na de inlevering van de eerste lijst zich nog tot het bekomen van nachtverblijf hebben aangemeld. Art. 146. Overtreding vau eenige bepaling van de beide voorgaande artikelen wordt gestraft met eene boete van drie tot vijf gulden. Ten einde toe te zien op de nakoming van de bepaling van het laatstvoorgaand artikelwordt aan de beambten van politie de bevoegdheid toegekend om de inrich tingen in dat artikel bedoeldmet inachtneming van de bepalingen van art. 3 der Wet van 31 Augustus 1853 Staatsblad n°. 83), ten allen tijde binnen te treden. Art. 147. De houders van de inrichtingen, bedoeld bij art. 144, zijn, op straffe van eene boete van één tot vijf gulden, verplicht het register, voorgeschreven bjj art. 475, 2", Wetboek van Strafrecht, alvorens daarvan gebruik te maken, en daarna op den eersten of tweeden dag van elke maandte vertoonen aan den Com. missaris van politiedie het bij de eerste vertooning waarmerkt en vervolgens maan. delijks voor gezien teekent. Verkoop van buskruit enz. Art. 148. Verkoopers van buskruit, schietkatoen of vuurwerk mogen in hunne winkels of werkplaatsen niet meer dan één kilogram schietkatoen en vijf kilogram buskruit of vuurwerk voorhanden hebben, en niet anders dan in gesloten metalen bussen, met hairen kleeden omwonden. Het buskruit, dat zij overigens in hun huis of pakhuis hebben, mag de hoeveelheid van vijftien kilogram niet te boven gaan en moet op gelijke wijze bewaard worden. Tusschen zons-ondergang en -opgang mogen geen buskruit, vuurwerk, schietka. toen of andere licht ontploffende stoffen worden verkocht. Art. 149. Overtreding van eenige bepaling van het voorgaand artikel wordt gj. straft met eene boete van tien tot vijf en twintig gulden en gevangenisstraf van tb, tot drie dagente zamen of afzonderlijk. De rechter kan de verbeurdverklaring van het buskruit, de vuurwerken en het schietkatoenten aanzien waarvan de overtreding gepleegd is, uitspreken. Art. 150. Het is, op boete van vijf tot tien gulden, verboden buskruit, schist katoenvuurwerk of andere licht ontploffende stoffen te verkoopen aan personen ts. neden den leeftijd van zestien jaar. Art. 151. Aan de beambten van politie wordt de bevoegdheid toegekend om, ten einde toe te zien op de nakoming van art. 148, met inachtneming der bepalinge; van art. 3 der Wet van 31 Augustus 1853 Staatsblad n°. 83), de huizen, pakhui- zen, winkels en werkplaatsen van verkoopers van buskruit, vuurwerken of schietka toen ten alle tijde binnen te treden. ACHTSTE HOOFDSTUK. GEZONDHEIDSPOLITIE. EERSTE AFDEELING. Houden van varkens en daarstellen van meststalen. Art. 152. Het is verboden een of meer varkens te houden, zonder schriftelijke ver. gunning van Burgemeester en Wethouders, te verleenen tot wederopzegging toe, en niet dan na verhoor of behoorlijke oproeping van de geburen. Art. 153. In de hokken, waarin de varkens worden gehouden, moet de vloer gemetseld zijn van minstens drie lagen waterdicht metselwerk, in hellende richting, derwijze dat het vocht in eene behoorlijke loozing kan afloopen. Tegen een ge- meenen muur mag geen zoodanig hok worden geplaatst, dan op een afstand van tien centimeter en niet dan na daarstelling van ean scheidsmuur ter hoogte van een meter en ter dikte van een vollen steen. De mest moet dagelijks uit de hokken worden weggeruimd. Art. 154. Niemand mag een mestput maken aan of in de openbare straathetzij op gemeentegrond of op bijzonder eigendom. De wanden en vloeren van nieuwe mestputten moeten van waterdicht metselwerk gemaakt worden. Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd, te vergunnen dat buiten de bebouwde kom der gemeente van deze bepeling worde afgeweken. Waar het maken van een mestput geoorloofd ismoet van het voornemen daartoe schriftelijk aan Burgemeester en Wethouders kennis worden gegeven. Art. 155. Overtreding van eenige bepaling dezer afdeeling wordt gestraft met eene boete van tien tot vijf en twintig gulden en gevangenisstraf van één tot drit dagente zamen of afzonderlijk. Art. 156. Aan de beambten van politie en de rooimeesters, aan wie eveneen! is opgedragen overtredingen van de bepalingen dezer afdeeling te constateeren, wordt de bevoegdheid toegekend ommet inachtneming der voorschriften van art. 3 der Wet van 31 Augustus 1853 Staatsblad n°. 83); ten einde toe te zien op de nakoming van hetgeen in deze afdeeling is bepaald, de woningen, erven en stallen der ingezetenen tusschen zons- op- en ondergang binnen te treden. TWEEDE AFDEELING. Toezicht op de woningen. Art. 157. Zoodra de bewoning van een perceel of een gedeelte daarvan ver moed wordt voor de gezondheid nadeelig te zijnwordt van wege Burgemeester en Wethouders dienaangaande een onderzoek ingesteld. Dat onderzoek geschiedt door rooimeesters en drie stads-geneesheerendaartoe door Burgemeester en Wethouders aangewezen. Art. 158. Indien de bewoning van een perceel of een gedeelte daarvan, wegen» slechte inrichting of gebrek aan onderhoudvoor de gezondheid nadeelig wordl geachtmaken de rooimeesters van hunne bevinding op den ambtseed proces verbaal op. Art. 159. Het procesverbaal zal inhouden een met redenen omkleed verslag der bevinding, benevens het oordeel der geneesheerenvoorts de vermelding van da vereischte verbeteringen en van den tijd daarvoor benoodigd; of wel van hel gevoelen dat het perceel of het gedeelte daarvanbinnen een te bepalen tijdbe hoort te worden ontruimd of gesloopt. Art. 160. Het procesverbaal, zoodra mogelijk aan Bnrgemeester en Wethouderi in te zendenwordt binnen drie dagen daarnanamens henbij deurwaarders- exploit aan den eigenaarvruchtgebruiker of administrateur van het bewuste gebouw beteekend. Indien deze niet bekend zijn, wordt het afschrift van het procesverbaal geplaatst in het stedelijk dagblad, bostemd tot opname der officieele stukken uit gaande van het Gemeentebestuur, en aangeplakt aan het Raadhuis. Art. 161. Gedurende veertien dagen na de in het voorgaand artikel bedoelde beteekening of plaatsing in het dagblad en aanplakking, zal de belanghebbende schriftelijk zijne bezwaren kunnen inleveren ter secretarie der gemeente en zijn verlangen te kennen geven dat de zaak, op zijne kosten, andermaal worde on derzocht. Art. 162. Tot het instellen van een nader onderzoek wordt een bouwkundig» benoemd door Burgemeester en Wethouders en een tweede door den belanghebbende, indien hij zulks verkiestterwijl drie stads-geneesheerendie bij het eerste onder zoek niet zijn tegenwoordig geweesttot deelneming aan het nader onderzoek door Burgemeester en Wethouders zullen worden aangewezen. Bij ontstentenis van een of meer stads-geneesheerenvoorzien Burgemeester ei Wethouders in hunne vervanging. De alzoo samengestelde commissie zendtbinnen drie dagen na afloop van haar onderzoekhet verslag harer bevinding in aan Burgemeester en Wethouders. Art. 163. Indien geen nader onderzoek is verlangd of indien het nader verslag het vroeger opgemaakt procesverbaal bevestigtwordt namens Burgemeester en Wet houders aan den eigenaarvruchtgebruiker of administrateur bjj deurwaarders-exploi'

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1879 | | pagina 8