BIJVOEGSEL, behoorende tot de Leidsehe Courant
van Maandag d4 July d&79, iP. d63.
De minister van oorlog heeft eene nieuwe regeling van de corvee
diensten vastgesteld: Bij de corveedienst staat het beginsel op den voor
grond, dat het verrigten van de werkzaamheden, die in de huishouding
van den soldaat voorkomen, eene verpligting is, welke rust op allen, die
van deze huishouding deel uitmaken. Dit belet echter niet, dat men reke
ning kan houden met de omstandigheid, dat sommige huishoudelijke bezig
heden door militairen, behoorende tot den dienstbaren stand, zonder tegen
zin en beter worden verrigt dan door jongelieden uit een maatschappelijken
kring, waarin men niet gewoon is dergelijke diensten zelf te doen.
Stelt men de laatsten buiten de gelegenheid, die corveën door anderen
te laten waarnemen of zoogenaamd bestedendan zou dit hen kunnen weer
houden om vrijwillig in dienst te treden, of den wettelijken dienstpligt
persoonlijk te vervullen. Met het oog hierop zullen voortaanzoo moge
lijk, geene manschappen voor de hier bedoelde corveediensten worden aan
gewezen dan zij, die zich daartoe bereid hebben verklaard.
Zijn er, ook bij het uitkeeren eener geldelijke vergoeding, geen man
schappen tot het doen van corveën geneigd, dan kan worden beproefd
voor de onreine corveën burger-personen aan te nemen, op kosten van hen,
die tot het verrigten daarvan verpligt zouden zijn, doch er verschoond van
wenschen te blijven. Mogt bij eenig onderdeel geen dezer middelen tot
het beoogde doel leiden, dan is het duidelijk, dat de verpligting van allen,
om aan de corveën beurtelings deel te nemen, gehandhaafd blijft.
Door de rijkscommissie voor de examens ter verkrijging van een diploma
als stuurman aan boord van koopvaardijschepen, is te Leeuwarden zitting
gehouden. Zij heeft verleend het diploma van 2d'° stuurman op de groote
vaart aan J. Bruins en H. Parson, beiden van Amsterdam, en van 3de»
stuurman op de groote vaart aan H. J. Poster van Groningen en L. van
Dijk Blok van Amsterdam.
De examens aan de theol. school te Kampen hebben Dingsdag jl. een
aanvang genomen. Aan het litterarisch examen, in twee partijen verdeeld,
hebben 19 studenten deelgenomen, van welke 2 zich terugtrokken. Ge
slaagd zijn de hh. L. Bouma, J. Breukelaar, W. G. F. van Dalen, 0. Don-
ner, G. Elzinga, 0. J. Geerling, L. G. Goris, W. Kapteyn, II. de Koning,
M. Schuurman en D. Tibben.
Het stoomschip Voorwaarts is op 11 Julij van Suez vertrokken.
Uit Maassluis wordt gemeld dat de Engelsche schoener Louise, kapt.
Clemens, met steenkolen van Methei naar Rotterdam, op de West gestrand
en geheel weg is. Drie man der equipage zijn gered door een sleepboot,
twee man en de loods door de reddingboot van Maassluis, terwijl een man
is verdronken.
Te Rotterdam is gisteren de internationale hondentenloonstelling ge
opend. Er zijn 413 exemplaren uit alle oorden van het land en ook uit
het buitenland ingezonden. Een exemplaar uit Hoogeveenhetwelk gisteren
mede naar de tentoonstelling vervoerd werd, is aan het station te Zwolle
uit zijn hok ontsnapt en verdwenen.
Uit Rotterdam meldt men aan het Hbl.: Aanstaanden Maandag zal
de boedel van den voortvlugligen L. Pincoffs op last der curatoren worden
verkocht; drie dagen zijn daarvoor ter bezigtiging gesteld en de belang
stellenden, liever nieuwsgierigen, zijn zóó groot in getale, dat bereids den
eersten dag nabij drieduizend toegangbillelten zijn afgegeven. Dat het in
de beide volgende dagen even druk zal zijn als op heden ligt voor de hand.
De woning aan het Willemsplein alhier getuigt van een weelderigheid, die
de aandacht van eiken bezoeker zeker niet zal ontgaan en stof tot naden
ken geeft.
Een paard van de te Haarlem in garnizoen liggende cavalerie, hetwelk
den 15'"» April publiek verkocht was en daarna door een stalhouder ge
bruikt werd, is gisteren nacht uit eene weide buiten de stad ontsnapt en
naar zijne gewone standplaats in den cavalerie-stal teruggekeerd.
Op den Oosterspoorweg is heden tegen den middag, tusschen Baarn en
Hilversum, een locomotief ontspoord. Eenige wagens zijn beschadigd. Be
houdens enkele ligte verwondingen kwamen de passagiers met den schrik
vrij. De machinist geraakte echter onder de locomotief: zijn been werd
verbrijzeld.
Nadat het gercgtshof te Leeuwarden uitspraak had gedaan in zake
Lamkje van den Ende is zij op last van den procureur-generaal in vrijheid
gesteld, omdat de in eerste instantie opgelegde straf reeds verstreken was.
Uit Groningen meldt men dat, met den aanvang van den volgenden
akademischen cursus, waarschijnlijk aan de universiteit aldaar eene dame
als student zal komenom zich voor de wiskundige vakken te bekwamen.
Eene andere jonge dame bereidt zich voor om aan eene onzer universiteiten
het doctoraat in de letteren te verwerven.
'sGRAVENHAGE, 12 Julij.
Door Z. M. is aan de hh. R. Muntz, consul-generaal, en II. Silberstein,
vice-consul der Nederlanden te Odessaverlof verleend tot het aannemen
van liet ridderkruis, respectivelijk van de 3e en 4' kl.der orde van Danilo,
hun door den vorst van Montenegro geschonken.
Door den minister van financiën zijn benoemd tot commies ter directie
der registratie en domeinen te 'sGravenhage 11. C. Cottwenberg, surnumerair
der registratie aldaar; te Leeuwarden T. M. G. L. A. Graafland, surnumerair
der registratie te Maastricht; te Amsterdam H. J. Raedt, surnumerair der
registratie aldaar; te Maastricht J. J. Haesebroeck, surnumerair der regis
tratie aldaar.
Aan den heer W. J. van Goor is, op zijn verzoek, eervol ontslag
verleend als leeraar aan de rijks- hoogere burgerschool te Winterswijk, en
in zijne plaats is benoemd de heer C. E. Péan, waarnemend leeraar aan
die school; tot tijdelijk leeraar aan de rijks- hoogere burgerschool te Hel
mond is benoemd de heer J. van de Linde.
I
Door Z. M. zjjn nog bevorderd: tot kapitein ter zee, de kapitein-luitt.
ter zee, W. J. Scholten van Aschat en J. A. Baart de la Faille; tot kapi-
tein-luit. ter zee, de luitt. ter zee le kl. H. J. van Broekhuyzen en W. van
Oorschot; en tot luit. ter zee le kl., de luitt, ter zee 2e kl. W. van Hasselt
en jhr. J. C. L. von Schmidt auf Altenstadt.
Door den minister van koloniën is A. J. A. Chattelin gesteld ter be
schikking van den gouverneur-generaal van Nederl. Indië, om te worden
geplaatst als meesterknecht smid-vuurwerker hjj den artillerie-constructie-
l winkel te Soerabaija.
Bij de behandeling der gisteren reeds vermelde zaak, den diefstal ge
pleegd ten huize van den heer ten K., door het geregtshof alhier, bekwam,
na het hooren der getuigen en nadat de beschuldigden een langdurig ver
hoor hadden ondergaan, het openb. min., waargenomen door den advocaat-
generaal mr. van der Hoeven, het woord. Hij ving aan met te wjjzen op
de sluwheid, waarmede de diefstallen gepleegd waren ën met het brengen
van lof aan de policie, die, onder de leiding van den commissaris WulfTers,
met tact, toewijding en behoedzaamheid heeft gehandeld, waarvoor het suc
ces, dat zij in hare pogingen om tot de ontdekking te komen gehad heeft,
wel als eene belooning kan worden aangemerkt. Vervolgens wees Z. E. G. A.
op het moeijelijke in deze om tot eene ontdekking te geraken, daar men
hier te doen had met eene vrouw, die zich bij de familie ten K. had weten
bemind te maken en dan ook het volle vertrouwen genoot, zoo zelfs, dat
van den eersten diefstal geen aangifte gedaan werd, daar men haar noch
iemand anders durfde verdenken. Dat vertrouwen werd door de eerste
besch. P. D. schandelijk bedrogen en zonneklaar was gebleken aan welke
vrouw vertrouwen geschonken was. Het proces nagaande en enkele punten
besprekende, stond Z. E.G. A. stil bij de hoofdvraag in deze: hoe is de eer
ste besch. tot het plegen van de misdaad gekomen? De gedachte daartoe
was niet plotseling opgekomen, maar langzamerhand kwam zij van kwaad
tot erger. Zij begon met het wegschenken van het overschot van spijs,
het euvel, waaraan zoo menige dienstbode mank gaat, en eindigde met het
openen van de brandkast van haren meester. Deze zaak moest als eene les
door velen worden in aanmerking genomen. Zij die van het plegen van
den diefstal hadden partij getrokken, waren z. i. even schuldig als de
hoofdschuldige. Bij den vreesselijken moord, die voor twee dagen werd be
handeld, kon spreker nog op lichtpunten wijzen, in deze kon hij geen
enkel lichtpunt ontdekken, zelfs niet voor de drie overige beschuldigden.
Niet uit armoede had men zich aan het geld van een ander vergrepen
maar om feest te vieren, om het geld als het ware weg te werpen. Hier
kon niet aan de verleiding van een oogenblik worden gedacht, waar men
op zijn gemak naar een geschikten sleutel zocht om zich den toegang tot
het geld te verschaffen. Wat de helers betreft, brutaler geval was in den
laatsten tijd niet voorgekomen. Wetende dat er een onderzoek is ingesteld,
gaat men door met het gestolen geld te gebruiken en te verbergen en
wordt zelfs een kind gebruikt om het geld aan de nasporingen van de poli
cie te onttrekken. De tranen, nu door enkele beschuldigden gestort, noemde
hij valsche tranen. Zelfs in het slot van het drama verdienen de handelin
gen van de eerste besch., verraderes harer lotgenooten, niets dan minach
ting. Z. E. G. A. achtte het bewijs van schuld voor alle beschuldigden ten
slotte voldoende bewezen en geloofde dat er in geenen deele verzachtende
omstandigheden aanwezig waren. Zijn requisitoir strekte tot veroordeeling
van de beschuldigden tot tuchthuisstraf, van 10 jaren voor de eerste P. D.,
van 6 jaren voor de tweede M. v. L. en van 8 jaren voor W. A. B. en
diens huisvrouw J. v. L.
Jhr. mr. Diert, die als verdediger voor de beschuldigden optrad, besprak
eiken diefstal afzonderlijk. Hij stelde wat den eersten, dien van Aug. 1878
betreft, de vraag of het wettig bewijs wel was geleverd dat de tweede
besch. M. v. L. zich zou hebben vergrepen. Zij wordt beschuldigd geld en
gouden voorwerpen te hebben ontvangen en bewaard met de wetenschap
dat zij van den diefstal afkomstig waren, maar met het oog op art. 62 van
liet strafwetboek moest hij de vraag in ontkennenden zin beantwoorden,
daar het geld en die voorwerpen niet van het gestolene zelf, maar van de
opbrengst waren verkregen en dat het niet was in ontvang genomen om
het aan de nasporingen der policie te onttrekken. Wat de derde en vierde
besch. betreft, trachtte pleiter aan te toonen dat zij bij de ontvangst van
het bankbillet niet hebben geweten dat het door diefstal was verkregen.
Dit zou ook het geval zijn geweest wat het geld van den tweeden diefstal
aangaat. De heler was, volgens pleiter, niet strafbaar, wanneer bij op het
oogenblik van de ontvangst niet wist dat het ontvangene van diefstal
afkomstig was. Eene latere wetenschap daarvan deed nhar zijne meening
niets af. De verdediger gaf toe dat bewezen was dat de eerste diefstal was
gepleegd door P. D., de tweede door P. D. met M. v. L., maar ontkende
het bewijs van de heling wat de beide diefstallen aangaat. Hij wees ten
slotte op eenige lichtpunten, die naar zijn oordeel wel aanwezig waren, als
voor de eerste op de hulp, die vrouw B. bij haar had ingeroepen en voor
de tweede den invloed, die op haar is uitgeoefend en dat zij haar mede-besch.
zou hebben afgeraden zich ter wille van een ander in het verderf le stor
ten. Deze beide besch. beval pleiter in de clementie van den hove aan.
Na re- en dupliek werd de uitspraak op aanstaanden Maandag bepaald.
Aan den heer F. Domela Nieuwenhuis, pred. bij de Ev. Luth. gemeente
alhier, is, op zijn verzoek, door den kerkeraad eervol ontslag verleend.
Er zijn te Scheveningen een vijftigtal brieven uit Engeland aange
komen van de daar te huis behoorende haringvisschers, allen zeer slecht
weder berigtendc, zoodat zij met levensgevaar een Engelsche haven zijn
binnengekomen. Blijken verder de geruchten waarheid, en daarvoor is alle
grond, dan zijn een logger en een bomschuit van Scheveningen bij die ge
legenheid verongelukt.