laten, maar omtrent de wijze van benoeming was liy niet onvoorbereid.
Hij vroeg of het wel strookte met den geest van art. 54 der gemeentewet
dat die benoeming uitging van burg. en weth. en niet van den raad,
en of in die commissie, die deel zal nemen aan takken van bestuur, zitting
mogen hebben personen buiten den raad. l)e voorzitter was van meening
dat de benoeming niet in strjjd was met een der alinea's van art. 54 en
dat hij Jniet twijfelde aan de bevoegdheid van burg. en weth., als zjjnde
de commissie eene commissie van inlichting.
liet was eergisteren avond tamelijk koud en voorzeker daaraan toe te
schrijven dat de Leidsche afdeeling der Hollandsche maatschappij van fraaije
kunsten en wetenschappen op geen grooter getal bezoekers mogt bogen bij
eene lezing, welke op veler belangstelling aanspraak had. Hel was immers
de heer Henri Valès, van Amsterdam, wiens welsprekendheid even groot is
als zijne kennis der Franschc litteratuur uitgebreid mag heeten. die voor
een honderdtal hoorderessen en hoorders optrad om over de Lyrische poëzjj
in Frankrijk, gedurende de laatst verloopen vijftig jarenmeer bijzonder
over Lamartine en Victor Hugo, te spreken, liet zou meer ruimte vorderen
dan waarover wij kunnen beschikken, indien wij den talenlvollen spreker
wilden volgen bij de ontleding van beider karakter en beider Muze. De
slotsom waS deze: Lamartine is groot, Victor Hugo ook als mensch
grooter, en om deze te verkrijgen werd de rekening van eerstgenoemde van
geen enkelen debet-post ontheven, de laatste daarentegen voor iedere goede
hoedanigheid eerlijk en trouw gecrediteerd. Zoo werd o. a. Lamartine's
politieke eerzucht sterk op den voorgrond gesteld; terwijl die van Victor
Hugo als een fpeccadille" weid beschouwd. Hoe dit zjj, men behoeft het
met een spreker niet geheel in opvatting eens te zijn om zjjne gaven van
geest en hart te waarderen, en zoo heeft de heer Valès dan ook een gelijk
regt op onze hoogachting en dankbaarheid, waar hij ons op nieuw sprak
van twee sterren aan den hemel der Fransche letterkunde.
De heer R. Fuik, boekhandelaar aan den Nieuwen Rijn, is mede aan
gesteld tol rijks-depóthouder voor den verkoop van postzegels, briefkaarten enz.
In het jaar 1878 zijn, volgens bij het dep. van binnenlandsche zaken
ingekomen ambtsberigten, vier gevallen van dolheid bij honden waargeno
men, namelijk: in Junij, te Woensdrecht; in Julij, te Steenbergen; in Au
gustus, te Maasniel; in September, te Roermond.
Te Amsterdam en te Rotterdam zal Zaturdag aanst. de koopmansbeurs
gesloten zijn.
Naar men verneemt zal dit jaar het groote zendingsfeest weder te
YVolfheeze, in Gelderland, gehouden worden.
De zeeofficierendie tegenwoordig zullen zijn bjj de pleglige teraarde
bestelling van het stoffelijk overschot van Z. K. II. prins Hendrik der Ne
derlandenadmiraal van de vloot, moeten zich daartoe op Zaturdag den
25"'0 dezer, des voormiddagsvoor 11 uur, bevinden in de Nteuwe Kerk te
Delft, waar hun de door hen in te nemen plaatsen zullen worden aangewezen.
De weigering, meldt het IV. v. d. D., aan de zeeofficieren ten deel
gevallen, om een krans op het graf van prins Hendrik te mogen leggen,
maakt een treurigen indruk, blijkens een schrijven uit Willemsoordwaaruit
een regtmatige verwondering en teleurstelling spreekt. Verschillende zee
officieren hadden den wensch te kennen gegeven, om op gepaste wjjze,
geheel inofficieelhunne hulde te brengen aan den dierbaren afgestorven
vlootvoogd. Dientengevolge liet de oudste hoofdofficier der marine in de
directie Willemsoord eene inteekenlijst circuleren, die in een oogenblik als
bezaaid was met handteekeningen. Ten gevolge van de groote sympathie,
die er onder de officieren bleek te bestaan, en daar het zich liet aanzien
dat er veel geld ingezameld zou kunnen worden, kwam men op het denk
beeld een krans op het graf van den overledene te leggen, welker waarde
evenredig kon zijn aan den rang van dien vorst. Aan den opperceremonie-
meester werd het plan van de officieren van 's konings vloot kenbaar ge
maakt enwat men nooit had kunnen denken, er kwam een weigerend
antwoord.
Uit een gisteren medegedeeld telegram uit Luxemburg bleek reeds dat
men aldaar bij het overbrengen van het lijk van Z. K. II. prins Hendrik
derwaarts eene treffende uitdrukking heeft gegeven aan het smartgevoel over
hel geleden verlies. Aan bet Ubl. schrijft men daaromtrent het volgende:
De halve stad Is jn het zwart gehuld. Niet alleen is in de stralen, door
welke de vroeger beschreven stoet zal trekken, ieder huis in het zwart ge
dost met naamcijfers en witte bloemen, maar in de hoofdstraat zijn ook
dwars over den weg reusachtige met zwart en wit omzette vanen en ver
sieringen aangebragt. De balkons en andere vooruitspringende gedeelten der
huizen zijn met zwarte kleeden behangen. Deze droevige versieringen maak
ten een diepen indrukbewoog zich niet eene groote menigte langs de stra
ten men zou de stad voor een reusachtige rouwkapel houden. Ook het
groote raadhuis is aan alle zijden van boven tot beneden in rouwkleuren
gehuldop de Groote Markt verrijst een kolossale katafalk met de kroon
van den stadhouder des groothertogseen waar kunststuk, dat in een uur
tjjds is verrezen. Aan de hoeken der stralen ziet men groote masten met
in het zwart gehulde vlaggen. De stemming der bevolking is geheel over
eenkomstig den toestand. Stil en ernstig beweegt de menigte zich op den
weg naar Walferdage, en de grenspalen der stad, om den stoel te bege
leiden; men hoort niet anders spreken dan van prins Hendrik den Goede.
Hoe verder men door de stad wandeltboe dieper de indruk wordt van de
algemeene deelneming. Voor verscheidene groote huizen leest men op zwart
laken of fluweel het opschrift: «Honneur au prince Henri"; aan een ziet
men tien kransen van mirten en witte rozen om de bceldtenis van den
prins. De lantarens zijn allen met zwart omgeven de winkels zijn gesle
ten of van boven tol beneden in rouw.
Daar komt langs den weg uit Walferdangc de lijkwagen met zes paarden
bespannen cn gedekt door het zwarte, met zilver omzette, kleed. De hof
beambten volgen met het dienstpersoneel, mannen, en vrouwen. Aan de
grenspaal van de stad wordt de wagen opgewacht door wclligt 10000 per
sonen, waarbij lal van deputaties en burgerlijke en militaire autoriteiten
en 30 muziekcorpsen. Ook hier werden weder een menigte bloemen en
kransen geofferd, waarbjj een bijzonder groote. een hulde van Luxembur
gers die te Parijs wonen en van studenten, die daar op kosten van den
prins studeren. Het was een indrukwekkend oogenblik, toen de stoet zich
in beweging zette, volgens het programma, dat vroeger is medegedeeld.
Alles trok in de beste orde voort. Het getal corporaliëndat in het pro
gramma op 70 geschat was, steeg tot 102. Zoo trok de stoet meer dan
een mijl lang, door de straten, te midden van vele duizenden, die allen
met ontbloote hoofden het stoffelijk overschot zagen voorbijtrekken. Achter
honderden schoolkinderen deden dertig muziekcorpsen treurmarschen hooren.
Aan het spoorwegstation werd het lijk in de wachtkamer geplaatst, die in
een rouwkapel was herschapen. De lijkkist werd op een verhevenheid neer
gezet, waar na gezang en zegening, de predikant Neum&rker een woord
van alscheid sprak. Negen liedertafels hieven voor het station treurzangen
aan, terwijl de leden der holhouding huiswaarts keerden. De duizenden
toeschouwers verspreidden zichhet klokkenspel en het kanongebulder ver
stomden. De plegligheid was geëindigd.
In Luxemburg is de volgende proclamatie afgekondigd:
»H. K. H. mevr. de prinses Hendrik der Nederlanden, diep getroffen door
de eenstemmige blijken van belangstelling, die zij van alle zijden in het
groothertogdom ontvangt, draagt m(j op daarvoor haren dank te beluigen. Mevr.
de prinses is in het bijzonder erkentelijk aan allen, die baar kransen heb
ben toegezonden, welke zij op de lijkkist heeft neêrgelegd van wijlen prins
Hendrik. Zij verzoekt allen, die welligt geen dankbetuiging hebben ont
vangen, zooals zij verdiend hadden, dit verzuim niet toe te schrijven aan
een gemis van erkentelijkheid. H. K. II. zal een onuitwischbare herinnering
bewaren aan de weinige maandendie het haar gegeven was te midden
der Luxemburgsche bevolking door te brengen als levensgezellin van een
nooit genoeg te betreuren vorst. In hare smart is het voor haar een zoete
troost te denken, dat in het huldigen van de nagedachtenis van prins Hen
drik het groothertogdom en zjj voor altijd vcreenigd zijn in eenzelfde ge
voel van vrome en eeuwige vereering.
(Gel.) F. de Blochausen."
De Luxemb. Zeitung meldt, dat Z. M. de koning-groothertog, die op
H. K. H. prinses Hendrik de genegenheid heeft overgebragt. die hij voor
zijn vorstelijken broeder koesterde, het kasteel te Walferdange ter beschik
king der prinses heeft gesteld, zoolang haar dit welgevallig mogt zijn.
Op het rjs der Kralingsche plas bjj Rotterdam worden heden toebereid
selen gemaakt voor het opslaan van een mallemolen en eene kermistent.
Uit Amsterdam meldt men nader, dat de dame, die Zondag bjj het
ongeval op het ijs in het Vondelspark in het water is gevallen, niet
overleden is.
Te Amsterdam is heden nacht in een publiek huis, in de Beulingstraat,
een twist ontstaan, waarbjj een bezoeker een pistoolschot op de vrouw
des huizes loste, ten gevolge waarvan zij kort daarop overleed. De dader
is met veel moeite geval.
In den nacht van Zondag op Maandag had in het Hotel Central van
den heer Lieth te Amsterdam een diefstal met inbraak plaats. De dief heeft
in hét sousterrein aan de straatzjjde een ruit stukgeslagen, vervolgens den
ijzeren boom van het raam opgeligt, en zich zoodoende vrjjen toegang tot
het huis verschaft, waar hij zijn weg nam door de koflijkamer, verder drie
deuren opende, waarvan ééne, die naar boven leidde, van eene waarschu
wende schel voorzien was. en zich regtstreeks naar de eetzaal op eene
bovenverdieping begaf. Hij maakte zich van de sleutels meester, die hij,
naar het blijkt, goed wist Ie vinden, opende de zilverladen van het buffet
en nam daaruit 36 groote zilveren lepels en vorken, 1% dozjjn zilveren
theelepeltjes, benevens eenige pleten, en twee kleine zilveren vleeschvorkjes.
waarna hij zich langs denzellden weg een uitgang verschafte. De dief
meldde zich met het gestolene des nachts ten 4 uur bij een zilverkashouder
aan, voorgevende dat hij deze voorwerpen te gelde wilde maken, doordien
hij met zijn vrouw in onmin leefde en van haar wilde scheiden, om alsdan
vroeg per spoor zich te verwijderen. De winkelier bescheidde hem op een
nader uur en nam een gedeelte der voorwerpen in bewaring, onder voorge
ven, dat hij moest onderzoeken van welk gehalte zjj waren. Hij waar
schuwde de policie en reeds eenige uren later was het haar gelukt, een
gedeelte der voorwerpen in bezit te. krijgen. De dader echter is onbekend.
Maandag avond heeft er voor het station Wormerveer eene botsing
plaats gehad lusschen den personentrein en eene reeks geladen goederenwa
gens, die stil stonden. De passagiers kwamen met den schrik vrjj; twee
goederen-wagens werden beschadigd.
Uit Nijmegen meldt men dat er, volgens gerucht, in den spoorweg
Arnhem—Nijmegenen wel bij Elten, eene zoodanige verzakking zou ont
staan zjjn, dat de opening der lijn zeker eerst twee maanden later zal
kunnen plaats hebben dan bepaald was.
Vóór een paar dagen werd, in de nabjjheid van het dorp Wilp, in
een bosch door een paar jagers een man gevonden, die reeds verscheiden
nachten in de open lucht had doorgebragt. Onder een boom had hij een
gat in den grond gemaakt, eenig stroo en bladeren daarin verzameld, en
aldus in de strenge koude zich eene legerstede bereid. De man was ge
woon tegen den avond hier en daar papier te koop aan te bieden of eene
aalmoes te vragen. Hjj is naar de Ommerschans vervoerd.
Het volgende geval, voor den eigenaar minder aangenaam, heeft zich
dezer dagen te Vlissingen voorgedaan. Het paard van den molenaar W.
dat in den molen gestald wordtis des nachts losgebroken en zocht toen
de ligplaats van eenige zakken graan op. Nadat het beest zich daarna
duchtig te goed had gedaan, is hel weer behoorlijk op stal gaan staan.
Toen nu de knecht, van niets bewust, des morgens in den stal kwam,
heeft hij als gewoonlijk het paard een emmer water te drinken gegeven;