slecht water moest geschieden De heer van ïterson was thans zeer voor die be-
sproeijing, maar de heer Hartevelt was van oordeel dat zij niets te beduiden heeft,
daar het een half uur later weder even hard stuift Het voorstel der commissie,
om den post te doen vervallenwerd met 11 tegen 8 stemmen aangenomen.
De heer Scheltema verklaarde dat, zijns inziens, de fabricage werken over het alge
meen laag waren geraamd, misschien wel met het oog op den hoofdel\jken omslag,
ten einde dc belastingschuldigen niet te veel te drukken. Dit was zeer aangenaam
als men maar niet te veel had uitgesteld, zoodat men in het loopende jaar tot
verlioogingen zou moeten overgaan. De heer de Laat de Kanter meende dat men
zoo iets, in ulgemeencn zin uitgesproken, alleen kon ontkennen. De Groencbrug
was liet eenige werk dat van de begrooting afgenomen wasin de meening dat
men er nog wel een jaar tegen zou kunnen opklauteren. Voor het dagelijksch
bestuur bestond er geen reden om lage ramingen te doen. De voorzitter meende
dat hieraan nog wel ccne andere uitlegging kon gegeven worden. Hij geloofde
dat cr in de laatste jaren veel verbeterd waszoodat dit jaar geene groote uitgaaf
noodig was. Men zocht het werk niet, maar men zoude voor het noodige niet
terugdeinzen. Bij n°. 93onderhoud van bruggenvroeg de heer Scheltema of
de vernieuwing der Groenebrug waarvoor een memorie-post is uitgetrokken) noodig
was of niet. Zoo de vernieuwing niet langer kon wachtenzou hij niet willen
nitstellen en niet gaarne willen anticiperen op het te verwachten subsidie in zake
het onderwijs De lieer de Laat de Kanter verklaarde dat de brug sterk, wan
hopig sterk was. De post was voor memorie uitgetrokken om den hoofdelijken
omslag niet te bezwaren. Bij n°. 94 stelde de commissie van financiën voor
den post voor het onderhoud van liolen onder eigen beheer, ad ƒ6000, metyiOOO
te verminderen. Hiertoe werd besloten nadat de heer de Laat de Kanter medege
deeld had, dat bij nader onderzoek gebleken was dat het er wel op gewaagd kon
wordende riolen waren reeds veel verbeterd. De heer van ïterson was tegen den
post van ƒ400 voor het aanschaffen van ijzeren omkaftingen van uninoirs. Hij
wilde daarmede niet voortgaanomdat de toestand daardoor niet beter werd. In
het vorige jaar was die som onnut besteed. De heer de Laat de Kanter merkte op
dat men zich tot nu toe bepaald had tot het vervangen van de bestaande uninoirs.
In alle groote steden zag men dergelijke inrigfingen gebruiken. Liever had men
ze niet noodig, maar het was een noodzakelijk kwaad. Men zou beproeven de
uninoirs in verbinding te brengen met de waterleiding. Een voorstel van den heer
van ïterson, om den post te doen vervallen, werd met 10 tegen 9 steramen ver
worpen.
Bij no. 99 kwam de schietbaan weder ter sprake. Voor de slechting werd ƒ530
aangevraagd, terwijl de commissie van financiën van gevoelen was dat het niet
dringend noodzakelijk was daartoe thans over te gaan. De heer de Laat de Kanter
was voor de slechting; men kon van het perceel land huur trekken en dus de
inkomsten verbeteren. De heer van Heukelom was er ook voor, maar onder voor
waarde dat men de plegtige belofte aflegde nimmer meer eenig geld ie zullen geven
voor eenc schietbaan. De voorzitter stelde in het licht dat de bruikbaarheid der
baan eenc quacstie was tusschen het dep. van oorlog en de genie; van oorlog kon
men geen ander oordeel verwachten. De heer Ilartevelt vroeg of men de schiet
baan wegnemende, later niet weder verpligt zou zijn een ander terrein aan te
wijzen. Dc heer Scheltema zeide altijd tegen den aanleg der baan van wege de 1
stad te zijn geweest, daar het eene rijkszaak was. 7\j was aangelegd en verbeterd
naar de aanwijzing der bevoegde autoriteit, maar zij werd door anderen weder
afgekeurd Misschien werd zij nu later door anderen weder goedgekeurd. De heer
de Laat de Kanter verklaarde dat de schietbaan op weg was zich zelve te sloopen
daarom achtte men het nu den tijd die weg te nemen. Het voorstel van de com
missie van financiën, in stemming gehragt, werd verworpen met 10 tegen 9 stemmen.
No. 100, kosten voor het ver-trekken van een aanleg voor duinwater, gaf den
heer van ïterson aanleiding tot de opmerking, dat de plaatsen alwaar duinwater
wordt verkocht niet duidelijk waren aangewezenook had hij met leedwezen gezien
dat men liet duinwater verkrijgbaar had gesteld in eene herberg. Hij wenschte J
dat men daarin verandering bragt. Hij had er niets tegen dat men in eene her
berg duinwater dronk, maar de verleiding was groot om, terwijl de emmer volliep,
een borrel te nemen. De heer de Laat de Kanter achtte de verleiding niet zoo
groot; de kraan was buiten's huis. Gaarne zou men voor de toekomst de zaak in
overweging nemen. Bij no. 101 bijdrage in de kosten van aanleg eener duinwa
terleiding wees de heer Wilhelmy Damsté er op, dat hij in de sectiën tegen dezen
post had gesproken, omdat de maatschappij niet voldeed aan art. 5 der concessie,
om pijpen te leggen daar waar zulks wordt verlangd, mits door belanghebbenden
eene opbrengst van het waterverbruik wordt gegarandeerd van minstens 10 pet. der
aanlegkosten hij bragt daarvan een voorbeeld bij. De heer de Kanter verklaarde
dat noch Lij het dagelijksch bestuur, noch bij hemals commissaris der maatschappij,
klagten waren ingekomen. Zijns inziens was de bedoeling van dc garantie dat men
zich voor een aantal jaren moest verbinden; in Amsterdam was de garantie in dit
geval voor 10 jaren. Nadat de zaak nog door enkele leden was besproken, werd
de post met 19 stemmen tegen 1 goedgekeurd.
Bij no. 104, werklieden in dienst der gemeente, werd voorgesteld de aanstelling
van nog twee straatvegers. De heer de Fremery vond dat niet zoo noodzakelijk
liever zag hij verscherping van toezigt door het aanstellen van nog één opzigter. De
heer de Laat dc Kanter was daar niet tegen en gaf in overweging de zaak voor
1879 te laten zooals zij was. De heer Cock zag in de aanstelling van een smid
de neiging tot het uitbreiden van het werken in eigen beheer; vroeger bad men
beloofd dat men dit zou inkrimpen. De heer de Laat de Kanter betoogde dat het
een groot financieel voordeel voor de gemeente was, hetgeen uit de rekeningen
bleek. Dc commissie van financiën had dit mede onderzocht en had zich met zijn
gevoelen vereenigd, hetgeen door den heer Hartevelt werd bevestigd. De post
werdmet weglating der straatvegersmet 15 tegen 5 stemmen goedgekeurd.
Bij no. 110 werd het voorstel tot verhooging der jaarwedde van den algemeenen
marktmeester met ƒ100, nader verdedigd door den heer de Fremery en den voor
zitter, op grond van billijkheid en van de uitbreiding die de markten verkregen
hadden. Door den heer Hartevelt werd de verhooging bestredenomdat de man
eerst drie jaren in die functie werkzaam was. De heer van Heukelomofschoon
niet voor de verhooging van tractementen gestemd was voor deze verhooging. De
man deed hetzelfde werk als zijn voorganger, die ƒ1100 genoot. Het voorstel van
de commissie van financiënom de verhooging niet toe te staanwerd verworpen
met 13 tegen 7 stemmen. Wat betreft een verzoek van den adjunct marktmeester,
om verhooging van jaarwedde, vond bet afwijzend rapport geen tegenspraak. Hij
had dadelijk het tractement van zijn voorganger gekregen. De heer de Fremery
voegde hierbij, dat het in overweging was geweest dien ambtenaar te ontslaan, uit
hoofde hij zoo weinig eerbied had voor zijne superieuren, hetgeen bleek uit den
vorm van zijn adres. Men had dit echter toegeschreven aan zijne mindere beschaafd
heid maar hem was te kennen gegeven dat hij wel degelijk gecontroleerd werd
en dat hij voortaan meer ondergeschikt en minder zelfstandig zou zijn dan vroeger.
De post van ƒ1325 voor kosten van het opmaken van kohieren, onder dit nom-
mcr uitgetrokken en later door burg. en weth. op ƒ1000 gebragt, gaf aanleiding
tot eenige discussie Men achtte dit niet noodig, omdat de kohieren ter secretarie
werden opgemaakt. De heer de Fremery verklaarde dat men uitgebreide inlichtingen
noodig had; welke personen daartoe gebruikt werden, kon hier niet vermeld wor
den. De som was eigenlijk besterad als voorbereiding om tot het opmaken van het
kohier te geraken. De hh Cock, Scheltema en Goudsmit verklaarden zich, na
deze inlichting, tegen den post. Volgens den heer Cock werd op die wijze de
zware verantwoordelijkheid van burg. en weth door die personen feitelijk overge
nomen. Volgens den heer Scheltema kwam die wijze van handelen niet te pas,
omdat men eene inkomsten-belasting had; nu men dwarskijkers had, was hij zeer
tegen den post. De heer Goudsmit zag in die personen een soort veemgerigtdaar
zij niet bekend waren. Hij zon liever eene commissie van bijstand uit den kern
der burgerij werkzaam zien. De hh. van ïterson en van der Lith wilden aan burg
en weth. de middelen niet onthoudendie zij voor de heffing dezer belasting meen
den noodig te hebben. De eerste drukte daarbij den wensch uit dat het kohier
meer met de werkelijkheid mogt overeenkomen. ITct geheelc nomirter werd ver
volgens met 13 tegen 7 stemmen goedgekeurd.
Bij no. 113 werd het voorstel van burg. en weth., om de jaarwedde der inspec
teurs van policie te verhoogen en die te brengen op ƒ1100, ƒ1000 en ƒ900, met
1 1 tegen 8 stemmen verworpen en voorts met 10 tegen 9 stemmen goedgekeurd
het voorstel om de agenten van policie 3de kl. bij hunne aanstelling het maximum,
ƒ500, toe te kennen. Door de aanneming, met 14 tegen 5 stemmen, van no. 124
werd de torenwachter weder behouden.
Bij no. 129 werd, met 11 tegen 8 stemmen, eene verhooging van ƒ100 toege
staan om de heer Disse te belasten met enkele lessen in de gymnastiek aan
eenige leerlingen van de 4de en 5de klassen der hoogere burgerschool en het gym
nasium die daarom verzocht hadden. Daarbij werd door enkele leden de wensebe-
lijkheid betoogd van het opheffen van het verbod dat de heer Disse geene
privaat-lessen mag geven. Bij no 130 werd, met 12 tegen 7 stemmen, aan twee
onderwijzeressen in de handwerken eene verhooging van ƒ50 toegekend.
Bij no. 143 werd door den heer Wilhelmy Damsté gewezen op den toestand der
bewaarschool in de Scheistraatdie dringend verbetering noodig had. Hij zou daar
voor ƒ3500 op de begrooting willen brengen. De heer de Laat de Kanter had de
school in oogenschouw genomen, maar vond de verandering niet zoo dringend
noodig. De heer Wilhelmy Damsté meende dat de school niet te verwarmen was
en dus niet gebruikt kon worden. De heer van ïterson meende ook dat de verbe
tering niet zoo dringend noodzakelijk was en dat men genoegen kon nemen met
den wil van het dagelijksch bestuur, die de som voor memorie had uitgetrokken.
No. 159, renten van de bijzondere geldleeningenwerd, op voorstel van de
commissie van financiën, met ƒ5500 verhoogd, tot dekking van de renten der
geldleeningen, die zullen moeten worden aangegaan.
's GRAVENIIAGE29 October.
Door Z. M. den koning-groothertog zijn benoemd in de orde van de
Eikenkroon, tot kommandeur, de beer Höltzen, opperhoutvester, en tot
ridder: dr. H. Möhlmann. de heer W. Miiller en de heer L. J. D. Plange-
mann, secretaris en waarnemend postdirecteur bij bel keiz. postkantoor
te Arolsen
Door Z. M. is aan den officier van gezondheid le kl. van bet Oost-
Indisch leger F. van Gelder, als erkenning van moed en zelfopofïering door
hem bij de typhus-epidemie te llarlingen in 1878 beloond, een gouden
gedenkpenning geschonken, verloonende aan de eene zijde IID\ borstbeeld
en aan de andere zijde een opschrift bctretlendc hetgeen door hem is ver-
rigt, en vergunning verleend aan den voor de dienst in Indië bestemden
soldaat E. A. E. Hoffmann, van bet koloniaal werfdepot, tot bet dragen
van de Duitsche medaille, ingesteld ler berinnering aan den veldtogt tegen
Frankrijk in 1870/71 en van bet Badenscbe onderscheidingsteeken voor
krijgsdienst te velde, en aan de hij hel leger in Nederl. Indië dienende
militairen H. VV. Krapp en II. Oh. Bert rand tot het dragen aan den eerst
genoemde van de Duitsche herinneringsmcdaille voor den veldtogt legen
Frankrijk in 1870/71, en aan den laatstgenoemde van bet ridderkruis der
orde van het' Legioen van Eer.
Tot burgemeester der gemeente Bladel is benoemd de heer F. C. Sniedcrs.
Door Z. M. is bekrachtigd de benoeming van dr. J. M. J. Valeton, te
Botterdam, tot gewoon hoogleeraar in de algemeene geschiedenis (oude) en
de Bomeinschc oudheden aan de universiteit te Amsterdam.
Het aan den hoofdingenieur 2e kl. L. A. Reuvens verleend onbepaald
verlof is uiel 1 Nov. aanst. ingetrokken; hij is tevens belast met de dienst
in bet 4e district (Overijssel).
Door Z. M. zijn op pensioen gesteld de kapitein-luit. ter zee E B.
Bonn. de luit. ter zee le kl. L. A. Walaardt Sacré, en de luitt. ter zee
2P kl. jhr. B. W. J. van Pabst van Bingerden en C. Pels Bijeken, en be
vorderd: tot kapitein-luit. ter zee, de luit. ter zee le kl. jlir. C. C. Six;
tot luit. ter zee le kl.de luit!, ter zee 2e kl. J. H. Cremer, J. P. VVesse-
linken lot luit. ter zee 2C kl.de adelborsten lc kl. G. F. TijderaanJ.
H. van Hoogstraten, J. J. Hissing, B. 0. J. Verschoor. E. F. II Sutherland,
A. C Zeeman, J. M. P. Kluit. J. M. Phafl, W. J. Cohen Stuart, P. C.
Swaan, T. II. de Meester, K. D. de Vassy, M. E. B. J. Kluit, jhr. J. K.
F. H. von Schmidt auf Alteustadt, D. N. Wenlholt en II. Flaes. Voorts is
de inspecteur van administratie bij de zeemagt B. A. Siieler, op zijn ver
zoek, op pensioen gesteld, onder dankbetuiging voor zijne langdurige en
goede diensten, en zijn bevorderd: tot inspecteur van admin. de officier
van admin. le kl. J. C. L. K. van YVely; tot officier van admin. lc kl. de
officier van admin. 2e kl. F. W. L. A. Hirscbmann; tot officier van admin.
2e kl. de officier tan admin. 3P kl. A. de Leef; tot officier van admin. 3* kl.
de scheepsklerk J. D. Ising.
De le luit.-kwartiermeester A. Feddesvan bet le reg. veld artillerie,
is voor den lijd van 3 jaren gedetacheerd bij de laudmagt in Wesl-fndtë.
Het schroefsloomschip 4e kl. Padang wordt met 16 November aanst.in
dienst gesteld en bel bevel daarover opgedragen aan den luit. ter zee le kl.
D. M. G. de Swart.
Voor de reglbank alhier werd beden behandeld eene vordering der
firma W. Hoven en Zoon te 's Hage tegen den fabrikant II. Bambach le
Berlijn. Tusschen beide was in December 1875 overeengekomen dat de
llaagscbe firma van niemand anders zijdoek (Saidentuch) zou mogen koopen
dan van den heer B., doch dat deze ook deze stof niet regtstreeks aan het
Nederlandsche gouvernement zou mogen leveren. Deze stof wordt ui. ge
bruikt om kogels daarin le wikkelen. De lieer B. besloot in liet begin
van 1876 zelf dat zijdoek aan ons gouvernement te verkoopen en
deswege werd bij nu voor de Haagsche regtbank gedagvaard omwegens
wanpraestalie van bet in 1875 gesloten contract de ontbinding daarvan
te hooren uitspreken en zich te lioorcn veroordcelen tot schadevergoeding.
Deze vordering werd bij pleidooi toegelicht door advocaat mr. J. J. Bcrgsma,
I die trachtte aan te toonen dat de overeenkomst nog van volle kracht
was, en onmogelijk, zooals de gedaagde beweerde, door opzegging van
j slechts ééne der partijen kon eindigen. Alle niet-nakoming der overeen
komst harerzijds werd door de eischeres ontkend.
Advocaat mr. S. van Houten merkte namens den gedaagde op dat van
eene overeenkomst, zooals die, welke tusschen partijen gesloten was, in
regten geene ontbinding kon gevraagd worden, doch dat zij kon eindigen
door de opzegging van eenc der partijen. Dat deze opzegging door de