beschuldigd van opzettelijke brandstichting in een gebouw, zonder dat het te voorzien was, dat eeuig menschcnleven daardoor in gevaar kon worden gebragt, vrijgesproken, op grond dat uit het onderzoek ter teregtzitling was gebleken, dat hij heeft gehandeld zonder oordeel des onderscheids, en het gepleegde feil veeleer moest worden beschouwd als eene kinderlijke bald- dadighcid dan als eene opzettelijke brandstichting. De reglbank heeft echter gelast, dat hij in een verbeterhuis zal worden gebragt totdat hij den 18-jari- gen leeftijd zal hebben bereikt. -• Van de Lemmer meldt men dat op de Groninger boot, Vrijdag morgen van Groningen vertrokken, onderweg een paard door den bliksem is gedood. De passagiers en opvarenden bekwamen geen letsel. Te Houwerzijl woedde Vrijdag II., des voormiddags lusschen 11 en 12 ure, een windhoos. Eenige hokken gerst werden door en uit elkander ge worpen, van een arbeiderswoning werden de pannen algerukl, boonbedden werden legen den grond gedrukt en eenige roggehokken verstrooid. Zondag nacht is een stations-arbeider van den //Grand Central Beige" nabij Zevenbergen door een voorbijsnellenden trein getroflen, zoodat hij op de plaats dood bleef. Te Gulpen is Zaturdag 11. eene boerenwoning met schuur, stallen en inboedel een prooi der vlammen geworden. De schade wordt op 10000 berekend. Te Kerkerade is mede eene woning met schuur en stallingen afgebrand. Eene hoeveelheid veldvruchten ging daarbij verloren. Door wijlen mcj. Lavalye, Ie Maastricht overleden, is, behalve de reeds vermelde som van ƒ8000 aan vijl liefdadige gestichten vermaakt, nog gelegateerd: aan O. L. V. kerk 12900, de St. Mathijskerk ƒ1400, de St. Martenskerk ƒ1600, de Zusters van Liefde ƒ1000, de Minnebroeders ƒ400, alles te Maastricht, en aan de Zusters van Liefde te Sittard ƒ1000. In den nacht van Woensdag op Donderdag jl.is, naar men uit Roermond meldt, onder de Belgische gemeente Kcssenich een vreeselijk drama voorgevallen. Eenige personen uit die gemeente, die een uitstapje naar Thorn gemaakt hadden en laat in den nacht huiswaarts keerden, schijnen onderweg twist gekregen en zich aan vreesselijke dadelijkheden schuldig gemaakt te hebben. Althans Donderdag in den vroegen morgen vond men een manspersoon, met name Bergoens, in de nabijheid van het bosch van Kessenich liggen, met gebroken armen en bcenen de beide schouders uiteengerukt en het aangezigl zoodanig verminkt, dal het niet meer op een menschelijk gelaat geleek. Tevens was hem een stuk huid met hoofdhaar van den schedel afgerukt. Alhoewel de ongelukkige nog eenige teekenen van leven gaf, kwam hij toch niet meer tot kennis. De politie heeft ijverige nasporingni gedaan en reeds zijn een viertal personen als vermoedelijke medepligtigen in hechtenis genomen. 's GRAVEXllAGE21 Augustus. Door Z. M. is aan D. 11. Schuttelaar, korporaal bij het 1' reg. infan terie, in garnizoen te Maastricht, als blijk van goedkeuring en tevredenheid wegens de redding van een kind uit het Kanaal van Luik naar Maastricht, toegekend de bronzen medaille, ingesteld bij besluit van 22 Sept. 1855, als mede een loffelijk getuigschrift. Bij kon. besluit van 18 Aug.; 1°. zijn benoemd als leeraar aan de kon. militaire akademie, met ingang van 1 Oct. e. k.: voor de Engelsche taal en de aardrijkskunde, de heer R. F. Modderman, onderdirecteur aan de h. burgerschool te Breda; voor de Nederlandsche en Hoogduitsche talen, de heer J. Leopold, leeraar aan de li. burgerschool te Amersfoort; voor de Fransche en Hoogduitsche talen, de heer J. C. Koning, leeraar aan het gymnasium te Assen; voor de Nederlandsche en Engelsche talen, de heer A. S. Kok, leeraar aan de rijks li. burgerschool te Roermond; voor de Maleische taal en de land- en volkenkunde van Nederl. Indië, de heer R. van Eek. docent aan de zendingschool te Utrecht; voor de natuurkunde, de heer dr. V. A. Julius, leeraar aan de rijks h. burgerschool te Roermond voor bet handteekenende heer G. C. Kaunemans. leeraar aan de li. bur gerschool te Breda en directeur van bei stads-teekeninstiluut, aldaar; 2°. zijn voor den tijd van één jaar, te rekenen van 1 Oct. e. k,belast met het onderwijs aan de kadelten der kon. militaire akademie; a. in de geschie denis en de aardrijkskunde, de heer dr. W. M. II. Boers, leeraar aan de h. burgerschool te Tielen b. in het handteekenen. de heer J. Cock, leeraar in het handteekenen aan de akademie van beeldende kunsten «Minvera" te Groningen: 3". is benoemd, met 1 Sept e. k.lot hoofd van onderwijs in de letterkunde aan de kon. militaire akademie. de hoogleeraar bij die inrig- ting dr. J. J. de Hollander; 4'. is benoemd, met 1 Sept. e. k., lot leeraar in de wiskunde aan de kon. militaire akademie, de heer C. van Aller. De 1' luit. G. van Tienhovenvan een der bataillons grenadiers van het reg. grenadiers en jagers, zal gedurende de veldmanoeuvrcs der le divi sie infanterie als adjudant van den geueraal-majoor, kommaudant der divi sie. fungeren. De 2' luit. F. Rutgers van der Loeff van hel 2' reg. infanterie is bij het koloniaal werfdepot te Harderwijk gedetacheerd. Heden bragl Z. M. de koning te Scheveningen een afscheidsbezoek aan H. K, 11. prinses Albert van Pruissen. De minister van marine zal Vrijdag aanst. geen gehoor verleencn. BIT\iNI,ANDSC 11K BEBIGTEM. KHfiE TL W ES. LONDEN. 20 Augustus. De oudste zoon van den prins van Wales, die ernstig ongesteld is geweest ten gevolge van typhoïde-koorts en herstellende was, verkeert thans weder in gevaarlijken toestand. De bevelhebber van het Britsch eskader ter westkust van Afrika orga niseert, volgens de Standard, een uit twee kanonneerbooten en een stoom boot zamengeslelde expeditie, welke de inwoners van eenige dorpen van den oever van den Niger wegens zeeroof zal tuchtigen. De weduwe van wijlen Richard Cobden heeft de geheele letterkundige nalatenschap van haar overleden gemaal ter beschikking gesteld van de hh. Gladstone, Michel Chavelier en Thomas Thomassen. fHlKK» ÏJ K. Onder meer bijzonderheden omtrent de reis van den maarschalk-presi dent wordt ook de rede medegedeeld, door den bisschop te Caen tot hem gerigt. Hij zeide o. a.: De bisschop en zijne geestelijkheid danken den Hemeldat Hij in een zoo gevaarlijken tijd Frankrijks toekomst in uwe trouwe handen heeft gesteld. Zij hebben vertrouwen in uw vasten wil, om de maatschappelijke orde te verdedigen, en in de medewerking der welden kende lieden, die zich rondom u scharen. En daarom onthouden zy zich van deelneming aan den staatkundigen strijd en stellen zij al hunnen ijver in dienst van hun heilig ambt, zonder evenwel afstand te doen van hunne regten en zonder hunnen pligt als staatsburgers te verwaarloozen. De voor zitter der reglbank te Caen begroette in Mac Malton den verdediger der in hare grondslagen geschokte maatschappij, den beschermer van alle billijke regten en van de eeuwige beginselen van regtvaardigheidzonder welke geen slaat kan bestaan. Hij hoopte dat Mac Malton de hinderpaleu zou overwinnen, die de leugellooze hartstoglen op zijn weg geworpen hebben. Mac Malton antwoordde, dat hij hoopte dat de magistratuur hem zou hel pen in hel verdedigen, niet van eene staatkundige zaak, want hij zocht de zegepraal van geen der partijen, maar van de ernstig bedreigde maatschap pelijke beginselen. Omtrent de zoo beteekenisvolle toespraak, door den adjunct-maire van Evreux tot Mac-Mahon gerigt, zegt het Buil. des Communes.- De adjunct- maire, uit naam van den gemeenteraad sprekende, maar zijne persoonlijke denkbeelden veel meer ontwikkelende dan die zijner medeburgers, heeft liet woord gevoerd in termen die door alle toehoorders levendig zijn afgekeurd. De zittingen der algemeene raden in de departementen zijn thans ge opend. Die zittingen kunnen ditmaal uit een politiek oogpunt belangrijk zijn, daar in 42 departementen. Algerie er onder begrepen, de meerderheid republikeinschgezind is. Men verwacht dat in al die departementen de re publikeinen gebruik zullen maken van de regtenwelke de wel hun ver leent, en aan de regering den wensch hunner lastgevers zullen doen ken nen, en dat in de departementen waar zij de minderheid uitmaken, zjj krachtig zullen protesteren tegen de schennis van art. 21 der wet van 1871, een schennis door het ministerie van 16 Mei willens en wetens begaan om zijne politiek van willekeur te beschermen en lot groot nadeel van de be langen der departementen en gemeenten. •- De minister van oorlog, generaal Berlhaut, strekt thans ten speelbal aan de partijen. De Bonapartisten zien in hem nog een struikelblok om tot hunne wenschen te geraken. Zij zien in hem den mandie zich zou ver zet ten tegen gewelddadige maatregelen, en kunnen niet dulden dat hij de eenige minister is, van wien de republikeinsche bladen nog met eenigen lol spreken. In de Figaro zegt St. Genest: Voor de eerste maal sedert de Com mune zien wij een minister van oorlog door de vereenigde vertegenwoordi gers der demagogie in bescherming nemen; en zulks in bladen, die iederen dag het hoofd van den staat en Frankrijks leger met slijk werpen' De generaal Berlhaut moet inderdaad niet weten, waar zich te bergen, wan neer hij zich met bloemkransen ziet tooijen door dezellde personendie on afgebroken voortgaan met den maarschalk Mac Mahon aan te duiden als «den geblesseerde voor de leus", den maarschalk Canrobert als «den sluip moordenaar van 2 December", den generaal Bourbaki als //den prater met hel afgehouwen hoofd", den genetaal Ducrot als «den laihartigen capitulard", den generaal de Geslin als «den sakrisly-soldaat", den generaal Lebrun als «den held van het paardenspel", en onze officieren in het algemeen als «ver achtelijke prctorianenomgekocht door het keizerrijk". Ik ben overtuigd, dat de generaal Berlhaut de eerste is om dit bacchanaal van radicale belee- digingen, waardoor hij tot zijne schade gespaard wordt, af te keuren, en ik kan de goede meening niet onderdrukkendal bij onder deze dubbel zinnige welwillendheid even diep gebukt gaal als ik De Figaro ijvert steeds voor het invoeren van den staat van beleg. Wat is toch, leest men in dat blad, de slaat van beleg, waarover men zich zoo ontzet? Wal steekt daarin kwaads? Zou het zulk een groot ongeluk wezen, indien aan sommige zwartgallige fielten en onverdragelijke babbelaars de mond wierd gesnoerd en hun werd belet de begeerlijkheid le prikkelen, de onwetendheid om den tuin te leiden, de ellende en den haat tot buitenspo righeden te drijven? Is het dan zoo erg, wanneer belet wierd, dal ver achtelijke dagbladen, bloot uit winzucht, de commune verheerlijken en tot burgeroorlog aanzetten. Het Journ. des Déb. vestigt de aandacht op een in het Bulletin des Lois opgenomen decreet van den president der republiekmede-onderteekend door den minister van financiën en door den raad van state en den ministerraad goedgekeurd, waarbij op de begrooting 1877 een buitengewoon crediet ge opend wordt. Het blad toont aan dat de regering, bij afwezigheid van de kamer, evenmin buitengewone als aanvullingscredieten mag openen, en dus in het onderwerpelijke geval de wet overtreden heeft; de wet staat aan de regering slechts toe zulke decreten uit te vaardigen tijdens eene vacantie der kamer, die het gevolg is van schorsing of verdaging, maar volstrekt niet wanneer eene kamer ontbonden is en dus niet bestaat, en bepaalt wijders, dat de leden van het kabinet persoonlijk niet alleen, maar ook met hun vermogen voor zulke handelingen verantwoordelijk zijn tegenover de kamer. De Rep. Franc, heeft aan hare abonnés op een afzonderlijk blad de photographische afbeelding der 363 willen aanbieden; maar dit is haar door den prefect van policie verboden. Het Journ. des Déb. bevat een brief van Midhat-pacha, waarin hij ten stelligste verklaartdat hem te Parijs niet de minste officiële of ver-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1877 | | pagina 2