LEIDSCflE €0 U HAAT. VRIJDAG 4 MEI. Ui'. 105. STADS -DER ICHT F, !N BINNENLANDSCHE BERIGTEN. De Courant verschijnt dagelijks, Zon- en Feestdagen uitgezonderd. De prijs der Courant is per vierendeel jaars f3.franco p. p. f 3.S0, met het Verslag der Handelingen van den Gemeenteraad ƒ3.35, franco p. p. f 3.85. liet verslag afzonderlijk is verkrijgbaar voor ƒ2.50 'sjaars, buiten de expeditiekosten. Afzonderlijke nommers der Courant zijn verkrijgbaar voor 5 Cents, franco p. p. 0 Cents. De prijs der Adverlcnlién is van 1—4 regels ƒ!.■-, iedere regel meer 25 ccnis. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van LEIDEN herinneren bij deze de ingezetenen aan de bepalingen der Algemeene Politieverordening van den 16"n October 1873, betrekkelijk de vestiging der woonplaats in en de verhuizing binnen de gemeente, welke luiden als volgt: Art. 2. Zij. die overeenkomstig de bepalingen van het Koninklijk besluit van den 3d"1 November 1861 Staatsblad N°. 95) aangifte hebben gedaan van het overbrengen van hunne werkelijke woonplaats van elders naar deze gemeente, en daarvan eene verklaring hebben gedaan aan het bestuur dezer gemeente, ontvangen op het bureau van den Burgerlijken Stand van die ver klaring een bewijs, dat zij verplicht zijn binnen 24 uren aan den heer der gebuurte, in welke zij zijn komen wonen, te verloonen, ten einde deze het voor gezien teckene en in zijn register inschrjjve. Art. 3. leder, die binnen deze gemeente verhuistis verplicht daarvan, binnen ééne maand na de verhuizing, aangifte te doen op het bureau van den Burgerlijken Stand, en daarbij op te geven, wat tot de invulling van het bevolkingsregister noodzakelijk is. Hij ontvangt van die aangifte een bewijs, dat hij binnen 24 uren aan den heer der gebuurte, in welke hij is komen wonen, vertoont, ten einde deze het voor gezien teekene en in zijn register inschrijvc. (IQ is mede verplicht, binnen ééne maand na verhuizing, daarvan kennis te geven aan den heer der gebuurte, welke lig verlaten heeft. Art. 4. Overtreding van eenig voorschrift van de beide voorgaande artike len wordt gestraft met eene boete van één tot drie gulden. Burgemeester en Wethouders van Leiden, v. d. BRANDELER, Burgemeester. Leiden, 3 Mei 1877. E. KIST, Secretaris. LEIDEN, 3 Mei. In de zitting van den gemeenteraad van heden deelde de voorzitter mede dat de heer de Laat de Kanter de benoeming tot commissaris bij de Leidsche duinwatermaatschappij had aangenomen. Door den voorzitter werd overgelegd het verslag omtrent den toestand der gemeente over 1876. Dat verslag wordt gedrukt en zal aan de leden worden toegezonden. Tot onderwijzer 2dc kl aan de jongensschool le kl. werd benoemd N. Meijer, te Dokkum. en aan J. A. Buys werd, op zijn verzoek, eervol ont slag verleend als hulponderwijzer aan de school n°. 1 voor onvermogenden. Aan de orde was verder de voordrag! betrekkelijk de tiitkeering aan de gemeente Alkemade. Nadat de vergadering eenigen lijd met gesloten deuren was voortgezet, werd die voordragt met algemeene stemmen aangenomen. Dientengevolge is besloten dat de berekening van het gedeelte der opbrengst van de tolgelden van liet Zijlhck dat door Leiden wordt uitgekeerd aan de gemeente Alkemade, als bijdrage in de kosten van aanleg en onderhond van den weg van den Zijldijk naar Alkemade, in verbinding met den Haar- HET LEESMUSEUM. I. Reeds een derde gedeelte van een jaar is nu de bovengenoemde nuttige en aangename inrichting opgeheven. Haar gemis wordt innig gevoeld en diep betreurd door het zeer kleine aantal ingezetenendat er wezenlijke be hoefte aan betoonde. Wij zeggen betoonde, omdat wij overtuigd zijn dat een veel grooter aantal ingezetenen er behoefte aan heeft, otschoon wij terug schrikken voor dit beweren, wanneer men ons lot het bewijs vordert. Immers het is onmogelijk een beloog te leveren over de menigvuldige oor zaken van het gebrek aan deelneming in het Leesmuseum, zonder op sociale fouten en gebreken le wijzen, die uitvloeisels zijn van de ongezindheid tot opofferingwaarmede de ntenschelijke natuur begaafd is. Die ongezindheid tol opoffering van eigen inzicht, smaak, genoegen of voordeel is het groote beletsel tot eensgezinde samenwerkingwaarmede oneindig veel meer goeds kon bewerkt worden dan onze maatschappij thans oplevert. Nader de oor zaken van 's Leesmuseum's val uiteen te zetten is gevaarlijk, omdat die zóó objectief niet te bespreken zijn. of velen zouden wanen dat persoonlijke bedoelingen in de verklaring schuilden. Voor niets beslaat echter minder aanleiding. De fouten, inherent aan het menschelijk karakter, bleken bij het Leesmuseum zaliger niet meer en niet minder dan bjj alle andere maat- lemmermeerpolder, in dier voege zal plaats hebben dat de meerdere op brengst dan ƒ700 aan de gemeente Alkemade wordt uitbetaald, en dat de opbrengst van het jaag loon en het grasgewas in haar geheel aan Leiden verbljjve. Daarna kwam in behandeling de voordragt betrekkelijk het padgeld te voldoen door de schippers op Utrecht, naar aanleiding van het reeds meer malen gedaan verzoek van den schipper van Leiden op Utrecht H. Nijkamp, om vrijstelling of vermindering van bedoeld padgeld, wegens den achteruit gang van het veer. Ofschoon burg. en weth. van oordeel waren dat er voor eene vermindering van het padgeld allezins termen bestondenstelden zij voor de beslissing daarover aan te houdenin afwachting van de definitive rege ling van het jaagpad, dat Leiden met Utrecht en Woerden ingemeeenschap- pelijk bezit heeft. Utrecht en Woerden toch waren, volgens gevoerde brief wisseling, niet genegen in de tegenwoordige omstandigheden aan eene vermindering van het padgeld hunne goedkeuring te hechten. De heer Goudsmit meende bepaald le moeten aandringen om het verzoek van den schipper toe te slaan. Er konden nog wel maanden en jaren verloopen eer de regeling dezer zaak ten einde was gebragt. In het toestaan van het verzoek zag hij geen gevaar. Het eenige gevaar was dat Utrecht en Woerden de aanmerking maakten dat zij benadeeld waren door de vermindering van het padgeld, maar dan was voor Leiden het verlies le gering om den schip per niet tegemoet te komen. Er werd zoo dikwijls op eene zaak aangedron gen op grond van billijkheidmaar zoo ooitdan was die hier aanwezig. De voorzitter geloofde dal, bijaldien de raad een zoodanig besluit nam, men geene aanmerkingen zou moeten afwachten, maar de schade door Leiden in de rekening zou moeten geleden worden. De heer Goudsmit meende dat het gevolg alleen kon zijn dat van Leiden in deze schadeloosstelling werd gevorderd. De heer van der Zweep kon zich met het voorstel niet ver eenigen. Hij vroeg, welke voordeelen dan toch door den schipper aan de stad bezorgd werden. Door de concurrerende schuiten werd toch het pad geld betaald. De schipper kon, bijaldien hij de vaart niet kon volhouden, die opgeven. De heer Goudsmit wees, in antwoord daarop, op den tegen- woordigen toestand van het veer, dat Leiden in gemeenschap heeft met Utrecht en Woerden; men kon de zaak niet abandonneren. DeheerScheltema ondersteunde het voorstel van den heer Goudsmit en weeseropdatdestoom- boolcn, die mede het pad bederven, niets betalen. De heer Ilartevelt deed het voorstel, schipper Nijkamp vrij te stellen van de betaling van den guldendie hij voor iedere reis hier betaalde en de heer du Rieu stelde daarbjj nog voor dit le doen ingaan met 1 Jan 11., en den schipper het sedert dien lijd be taalde terug le geven. De heer de Laat de Kantcr wees er op dat door de doorschietende schuilen hoogstens 70 ets wordt betaald en de voorzitter voegde hier nog bij, dat het hein uit een overgelegden staat gebleken was dat de schipper over 4 maanden een tekort had geleden van 222. Het voorstel om schipper Nijkamp hier vrij te stellen van het betalen van een gulden, met ingang van 1 Jan. II., werd ten slotte aangenomen met 19 stemmen tegen 1. schappelijke toestanden en instellingen. Het Leesmuseum moest noodwendig den invloed van den tegenwoordigen tijd, waarin twee vijandige beginselen strijd voeren, ondergaan. Op evenredig kleine schaal zag men in het Lees museum, misschien zich zeiven er van onbewust, sommige personen het be ginsel voorstaan, dal alles terugbrengt tol den individu, anderen stelden de gemeenschap hooger en toonden werkelijk besef van wederkeerigheid en solidariteit, zonder welke associatie en coöperatie geen zin hebben. Er z^jn feilen le over om de juistheid van deze beschouwing le stavenmaar waar toe zou het dienen? Het laat zich niet denken dal er bekeeringen meê zouden bewerkt wordenen in een later op te richten Leesmuseum zullen dezelfde verschijnselen zich voordoen, dezelfde soort van menschen met de zelfde fouten van karakter en opvoeding zullen leden worden, dezelfde elementen zullen het met gevaat' bedreigen. Maar ééne zaak moet anders zijn, namelijk de weêrstandskracht tegen die elementen van gevaar. Die kracht is onafhankelijkheid, die onafhankelijkheid is in dit als in zoovele andere gevallen... geld. Ware die ééne zaak niet anders, dan zou iedere onderneming voor een Leesmuseum doodgeboren zijn. Door gebrek aan geld kon de zaak niet zoo ruim ingericht worden als noodig is om allen, die er beboette aan hebben, tot deelneming te lokken; door gebrek aan geld was men afhankelijkdermate dat het aanblijven of bedanken van een Buitengewoon Lid met zorg werd opgemerkt en niet zonder invloed bleef;

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1877 | | pagina 1