BLiiTEiNLAiNDSCiifcj BEKIGTEN. PER TELEGRAAF. Jut is het niet! Ik heb reden te twijfelen of de bekentenis van Jut het ge heim heeft ontsluierdof de sluijer over den geheimzinnigen moord aan de Bogt van Guinea daardoor is opgelost. Of dit proces niet eerder is eene tragische episode in die treurige geschiedenis. Zou de politie niet wel doen niet tevreden te zijn met de resultaten die dit proces oplevert? En zou de justitie er wel gebaat door zijn, Ed, Gr. Achtb. heeren! dat hun bekentenis door uw arrest ais waarheid worde gesanctionneerd? Dat de dood niet welligt heeft plaats gehad voor de verwonding, is pleiter uit de verklaringen der deskundigen niet duidelijk en overtuigend bewezen. Hoe gij hierover ook denken moogt, eindigt spr., bij u, Ed. Gr. Achtb. heeren, evenals bij mij, moet de vraag rijzen of de uitnemende instructie te Rotterdam niet te vroeg is geslotenol de regter-commissaris zich niet te vroeg aan de zaak heeft onttrokken? Intusschen gij moet thans oordeelen. Ik weet dat gij dit zult doen met gebruikmaking van het schoone regt dat de wet u toekent en dat gij niettegenstaande hunne bekentenis, geen ver oordeeling zult uitspreken zoolang in uw gemoed de minste twijfel bestaat of uw arrest in werkelijkheid en waarheid met het regt overeenstemt. Uw taak is altijd moeijelijk: thans is ze dubbel zwaar. Gij hebt voldoende elementen voor bewijs: daartegenover staan de strijdige verklaringen. Met het meeste vertrouwen laat ik u het oordeel over. Bij de voortgezette behandeling van dit strafgeding waren heden de gere serveerde plaatsen wederom door een zeer talrijk publiek bezet. De omge ving van het terrein, dat naar de gehoorzaal leidt, was evenals de vorige dagen door cavalerie en politie afgezet. Nadat het hof had plaats genomen en de beschuldigden waren voorge- bragt, ontving de verdediger van Christina Goedvolk, mr. W. Thorbecke, het woord. Ik wenschzeide hijmijne rede te verdeelen in twee deelen. In de eerste plaats zoude ik gaarne de vraag onderzoeken of de bekentenis, afge legd door Christina Goedvolk, op aannemelijke redenen is herroepen, en in de tweede plaats zou ik gaarne de vraag willen behandelen of de bekente nis, aangenomen dat er geene aannemelijke reden voor de herroeping be staat, is bevestigd en dus het bewijsmiddel oplevert om tot veroordeeling te leiden. In de eerste plaats, de herroeping der bekentenis van Christien Goedvolk op aannemelijke redenen. Om die vraag juist te onderzoeken ging de pleiter na wat en hoe zij bekend had; zij had, volgens hem, een omstandig verhaal van het gebeurde gegeven, maar eene omstandige bekentenis van schuld aan de feiten had zij niet afgelegd. Zij heeft die bekentenis teruggetrokken, omdat, zeide zij, zij meende het lot van haren man te verzachten en hem te sparen; volgens pleiter wilde zij niet liever dan de waarheid zeggen, maar aan den andereu kant stond haar man. Zij wist dat Jut nooit beken nen zou, en dat dit waarheid was is gebleken in de instructie, want Jut heeft nooit anders bekend dan om zijne vrouw te regtvaardigen. Wat volgt daaruit? Dat, wanneer zij de waarheid zegt, zij verraad pleegt aan haren man. Aan den eenen kant de waarheid, maar aan den anderen kant verraad tegen haren man. Hoe dat te vereenigen? Zij kon zich niet et- van losmaken. Welnu, zij pleegt verraad aan zich zelve. Dat ontwijken om verraad tegenover haar man te plegen, drukt ze in de instructie uit met de woorden, dat, als zij de waarheid vertelde van haren man, hij haar niet meer wilde zien. Zij wist dat zij verraad pleegde, dat zij niet althans den schijn daarvan op zich wilde laden, en dan wilde zij zich liever zelve be tichten. Vervolgens onderzocht pleiter of de herroeping van de bekentenis niet even aannemelijk is als de bekentenis zelve. Niemand zal beweren, zeide hij, dat dit eene gewone herroeping van eene bekentenis is, want haar medebeschuldigde Jut bevestigt in allen deele haar herroeping. In de stuk ken heeft Jut gezegd: »ik alleen ben de moordenaar, ik alleen de dief en heeler, mijn vrouw is onschuldig." Die bekentenis wemelt van schoone ge zegden van Jut ten gunste van zijne vrouw. Men kan de verklaringen van Jut verschillend waarderen, maar ze niet stilzwijgend voorbijgaan. Voorliet hof zal die verklaring van Jut een hindernis zijn die eerst ter zijde zal moe ten worden geschoven voor het gelooven kan aan haar schuld. Na de uitvoerige behandeling van_ vele bijzonderheden zegt pleiter tot den voorzitter: Gij hebt levendig de zaa'k van de vrouw geschilderd. Uwegroote gaven hebt gij aangewend om de waarheid uit de vrouw te krijgen, gij hebt haar op een morele pijnbank gelegd, gij hebt met talent gepeild, ont leed. zoodat geen geheime schuilhoek daartegen bestand zou kunnen zijn. Gij hebt haar gewezen op haar moederschap, op de liefde voor haar kind, voor haar man, op al wat haar heilig is, op God en op het leven hier namaals. Gij hebt alle middelen gebezigd en toch heeft de vrouw niet gezegd schuldig te zijn. Ik vraag 't u, of na die operatie bij u geen twijfel in uw hart is opgezen ol de vrouw wel schuldig is. Resumerende zijn eerste onderdeel vestigt spr. er de aandacht op: 1°. dat de herroeping van de bekentenis wel op aannemelijke gronden gegrond kan zijn; 2°. dat de herroeping bevestigd is door de eenige verklaring daarom trent, namelijk van den lstfn besch.; en 3". dat niets gebleken is waaraan haar bekentenis zich vastknoopt. Hare herroeping dus is even waarschijnlijk als hare bekentenis. In de tweede plaats behandelde pleiter de vraag: is de bekentenis, gesteld dat er geen aannemelijke grond voor de herroeping bestondbevestigd? Dit wil toch de wet. De bekentenis behoort te bevestigen alle omstandigheden waaruit schuld bljjkt. Vooral in deze bleek l et dat men kieskeurig moet zijn, hetgeen hij met voorbeelden staafde. Pleiter ging na welke omstan digheden, waaruit schuld blijkt, kunnen dienen tot bevestiging, Hij ont kende dat er bewijs was voor de schuld van Christina Goedvolk.' Uit al de omstandigheden door het openb. ministerie aangehaald volsde niet dat zij s schuldig was aan den moord. Misschien wel dat zij er in betrokken was, door het geheim te bewaren: maar niet dat zij de misdaad heeft gepleegd. Hare bekendheid met al de omstandigheden bewijst niet hare misdaad. Zij kon alles geweten hebben, omdat zij tegenwoordig was, zonder zelve de schuldige te zijn. Hoogstens vier omstandigheden hebben betrekking op de zaak van vrouw Jut: 1°. het bezoek bij jufv. v. Vleuten; 2°. dat de moorden door bekenden moeten zijn gepleegd; 3°. haar houding na den moord; 4". hare bekendheid met omstandigheden onder welke de misdaad is gepleegd. Hieruit nu rijst wel een sterke, hoogst gevaarlijke schijn voor de 2e besch., maar het Hof is daar om schijn van waarheid te onderscheiden. Al bestaat er schijn, bewezen is het niet wie de misdaad heeft gepleegd, allerminst dat Christina Goedvolk schuldig is aan de moorden en den diefstal. Uit een en ander volgt: 1°. dat de feiten haar in het arrest van teregt- stelling te laste gelegd niet bewezen zijn, dat Christina de rol haar toege dacht niet kent; 2°. dat de moord en diefstal, erger opgevat, ten haren aanzien niet zijn bewezenen 3°. dat de qualificatie waarbij zij als mede dader wordt genoemd haar niet past. Pleiter gelooft dus vrijspraak voor deze besch. te kunnen vragen. De adv.-gen. mr. van Maanen begon zijn tweeden termijn met eene prele- minaire opmerking betreflende de rigting welke de beide advocaten aan de verdediging der beschuldigden hebben gegeven. De strekking daarvan is om bij het hof de gedachte te doen opkomen dat er andere personen bij de moordzaak betrokken zijn, die zelfs geacht worden de hoofddaders te zijn. Rondweg en met volle overtuiging antwoord ik, zeide hij, dat noch iemand van de familie, noch iemand anders dan deze 2 beschuldigden in demisdaad van moord en diefstal betrokken zijn. Vragen zij mij ol ik geloof dat na het gebeurde niet bij de familie bekendheid met de misdaad bestond of twijfel van schuld op haar rust, dan bestaat er wel grond om ernstig te verdenken, maar dat zij aan de gruweldaad zou hebben deelgenomen, ontken ik ten sterkste. Aannemende het stelsel van de verdediging, dan komt dit hierop neder dat andere personen den moord hebben gepleegd, terwijl de besch. in huis wa ren. ZEA. acht dit onaannemelijk. Bij dupliek bleven de beide verdedigers vervolgens bun conclusiën tot vrij spraak handhaven. De pleidooijen zijn hiermede afgeloopen. De voorzitter. Het onderzoek in deze zaak is geëindigd. Thans vraag ik aan den eersten beschuldigde of hij nog iets te vragen heeft, na hetgeen de verdediging heeft in het midden gebragt? De eerste besch. Jut. Ja, Ed. Gr. Achtb. heer, met uw vergunning wenschte ik nog eenige weinige woorden in het midden te brengen. De voorzitter. Die vergunning is u verleend. Jut. Ik heb niets meer te spreken of te zeggen ter mijner verontschul diging of defensie. Zooals de Ed. Achtb. heer verdediger van mij en ook die van mijne vrouw mij verdedigd hebben, heb ik hun daarvoor niets dan mijn innigen dank en verpligting te betuigen. Maar tot u. Ed. Gr. Achtb. heer. die weldra den dag zal bepalen van de uitspraak, den dag waarop over mijn levenslot en dat van mijne vrouw zal beslist zijn, tot u vraag ik: gelieve mijne vrouw te sparen. In den naam van Jezus Christus, wiens leer was liefde, barmhartigheid en ontferming, bezweer ik u, heb ontfer ming en genade voor mijne vrouw. Mogl u soms met mij ontferming wil len toonen, mogt u soms medelijden hebben met mijn jeugdige jaren, o wil mij dan passeren en al uw medelijden overbrengen op mijne vrouw, al was het ook ter wille van mijn geliefd kind. Ik heb gezegd. De voorzitter. Tweede beschuldigde, hebt gij hier nog iets bij te voegen? De tweede besch. antwoordt ontkennend. De voorzitter. Dan verklaar ik het onderzoek te zijn gesloten. Het hof zal beraadslagen en uitspraak doen op Zaturdag den 6cn Mei, des ochtends ten 10 ure. De woorden door Jut aan het slot gesproken, sprak hij op vasten kalmen toon uit zonder de minste aandoening of beving in zijn stem. Beide be schuldigden betoonden overigens gedurende de geheele behandeling een buiten gewone mate van bedaardheid en verleenden steeds bijzondere aandacht aan al het gesprokene. Tot het laatste toe wist de voorzitter van het hof de orde ongestoord te handhaven, en zijne leiding van de zaak en de maatregelen door hem geno men kunnen niet genoeg geroemd worden. FRANKRIJK. Te Chislehurst is dezer dagen eene vergadering gehouden, die door Rouher en door de weduwe en den zoon van Napoleon III werd bijgewoond, en waarin, na beraadslaging over hetgeen gedaan zou worden met het oog op de uilgeschreven verkiezingen voor de kamer van afgevaardigden, het be sluit viel de candidatuur van prins Napoleon te Ajaccio niet te bestrijden, daar aan zijne verkiezing aldaar bijna niet te twijfelen is. Omtrent den brand van den schouwburg te Rouaan luiden de meer uit voerige berigten allertreurigst. Van het blok buizen, waar de schouwburg midden in stondis niets dan een puinhoop overgebleven. Mannen en vrou wen zijn verbrand, verstikt of hebben zich armen of beenen gebroken in hunne wanhopige pogingen, om voor de vernielende vlammen langs de ven sters te vlugten. Het was ongeveer kwart over zevenen toen de brand uitbarstte; ten 7ure was de schouwburg reeds in een ontzaglijken vuur- kolk herschapen. Het getal slagtoffers is nog niet bekend; men spreekt van vijl en twintig dooden of gekwetsten. In het gasthuis zijn 13 slagtoffers aangebragt, waarvan twee onmiddellijk overleden zijn. SPANJE. Betreflende de Spaansche buitenlandsehe schuld wordt thans berigt dat de schuldeischers moeten verklaren, welke middelen van transactie zij willen; zij moeten aan de financiële commissiën van Parijs en Londen overleggen processen-verbaal hunner bijeenkomsten, met opgave van de sommen welke zij vorderen. Volgens de Gaceta is het totale bedrag der blijvende of geconsolideerde Spaansche schuld 9833 en dat der vlottende schuld 1518 millioen, te zamen dus 11351 millioen pesetas. De peseta heeft een waarde van ongeveer 50 Ned. ets. BUDA-PESTH. 28 April. De Pester Correspondenz meldt uit Weenen: op uitnoodiging van Tisza zijn de ministers Trefort, SzendePechy en Bedecovich te Weenen aangekomen; zij hebben oogenblikkelijk aan eene conferentie deelgenomendie met eene kleine tusschenpoos tot den avond duurde. WEENEN, 28 April. De onderhandelingen over den //Ausgleieh" zijn zoo ver gevorderd, dat de Hongaarsehe ministers morgen naar Pesth kunnen gaan om de beslissende toestemming te verkrijgen. PETERSBURG, 27 April. De telegrammen, die melding maken van nieuwe militrire benoemingen en beschikkingen bij het Turksche leger, zijn juist. In weerwil van de pogingen der mogendheden om den wapenstilstand te doen verlengen, ten einde Niksich door Montenegro van levensmiddelen kunne voorzien worden en de aanvoerders gemakkelijk elkander kunnen raadplegen, maakt de Porie het zich tot een punt van eer, in den wapenstilstand alleen dan te bewilligen, wanneer Niksich met geweld geproviandeerd zal zijn. Men mag echter hopen dat het gemeen overleg der kabinetten botsingen zal kun nen voorkomen. AKADEMIE-NIEIJWS. PROMOTIE AAN DE LEIDSCHE HOOGESCIIOOL. Den 29slen April de heer J. H. Moll, geb. te Zierikzee, in de letteren, na openbare verdediging van zijn akademisch proefschriftPita Publii Patinii. Te Leiden ter Boekdrukkerij van J. C. DRABBE.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1876 | | pagina 6