de groothertogelijke particuliere kas. De commissie voor de financiën wees
o. a. op hetgeen heeft plaats gehad in 1815. toen de toenmalige oorlogscon
tributie, door Frankrijk betaald, niet in de groothertogelijke kas was ge
vloeid en dat de stenden destijds over de aanwending van die gelden zijn j
gehoord en deswege een besluit hebben genomen. Het gevolg der beraad-
slagingen over dit punt is dan ook geweest, dat de landdag den eisch beeft
afgewezen. De landdag vordertdat de gelden tot den laatsten penning in
's lands kas zullen worden gestort.
De Beijersche kamer, die gelijk men weet in twee bijna even sterke
partijen is verdeeld, heeft de regering gemagtigd om gedurende het eerste
kwartaal van het loopende dienstjaar de belastingen te heffen, waarbij de
nltramontaansche meerderheid te kennen gaf, dat zij dit alleen deed om
geene stoornis in den gang van zaken te brengenzich voorbehoudende om
de begrooting aan een naauwkeurig onderzoek te onderwerpen. «Want,
zeide de woordvoerder dezer partijwij zijn Zr. M». zeer getrouwe oppo
sitie". «En wij, antwoordde hierop de minister von Pfretzschncr, zijn
Zr. M'. zeer getrouw ministerie".
"per telegraaf.
WEENEN, 6 Maart. De Polit. Corr. meldt nog het volgende omtrent
de onderhandelingen met de uitgeweken Herzegowiners: Baron Rodieh heeft
de aanvoerders der vlugtelingen te Ragusa aangeraden, bij hunne landge-
nooten aan te dringen op het nederleggen der wapenen en zeiven huis-
j waarts te keeren. Hij verklaarde: dat de mogendheden voor de uitvoering
der hervormingen instaan; dat de ondersteuning, aan de vlugtelingen ver
leend, met ultimo Maart eindigt; dat de grenzen scherper worden bewaakt
en de smokkelarij met ammunitie wordt belet. De hoofden hebben hierop
geantwoord, dat zij de welwillende bedoelingen van Oostenrijk en andere
mogendheden erkennen, maar hun terugkeer naar hunne woonplaatsen af
hankelijk moesten stellen van het staken der vijandelijkheden, liet kwam
I er dus in de eerste plaats op aan, die staking te krijgen. Baron Rodicli
heeft hun na die verklaringen op nieuw herhaaldelijk aangemaand, hunne
landgenooten aan te sporen, zich naar de wcnschen der mogendheden te
voegen Te Cettinje schijnt zijne zending met gunstiger gevolg bekroond
te zijn, daar de vorst van Montenegro hem heeft beloofd, zijne vredelievende
bedoelingen te zullen bevorderen en bij de opstandelingen in dien zin te
zullen handelen. De Polit. Corr. waarschuwt tegen de geruchten, die door
zekere personen werden verspreid en volgens welke de onderhandelingen
zouden mislukt zijn. Zij waarschuwt levens tegen verdere verzinsels van
die zijde.
PARIJS, 6 Maart. De onderhandelingen over de zamenstelling van het
ministerie zijn oogenblikkelijk geschorst. Het is thans waarschijnlijk dat
het tegenwooreig kabinet eerst de bijeenkomst der kamers zal afwachten
om met de wenschen der nieuwe meerderheid bekend te worden.
Rouher is in Ajaccio gekozen.
LONDEN. 6 Maart. In het lagerhuis heeft de heer Wolff aangekondigd,
dat hij den 17d'° dezer eene resolutie zal voorstellenom de regering te
verzoeken, in overleg met Engelands bondgenooten de noodige stappen te
doen, ten einde, met inachtneming der regten van de Porte, den Khedive
en de aandeelhouders, internationale waarborgen te stellen voor de neutra
liteit van en controle op het Suez-kahaal, De heer Disraëli verklaarde, dat
de regering heeft geweigerd een commissaris bij de nieuwe Egyptische bank
te benoemen. Zij zon het hiertoe gedaan voorstel alleen dan in overweging
hebben kunnen nemen, wanneer de commissaris moest worden belast met
de ontvangst van zekere inkomstenom deze te doen strekken ter vermin
dering van schuld.
LONDEN, 7 Maart, liet lagerhuis heeft bij derde lezing het crediet voor
den aankoop der Suez-kanaalaandeelen goedgekeurd.
PARIJS, 7 Maart. Het ontslag van den heer de Meaux is aangenomen;
aan den heer Say, minister van financiën is ad interim de portefeuille van
koophandel opgedragen.
MADRID, 4 Maart. De minister van financiën, Salaverria, zal bij het in
dienen van de begrooling aan de Cortes, in den loop dezer maand, het
voorstel doen gedurende de eerstvolgende vijfjaren van de 3 pCt. rente slechts
één pCt. in contanten te betalen en voor de rest rentelooze obligatiën te ge
ven, aflosbaar wanneer de toestand der schatkist het gedoogt. Spanjes finan
ciële toestand is ten gevolge van de slechte staathuishouding en van den
langdurigen burgeroorlog, zoodanig, dat men gelooft dien niet te kunnen
doorworstelen zonder buitengewone maatregelen te nemen. Men moet ól de
bezoldiging van staatsambtenaren enz. met drie vierde verminderen, óf door
de tijdelijke conversie van de 3 pCts. rente in een 1 pCts. een soort van
staatsbankroet maken. Salaverria beeft laatstgenoemd middel gekozenom
dat een vermindering der jaarwedden en pensioenen een voor de nieuwe
regering hoogst gevaarlijk misnoegen veroorzaken en misschien nog een
slechteren financiëlen toestand ten gevolge hebben zou.
Koningin Isabella zalniettegenstaande de regering haren terugkeer ge
doogt, waarschijnlijk toch niet in Spanje terugkomen. Zij vreest dat Sevilla
of een andere provinciestad haar tot vast verblijf zal aangewezen worden,
en wil dus liever te Parijs blijven.
NEW-YORK, 6 Maart. Aan generaal Schenek is op zijn verzoek ontslag
verleend als gezant der Unie te Londen. Ricard H. Dana is tot zijnen op
volger benoemd.
LEIDSCHE SCHOUWBURG.
«Ben laatsten van de manlui", blijspel in 5 bedrijven (7 tafcreelen)
uit het Hoogduitsch "Ultimo", van G. von Moser, door Soranus.
Het heeft ons zeer verwonderd dat bovenstaand blijspel gisterenavond
werd opgevoerd, nadat in een eerste advertentie het nieuwe treurspel van
Mr. G. H. Betz: "Jan van Leiden" was aangekondigd. Wij kennen dit
treurspel niet, maar de opvoering van een oorspronkelijk stuk doet ons
altijd te veel genoegen om over die verandering geen spijt te gevoelen. De
zaak is ons duister, want wij kunnen niet veronderstellen, dat de dwaze
gebeurtenis die op Zondagavond vóór acht dagen in den Rolterdamschen
schouwburg plaats had, eenigen invloed heeft uitgeoefend. Ware dit zóó,
dan zouden wij bet zeer betreuren. Lieden die zóó weinig begrip hebben
van dramatische kunst, dat zij zich ergeren wanneer in een ernstig stuk,
zonder bedoeling om te spotten, over religieuse zaken gesproken of als er
gebeden wordt, moesten liever geen schouwburg bezoeken. Zij belmoren
daar volstrekt niet thuis. Waarom maakt men dan ook geene aanmerkin
gen op sommige opera's zooals de //Freyschütz"Hugenoten". "Faust" etc.?
Maar hoe dit zij, het feit dal die Rotterdamsche onruststokers, volgens de
courant, overvloedig gebruik hadden gemaakt van sterken drank, bewijst
dat het geen echte vromen waren. Waarschijnlijk zullen zij, na het ver
laten van dien goddeloozen scnouwburg, hunne ergernis nog weieens met
een hartigen dronk hebben afgespoeld!
Von Moser's blijspel Den laatsten van de maand" werd zóó uitmuntend
gespeeld, dat de gansche vergadering onafgebroken in een vroolijke stem
ming verkeerde, en de verlooners zelve blijkbaar onder den indruk waren
van de kluchtige scènes. Wij spreken met opzet onmiddelijk over de goede
uitvoering, want dit stuk is meer dan eenig ander daarvan afhankelijk.
Het zit al heel licht en dicht in elkander. Aan de conceptie is niet de
minste zorg besteed. Onderwerp en intrige zijn zoo onbeduidend, dat ze
dien naam ter nauwemood verdienen. Het is een aaneenschakeling van
allerlei dwaasheden; een kruisvuur van grappige gezegden, niet altijd even
geestig. Het geheel is eigenlijk een farce, en daarvoor is een blijspel van
zeven tafereclen wel wat groot. Op het laatst worden de aardigheden ver
moeiend, en dat komt daar van daan dat wij een degclijken grond mis
sen. We gevoelen te veel dat het stuk op diezelfde manier nog wel tien
tafereelen langer zou kunnen duren. De karakterteekening is zwak.
De verschillende personaadjes brengen ons wel aan het lachen, maar
het zijn geene uit bet leven gegrepen typende Professor en de ban
kier misschien uitgezonderd. Het tooneeltje waarin die twee dadelijk met
elkaar rusie krijgen, is heel gelukkig geslaagd. Menschen als eerstge
noemde, die zichzelve voor zoo vredelievend uitgeven en een ander door
hatelijkheden terstond aan den gang maken, zijn talrijk. Bij die scène
begint de zoogenaamde intrige van het stuk. De Professor beweert, dat
alleen zijn wetenschappelijke kennis iets beduidt, en dat voor het vak
van zijn neef den bankier geen verstand noodig is. De bankier geeft
hem daarop een crediet van 30000 om mee te speculeeren en op den
laatsten der maand af te rekenen. De Professor, die niets van beurszaken
weet, vermorst natuurlijk door zijne domme speculaties al zijn geld. Als
de man dat beseft, verkeert hij altjjd in een staat van verbeten woede, van
buskruit of (meer modern gesproken) van dynamiet. Zijn krachtigst argu
ment is in de laatste tooneelen: "Blijf van me lijf al!" Zijn vrouw, die
bemerkt heeft dat haar man over geld disponeert, schaft dadelijk nieuwe
meubels aan, en moet ook met den laatsten van de maand de rekening be
talen. Aan het slot komt de woedende Professor tot rustals de bankier
hem vertelt, dat die som met speculeeren wel verloren is. maar dat bij
daarentegen een wetenschappelijke ontdekking van den Professor met voor
deel heeft geëxploiteerd. De moraal is dus: leder kan groot zijn in zijn
vak. De bankier is een vroolijke oude heer. een goedhartige dikkert, zijne
vrouw een geëxalteerdepoëtisch gestemde dame. Zijne dochter een jonge-
jiifvrouw, die van de kostschool thuis komende, dadelijk een vrijer opdoet.
Die minnaar een jongmensch met een edel hartmaar wat los en onbesuisd.
Al die personen, benevens nog verschillende andere, werden zóó natuurlijk
voorgesteld, alsof zij, in plaats van comedie te spelen, maar spraken, zoo
als het hun in de gedachten kwam. Van den souffleur ontdekte men niets.
Bij de Rotterdamsche schouwburg-vereeniging merkt men altijd een goed
aaneengesloten geheel op. In weerwil dus van de gebreken in het stuk-zelf
was de voorstelling keurig en vermakelijk.
Leiden, 7 Maart 1876.
Gewezen vonnissen in strafzaken door het Kantongeregt te Leiden
dd. 26 Februarij 1876.
1 wegens het voorhanden hebben van een slok of maat niet bij de wet
erkend.
3 wegens het op de straat laten van ongemuilkorfde honden.
1 wegens het rijden in verboden rigting.
2 wegens het buiten eene openbare waterplaats (urinoir) verrigten van
datgene, waartoe die inrigtingen bestemd zijn.
1 wegens het als lapper in de gelagkamer niet voorhanden hebben van
een extract-reglement van de Verordening (gemeente Voorscholen).
1 wegens het plaatsen van wildstrikken zonder vergunning (gemeente
Voorschoten).
1 wegens het rijden met een met honden bespannen kar op den Iloogen
Rijndijk, zonder vergunning (gemeente Zoeterwoude).
1 wegens het verzamelen en zich toeeigenen van riet en stroo uit een
bosch onder de gemeente Voorschotenzonder vergunning.
OPGAVE VAN BRIEVEN,
welke in de tweede helft der maand Januarij door het postkantoor te Leiden
zijn verzonden en die niet besteld zijn, omdat de personen, aan wie zij
geadresseerd waren, op de aangewezen plaatsen onbekend waren.
Geadresseerd aan: J. de Vries, A. J. Zuzan, beiden te Amsterdam; F. R.
van Naerssen, te Breda; mej. Laudanus, te Delft; mej. J. Donker, te Hoorn
J. 11. Lamping, te Huizen; O. van den Berg, te Leiden; Zandvliet, te Lei
derdorp; Dekker, te Nieuwveen; Brouwer, Konijnenburg, beiden te Noord-
wijk; J. Schaffar, te Rotterdam; J. Doornerhof, te SteenwijkerwoldS T.
v. d. Wint, te Vlaardingen; H. Blonk, te Waarden; Bakker, niet vermeld.
Briefkaarten: Bols en Moerbeek, A. Keiler, beiden te Amsterdam; mej. J.
Heiman, te Wetering; mej. Weijenhoovente Lintelo.