Is het verdachtmakcn vao muzikale personen en vereenigingen wenschelijk of niet wenschelijk voor onze stad? ADVERTENTIE N. in den hoogsten graad de eigenschap om de maag en de zenuwen te ver sterken en de koorts te verdrijven, even als de Kina. Het is het genees middel bij uitnemendheid voor de aandoeningen der maag, en de spijsver teringsorganen; het werkt heilzaam tegen kwijnende ziekten, zwakte in de verslapping der organen. Tegen de koortsen, van welken aard die ook mogen zijn, is het het beste geneesmiddel. Het Elixir-Laroche is niet alléén een geneesmiddel van groote waarde, maar levens een opwekkende en ge zonde Likeur. Vóór den maaltijd genomen, wekt het den eetlust op, be vordert spijsverteering, verdrijft hoofdpijn, maagzwakte, onaangenaam gevoel en spijswalging. Groote gouden medaille en eene belooning van 16600 francs. (Gazette des Hopitaux). iarG EZONDEST. De tegenstanders der Leidsche afdeeling van de Maatschappij tot bevorde ring der Toonkunst schijnen thans een advokaat in den arm te hebben ge nomen. Althans de L. C. van 25 dezer deelt een uitvoerig pleidooi mede, dat er werkelijk naar uitziet, van een lid der balie afkomstig te zijn. Met veel beleid wordt de tegenpartij als naauwelijks der pijne waard voorge- gesteld: aanvankelijk had Schrijver het ontstaan der afdeeling als een «onverschillig feit" vernomenen verwacht dat men er algemeen zoo over denken zou. De oprigters zijn //op het kunstterrein onbekend en weinig beteekenend": «waar zijn hunne antecedenten?" en het is nog de vraag of de tijdelijk benoemde directeur wel voor zijn veel omvattende taak berekend zal zijn. Hadden zij van diens ergerlijke gewoonte van te componeren ge zwegen; den afgedwaalden Caecilianen de keus gegeven tusschen stilzitten of lerugkeeren onder den staf van hun verlaten leidsman; en zich vooral niet verstout om een concert te ondernemen; dan had men hun het artikel gespaard. Daarentegen, de muziek voldoet te L. immers zoozeer «aan alle billijke eischen", dat men een pedant moet zijn om daaraan te durven twijfelen, en dat zelfs een Leidsch muziekfeest acht jaren geleden eens in de Caecilia hoog geprezen is. Wat dezelfde Caecilia van het jongste muziek feest zegt, moet men niet vragen. De belangrijkste muzikale studiën en uitvoeringen worden hier sedert jaren met zoo groot gevolg geleid, dat men er zich waarlijk over verwonderen moet, hoe Z.Ed. Gestr. er toe komt, vier lange kolommen vol te schrijven om zulk een reuzengeslacht tegen zulke dwergen te verdedigen! Het is, volgens den S.door de geheele geschiedenis sedert 1828 duidelijk geworden (ook door het te niet gaan van Musis Sacrumde Vereeniging van Leidsche musici, de Avondster?), dat de Maatschappij lot bevordering der Toonkunst in Nederland, en de stad Leiden in het hart van Nederland, elkander niet noodig hebben. Hoe dat mogelijk is, terwijl zelfs Amster dam, Rotterdam, den Haag en Utrecht die Maatschappij wel degelijk mee- nen noodig te hebben om alles te presteren wat zij kunnendit raad sel blijft onopgelost. Een handige trek is ook deze. Uit de circulaires der afdeeling wordt ge destilleerd, dat zij de verbinding der muzikale ligchamen bevorderen wil, en toch die verbinding voor het oogenblik noch wenschelijk noch uitvoer baar acht. Welke tegenstrijdigheid! In de circulaires staat iets anders. De afdeeling houdt die verbinding voor gewenscht, doch ziet in, dat zij het tijdstip moet afwachten waarop die ligchamen zeiven insgelijks van die meening zijn. Haar eerste werk was, avondtreinen aan te vragen bjj de uitvoeringen van de afdeeling 's Gravenhage. Vervolgens heeft zij de toetre ding aangenomen van een aantal geoefende zangers, die bepaald verkozen, onder den heer de Lange hunne studiën voort te zetten. Eens in hel bezit van een koor, welks oefeningen uit hare kas werden gesteund, was zij zedelijk verpligt, aan hare leden en verdere liefhebbers enkele muziekavon den aan te bieden. Haar voorstel aan de Leidsche Zangvereeniging. om ge zamenlijk een uitvoering onder Brahms te organiseren, werd beleefdelijk van de hand gewezenen zij schikte zich daarinliever dan de zaak alleen door te zetten met vrijwilligers van hier en elders (zoo noodig), omdat zij noodelozen aansloot vermijden wilde. Had men liever gehad dat zij een hevigen strijd om de heerschappij had aangevangen, de trompet gestoken om allen bij het vaandel der nationale Maatschappij te vereenigen, en met geweld te verdringen wat daartoe niet genegen bleek Of denkt men even als de wilden, die een humane bejegening van anderswillenden voor een bewijs van zwakheid aanzien Natuurlijk moet het der afdeeling aangenaam zijn, wanneer men haar gevoelen deelt en zich bij haar aansluit; en even natuurlijk doet zij het hare om de aansluiting gemakkelijk te maken. Dan wordt echter volstrekt geen strenge centralisatie noodig: alleen de kas zou éene moeten worden, en een raad uit de verschillende commissiën zou kunnen zorg dragen dat het een en het ander geregeld in elkander greep. Gemeen overleg is hare leus. Zij heeft dat op den voorgrond gesteld als de eerste behoefte van het muzikale Leiden, en niet door declamatie over de verdiensten eener welbe kende Maatschappij de harten zoeken te roeren. Gesteld eens, zij had dit laatste gedaan; dan stond immers de S. zelf met bet antwoord gereed: wij kennen die verdiensten even goed als gijmaar het is sedert lang gebleken dat ons Leiden en die Maatschappij het buiten elkander kunnen stellen. Wal hij voorstaat, is een centralisatie van een veel erger soort: alles in de hand van één directeur, die zijne eigene commissarissen aanstelt en aan niemand verantwoording schuldig is, ongeveer als de keizer aller Russen. Dat sommige musici op andere plaatsen zulk een stelsel ook voor zich zou den verkiezen, en wat daaronder gebeurt, gaarne in de hoogte helpen ste ken kan men nagaan. Van daar ook de oppositie hier en daar tegen een Maatschappijwaarin het initiatief uitgaat van de gecommitteerden uit het publiek, en die niet in gebreke blijft de medewerking onzer beste kunste naars, waarop zij steeds rekenen mag, dankbaar te aanvaarden. Waar echter eenmaal zulk een toestand van éénhoofdig bestuur bestaat, en wij met een directeur te doen hebben als die ons in het pleidooi ge schetst wordt, is het dan niet zoo goed als zeker, dal een loyale wedstrijd met anderen tot de meest mogelijke inspanning van krachten, en dus tot vooruitgang op de baan der kunst leiden zal? Want dat hier als elders nog een groote vooruitgang denkbaar isen wij ons nog op zekeren afstand van het toppunt van volmaaktheid bevinden, dat mag men, ook zonder verguizing van wien ook, volhouden, al haalt men zich nog een dozijn onheusche benamingen van onzen pleiter op den hals. Heeft hij ooit gezien dat een jarenlang monopolie op den duur de energie op dezelfde hoogte houdt, of dat wie zijn kracht gevoelt en door velen erkend ziet, door mededinging ontmoedigd wordt? Moeten wij den heer W. tegen zijne eigene vereerders verdedigen Geen m?nsch echter die nietwaar de prikkel van den wedijver ontbreektgevaar loopt om zijn taak te gemakkelijk op te nemen. Personele kwesties en andere teedere punten willen wij evenmin als de S. aanroeren. Alleen dit houden wij voor wenschelijk (daar het verschil van meeningen in weerwil van alle geschrijf zal blijven bestaan), dat men elkander zooveel het kan ontziet; elkeen vrijlaat om op zijne wijze en naar zijn inzigt de kunst te bevorderen; hem daarbij helpt zoover dat met een opregte overtuiging bestaanbaar is; en niet naar booze bedoelingen zoekt waar zij niet duidelijk zijn gebleken. Een onbelemmerde werkzaamheid voor allen, en daarbij de eendragt die op het oogenblik te verkrijgen is; zou dit niet voor onze stad het voordeeligste zijn? Leiden, 26 Jan. 1876. T. R. De Maatschappij ondersteunt de Afdeelingenen door haar ook andere ligcha men met hare bibliotheekmet het verleer en van toegang tot uitvoeringen in alle afdeelingen aan ieder liden met het geven van algemeene muziekfeesten in haar midden. Daarbij komt de zedelijke steun, waarvoor niet iedereen gevoel heeft, en de onderlinge hulpvaardigheid der afdeelingendie zich als deelen van één geheel beschouwen. Den Wel-Edelen Heer Redacteur der Leidsche Courant. Wei-Edele Heer! Van UEd'. welwillendheid verzoeke beleefdelijk een plaatsje. Ik zie in uw geëerd blad zooals in andere couranten, het berigt, dat men een standbeeld begeert op te rigten voor Spinoza. Mijns bedunkens ontbreekt aan dit berigt de mededeeling wie Spinoza ge weest is, daarom zou ik UEd. willen verzoeken dit ter verduidelijking er aan toe te voegen. Benedictus Spinoza was een Jood van afkomst, en werd geboren te Am sterdam in den jare 1632, die in zijnen tijd ingang zocht te krijgen om zijne stellingen te prediken. Hij was een berucht Godloochenaar, een aarts ketter, die zijne levensdagen heeft doorgebragt om tegen God en Zijn geopen baard woord te strijden. Atheïsten, deïsten, radicalen en communemannen hebben zich dus te haas ten om hunnen geestverwant te vereeuwigen. Ik dacht, onder het schrijven, aan een woord dat ik eens in een zeer, zeer oud boek gelezen heb: vwie heeft zich ooit tegen God verhard en vrede gehad!" Inlusschen heb ik de eer te zijn, Leiden, 28 Jan. 1876. UEd». dw. dienaar, L. PS. Beleefdelijk verzoeke andere Courantiers dit stuk over te nemen. Ter correctionele teregtzitting der arrond.-regtbank te Leidendd. 28 Januarij 1876, zijn de volgende vonnissen gewezen: D. A. II., te Leiden, wegens het laten loopen' van een hond zonder voorzien te zijn van een muilkorf, in hooger beroep, bevestiging van het vonnis des kantonregters, houdende veroordeeling tot geldboete van 3 of subsidiair 2 dagen gevange nisstraf; J. J. d. H., te Leiden, wegens misbruik van vertrouwen, tot ge vangenisstraf van 14 dagen; P. P d. B. en J. v. T.te Leiden, aangeklaagd wegens mishandeling, beiden vrijgesproken. Bevallen van eene Dochter A. FRANCH1MON, geliefde Echtgenoole van Leiden, 28 Jan. 1876. A. HOOIBERG. Bevallen van eene Dochter C. VAN ROYEN - VAN DER MEY. Leiden, 28 Januarij 1876. Eenige kennisgeving. Op den 26sten Januari 1876 overleed te Leiden, op 76-jarigen leeftijd, de Heer JOHANNES PH1LIPPUS OVERDIJK, na voorzien te zijn van de 11. Sacramenten der Kerk. J. C. VAN ROSSE Eenige en algemeene kennisgeving. Executeur Testamentair. Voor de vele bewijzen van deelneming, ontvangen bij het overlijden van mijnen geliefden Echtgenoot, betuig ik, mede namens mijne kinderen en behuwd-kinderenmijnen hartelijken dank. Leiden, 28 Januarij 1876. Wed. P. J. DEE, Riebot.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1876 | | pagina 3