Hij deelde daartoe het lijstje der stukken mede, waarvan gelukkig de Hom mers bekend waren. Dat lijstje bevatte o. a. een effect van 1000 dollars St. Vincent-Brainard, een dito Baltische spoorweg, 10 certificaten ƒ1000 Vereenigde Amerikaanschc fondsen enz. Aan den persoondie aanwijzing kon doen van deze vermiste papieren, werd eene belooning beloofd van ƒ200. Niemand deed zich op. Maar nu is eindelijk dezer dagen de verloren schal op het onverwachtst te voorschijn gekomen. De hoogleeraar had on langs aan den heer E. L. Dussel, timmerman, een secretaire verkocht, die door dezen, met de zorgvuldigheid aan de mannen van zijn vak eigenwerd onderzocht. En bij dat onderzoek kwamen de effecten voor den dag, die nagenoeg vier jaren in eene geheime lade waren verborgen geweest. De heer Dussel heeft de stukken, tot eene waarde van meer dan ƒ20000, naar men wil, ter hand gesteld aan de erfgenamen. Naar men uit Breda meldt is bij de lijkschouwing van het knaapje, dat overleden zou zijn ten gevolge van een slag op het hoofd, toegebragt door een kweckclinggebleken dat de dood aan hersenontsteking moet toege schreven worden. Op den 15,,cn Augustus 11. was een processie uit Slramroy naar Thorn vertrokken. Onder de bedevaartgangers bevond zich zekere J. J. Lenders, landbouwer, oud 21 jaren, die zich dien dag aan overmatig gebruik van sterken drank had overgegeven. In zijn dronkenschap had hij een stuk hout opgenomen en daarmede aan P. A. Keijes een slag op het hoofd toe gebragt, welke diens dood onmiddellijk ten gevolge had. Voor dit (eit stond Lenders dezer dagen voor het prov. geregtshof in Limburg teregt. Het hof heeft hem schuldig verklaard aan moedwilligen manslag en veroordeeld tot zeven jaren tuchthuisstraf. Bij de behandeling van de gemeente-begrooting, in de zitting van den gemeente raad van gisterenwerdgelijk reeds met een enkel woord werd gemeldbij no. 82 der uitgaven geklaagd, door den heer Scheltema, dat ofschoon de stad uiterlijk een meer fraai aanzien verkreeg, riolen en straten veel te wenschen overlieten; hij zou gaarne zien dat in dat opzigt doortastende maatregelen werden genomenmaar vroeg of men met het op nieuw bestraten van sommige gedeelten niet zou wachten tot dat de waterleiding zou worden gelegd, wanneer toch al de straten voor het heggen der buizen zouden moeten worden opgebroken. De voorzitter en de heer Seelig wezen, in antwoord daarop, op hetgeen in den laatsten tijd was verrigt tot verbetering der riolenwaaromtrent de uitgebragte rapporten getuigenis gaven, liet was gemakkelijker te klagen dan in al de klagten te voorzien. Om met het ver beteren der straten te wachtcu tot het tot stand komen der waterleiding kon moeije- lijk gaan. De lieer van Iterson, het gevoelen van den heer Scheltema ondersteu nende, drukte den wensch uit dat men zich voortaan meer mogt gelegen laten liggen aan de werken van nut. zonder echter de overige te verwaarloozen. Bij no. 85 kwam het leggen eener nieuwe brug bij de Morschpoort ter sprake. De heer du Rieu verklaarde zich tegen het leggen eener vaste brug; men zou daar met een ophaalbrug kunnen volstaan. De voorzitter kon daarvan de noodzakelijk heid niet inzien. Ook het noodzakelijke van de vernieuwing werd besproken dat door de hh. van Wensen en Seelig en den voorzitter als gebiedend werd verdedigd, maar door andere leden werd betwijfeld. De heer Goudsmit stelde voor vooralsnog in het midden te laten of het eene vaste of beweegbare brug zou zijnmaar alleen te beslissen over het leggen eener nieuwe brug. Daartoe werd met 20 stemman tegen 1 besloten. Bij no. 91, een memorie-post tot onderhoud der schietbaan, verklaarde de heer Scheltema dat de schietbaan niet gebruikt werd, omdat zij niet bruikbaar was, en toch was zij voor schutterij en garnizoen zoo noodig. De voor zitter trad in eene geschiedenis der zaak, waaruit bleek dat de baan in alles was •aangelegd volgens voorschriften der hooge militaire autoriteiten en thans evenwel werd door dezen gezegd dat de rigting niet goed was. De heer Scheltema beweerde dat de baan met weinig kostenƒ300 a 400, bruikbaar was te maken. Als dit het geval waszeide de voorzitter, dan zou die som later wel kunnen gevonden worden. Bij no. 94, dempen van grachten, werd behandeld de voorgestelde demping der Korte Langegracht, met het doel om meer ruimte te verkiijgen voor de veemarkt. De heer du Rieu deed eene opgave van de ter markt gebragte runderen in den loop dezes jaars waaruit bleek dat van de 43 marktdagen slechts op een 960 en op een 1350 run deren waren aangevoerdbetgeen aan eene bijzondere omstandigheid was toe te schrijven. Hij achtte zich niet geregtigd eene zoo groote uitgaaf te doen voor een enkelen keer dat zich gebrek aan ruimte voordeed. De heer Dercksen zag ook de noodzakelijkheid der demping niet in. Hij wees op de zoo aanzienlijke veemarkt te Alkmaar, alwaar men soms het vee, als de pleinen niet toereikend waren, op de straten of grachten plaatste. Ook hier kon dit geschieden, b. v. op de Turf markt. De heer Scheltema was ook tegen de demping. Eene verplaatsing der markt op die wijze zou niet in het belang der markt zijn. Liever zou hij het voorstel doen een gedeelte van het water aan de Beestenmarkt te dempen. De heer Cock zag mede gevaar in het verplaatsen der markt. Al gaf men 20000 toe, zou hij daartoe niet durven overgaan. De voorzitter zeide dat het doel was de tegenwoordige markt te behouden; hij wilde echter thans het voorstel terugnemen, om die zaak afzonderlijk te behandelen en een nader plan te ontwerpen. Bij no. 95 kwam het voorstel van de commissie van financiën in behandeling tot het afbre ken der Morschpoort. De heer Hartevelt was van mecning dat dit nu gevoegelijk kon geschieden omdat het uitzigt naar buiten door het bouwen der nieuwe infirmerie, veel verbeterd was. De hh. Dercksenvan Iterson en van Heukelom braken een lans voor het behoud der poort. De eerste was bevreesd datwanneer de poort weg genomen en de brug gelegd was, het misschien niet goed zou staan, en er weder geplempt zou worden. De heer van Iterson stelde belang in de poort, omdat die gemaakt was van materialen die hier te verkrijgen zijn, van baksteen. De poort kon nog dienen tot vmodel voor hen die thans met die materialen zouden willen bouwen, en op die wijze zou men bewaard blijven voor wangedrogtenzooals die op de Breêstraat waren gebragt. Het voorstel tot behoud van de poort in stemming gebragt zijnde, staakten de stemmen, 11 voor en 11 tegen. Bij no. 96, dag- en weekgelden der werklieden in dienst der gemeente stelde de voorzitter nu voor daarop ƒ500 te brengen, ter bekostiging van teekenwerk, hetgeen tegenspraak ondervond van den heer Hartevelt, die meende dat bij de vroegere stemming over die zaak de voorzitter te kennen had gegeven dat dit niet in zijne bedoeling lag. De heer van Heukelom had de zaak zoo opgevat dat do kosten voor teekenwerk uit de voor dit nommer geraamde som zonden gevonden worden. De voorzitter verklaarde dat men hem dan zeker verkeerd had begrepen. Het was zijne bedoeling geweest de noodige gelden voor teekenwerk op dezen post te brengen. Met 17 tegen 8 stemmen werd het voorstel van den voorzitter aangenomen. Bij dit nommer werd verder aange drongen op uitbreiding van het stelsel van aanbesteding ten opzigte van het leggen der straten, waartoe de voorzitter, in weerwil van eene vroeger minder gunstig geslaagde proeve, zich bereid verklaarde. In de avondzitting, bij de behandeling van no. 104, kosten van invordering der plaatselijke belasting, zeide de heer van Iterson dat hij vele klagten had vernomen over de personen met de taxatie van het meubilair belast. Hij vroeg of die personen daartoe wel de noodige kunde hadden ten minste zij deden soms of zij die niet hadden. De voorzitter verklaarde dat de belastingschuldigen ie dien opzigte verdeeld werden in 5 klassen. Het zou ontzaggelijk veel tijd vereischen daarmede afzonder lijke personen te belasten. De heer van Iterson achtte dit laatste toch beter, want nu namen do taxateurs slechts enkele kamers in oogenschouw; die verdeeling in 5 klassen was eene leemte in de bestaande verordening. De heer de Fremery zeide dat wanneer men in Januarij met het regelen van de belasting begon, men moeite had in JUn:| gereed te komen. Hij zag niet in dat eene andere wijze van handelen mogelijk was. Met taxatie was het doel van den heer van Iterson niet te bereiken, zou dan moeten inventariseren. De taxatie is eene globale berekening van het meubilair. Bij de personele belasting ging het evenzoo toe. De 2de der belasting was dan ook eigenlijk geen grondslag. De heer van kon niet toegeven dat de tijd te kort was; dit hing af van het aantal menschendat men gebruikte. Hij moest er op aandringen dat de taxatie zoo nabij mogelijk kwam aan de bedoeling; ontegenzeggelijk was het dat thans die taxatie twee of driemaal van de werkelijke waarde verschilde. Verder werd bij dezen post de voorgestelde verhooging van dc percentsgewijze belooning van den ambtenaar met het toezigt op de honden belast door verschillende leden bestredenook de verbooging van het tractement der brugophaalders. Wat betreft eerstgenoemden ambtenaar meende men dat die verhooging niet te pas kwam, aangezien het aantal honden in den laatsten tijd zoozeer was verminderd. De voorzitter was van gevoelen dat de man zeer actief was en eene verhooging verdiende; zonder die verhooging zou hij, hoe activerhij was, van slechter conditie worden. De hh. van der Lith en Hartevelt zagen dan liever de percentsgewijze belooning afgeschaft en de vaste belooning verhoogd. Over het voorstel van de commissie van financiën om de 5 pCt. verhooging niet toe te staan, staakten ten slotte weder de stemmen, 11 voor en 11 tegen. Een voorstel van den heer van Iterson, om dc vaste bezoldiging van ƒ200 op ƒ300 te werd thans als ontijdig beschouwd. Bij no. 104 werd het voorstel van van financiën om de verhooging van de jaarwedden der inspecteurs van policie met ƒ100 niet toe te staan, verworpen met 14 tegen 8 stemmen. De heer Seelig kwam op voor de agenten 3de en 4de klassewier bezoldiging hij mede wilde verhoogd zien. Hun tractement, ƒ500 en ƒ450, was niet ruim, en het argument dat biirc. en weth. daartegen hadden ingebragt, dat er zich ruimschoots personen voor die betrekking aanbodenkon hij niet deelen. Hij werd krachtig ondersteund doordea heer Bijleveld Die agenten hadden veel le doen en de eischen waren hoog. De voorzitter en de hh. Goudsmit en van Heukelom bestreden die zienswijzen. Hier moest alleen beslissen de economische regel of er genoeg sollicitanten waren. Ook moest men er op letten dat de verhooging liep over eene som van ruim ƒ2000, Het voorstel van den heer Seelig, wat betreft de agenten 3de kl., werd verworpen met 15 tegen 7 stemmen, hetgeen hem deed besluiten dat betreffende de agenten 4de kl. in te trekken. Bij no. 110 gaf de begrooting der dd. schutterij met het voorstel van de coin- missie van financiën om die met ƒ2800, kosten der muziek, te verminderen,en die som op een ander hoofdstuk te brengen, aanleiding tot eene uitvoerige discussie. De heer Seelig zag er hoegenaamd geen financieel voordeel in. Als de ƒ2800 ge. noegzaam waren voor de muziek en men over het muziekcorps te vreden wasdan was er geen motief om het subsidie van de begrooting af te nemen. Voor een afzonderlijk corps bestemd, zou het alligt aanleiding geven tot verhooging. De heer du Rieu was ook voor het behoud der schutters muziekals zijnde eene bis. torische zaak. De heer Hartevelt zeide dat de commissie van financiën tot dit voor stel was gekomen omdat het was alsof de muziek der schutterij niet bestond. Zjjl werd bij exercitiën niet gebruikt. Er waren 6 of 7 leden overgegaan bij de infan-j terie-muziek en de kapelmeester was naar elders vertrokken. Het scheen haar dus niet gewettigd toe die som op de begrooting te latenmaar toch wilde zij den pos! behouden om eene betere regeling te verkrijgen. De voorzitter meende dat zoolang de schuttersraad de som yoordroeg, men die moest toestaan. Op 3 October 11. waj door de muziekzonder hulp van buiteneen zeer goed concert gegeven en dj heer Blumentritt had hem verklaard dat het corps zeer goed was, als er de hand aan werd gehouden. Den heer van Heukelom speet het dat er geen enkele stem opging van wege de schutterij. Hij was vroeger geweest onder de oprigters van het corps en toen werd het met enthousiasme in den raad begroet. Koning Willemll zelfs had geld gegeven om het corps tot stand te brengen. De heer van der Lith was mede voor het toestaan van het subsidie, omdat de schuttersraad er om vroeg, Waarom zou men het nu geven voor iets dat in de lucht hing? De heer SM tema gaf te kennen dat hij zich gaarne aan de deliberatie voor deze zaak had wik onttrekken, maar hij werd er als het ware ingehaald. Waarom de muziekniet werd gebruikt, dat was zijne zaak. Hij had wel eens gehoord het verwijt dat dit van hem een parii pris was en dat was zoo, het was een stellig parti pris. Vroe ger werd de muziek bij de exercitiën gebruikt, maar men weet hoe de schutterij dan te huis kwam. Bij het spelen eener polka danste het volk en de schutters polkeerden mede, Men had thans met die wijze van oefenen gebroken. Het muziek corps werd in stand gehoudenomdat het was in het belang der gemeente. Het was het eenige middel om hier een muziek corps te bezitten. Een harmonie-corps was goed, maar de harmonie onder de officieren had er door geleden. Aangezocht tot behoud van het corps in het belang der muziek in deze stad, had hij gedaan wat hij kon. Dn heer Tromp zeide dat het de commissie getroffen had dat het muziek corps der schutterij slechts eene brug was om het subsidie aan een ander te geven. Na nog vele gedachtenwisseling over dit punt, waarin o. a. nog bleek dat de commissie voor de schutterij muziek aan den schuttersraad had voorgesteld een aanzienlijke verhooging van het subsidie te vragen en dattoen de schuttersraad daartegen zwarigheid inbragt, die commissie haar ontslag had ingediend, werd besloten, op voorstel van den heer van Iterson, de zaak te splitsen, t. w. de begroot ingpost los te maken van het voor stel der commissie van financiën om den post onder een ander hoofdstuk te brengen, Daarna werd het voorstel der commissie van financiën, om den post van ƒ2800voor de muziek van de begrooting der dd. schutterij af te nemen, verworpen met 12tegen 9 stemmen. De heer Scheltema hield zich daarbij buiten stemming. Bij hoofdst. VII. Kosten van het onderwijs enz. kwam onder no. 120 in behan deling dc voorgestelde tractements-verhooging van den hulponderwijzer in de gym- 1 nastiek. De hh. Librecht Lezwijn en van der Lith verdedigden deze verhooging; de eerste op grond dat de lesuren, bij de aanstelling van den titularis 31, thans tot 40 waren geklommende tweede wegens het verbod van het geven van privaat lessen, iets dat, wat den hulponderwijzer betreft, niet in de bedoeling van het schooltoezigt had gelegen. Ook de heer van Iterson sloot zich bij deze zienswijze aan. Het voorstel van de commissie van financiën, om de verhooging niet toe te kennen, werd verworpen met 14 tegen 9 stemmen. Daarna kwam in behandeling no. 122, het voorstel om de percentsgewijze belooning der hoofdonderwijzers en hoofonderwijzeresseu te doen vervallen en het bedrag daarvan aan hun tractement toe te voegen. De heer Cockdie zeide dat hij vriend was van het bijzonder onderwijs zonder vijand te zijn van het openbare, meende dat wanneer men aan de openbare school een knak had willen geven, men niet beter had kunnen doen dan dit voorstel. Een prikkel was noodigwant het eigenbelang was de wereld niet uit. De heer Goudsmit, als vriend van het openbaar onderwijs, vereenigde zich geheel met dat gevoelen. De heer van der Lith sprak echter met kracht ten gunste van het voorstel. In het toekennon eener veranderlijke belooning lag'ets ziekelijks. Ilij was er, bij het uitnemend schooltoezigt alhier, niet bevreesd voor dat de onderwijzers van hunne energie zouden beroofd worden. Waarom gaf men dien prikkel dan ook niet aan andere scholen Om consequent te zijn meest het ook toegepast worden op gymnasium en hoogere burgerschool. De heer Gouds®'' meende dat de heer van der Lith alzoo sprakomdat hijin de eerste periode z'Jner loopbaan, vol ijver was voor zijn vak. Bij sommige personen was een prikkel noo dig. Het behoud van de veranderlijke belooning werd daarop aangenomen met tegen 4 stemmen. Bij no. 131 werd het voorstel van de commissie van financiën, om de ƒ100, uitgetrokken als toclagé aan de commissie voor de volksvoorlezing voor het houden eener bloemententoonstelling, te schrappen, aangenomen met tegen 9 stemmen. Bij no. 136 werd nog de opheffing der stads-apotheek ter sprake gebragt. Dene van Iterson drukte de hoop uit dat de zieke armen voor die ramp zouden bewas blijven. No. 162, toelage aan de eigenaars van den schouwburg, werdaangeno® met 16 tegen 7 stemmen. ({j De behandeling der inkomsten gaf tot weinig discussie aanleiding. Hel vu® iter l

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1875 | | pagina 2