SC IIE
COURANT.
1875.
103.
VRIJDAG 16 JULÏJ
BINNENLANDSCHE BERÏGTEN.
De Courant verschijnt dagelijks, Zon- en Feestdagen uitgezonderd. De prijs der Courant is per vierendeel jaars f 3.franco p. p. f 3.50;
met het f er slag der Handelingen van den Gemeenteraad T 3.35franco p. p. f 3.35. üet verslag afzonderlijk is verkrijgbaar voor f 2.50
'sjaars, builen de expeditiekosien. Afzonderlijke nommers der Courant zijn verkrijgbaar voor 5 Cents, franco p. p. 6 Cents,
De prijs der Adverleniiën is van 1—4 regels iedere regel meer 25 cents.
LEIDEN. 15 Mij
In de lieden gehouden zitting van den gemeenteraad is op nieuw tot
commissaris der bank van lecning benoemd de lieer mr. J. T. Buys; insge
lijks zijn weder tot bestuurders van het werkhuis benoemd de altredende
lieeren D. A. Schrellcn, A. C. Leembruggen en II. P. J. van Wensen. Tot
hulponderwijzer of hulponderwijzeresse werden benoemd: aan de school n°. I
voor onvermogenden K. C. van Waalwijk alhier; aan de school 11°. 1 voor
minvermogenden J. J. Cockuyt alhier en G. B. Lalleman, te Moordrecht;
aan de school n". 2 voor minvermogenden mej. C. J. G. van der Upwich
alhier; tol onderwijzeres 2' kl. aan de meisjesschool le kl. werd benoemd
mej. C. A. Kouwenberg, te Baarn, en tot onderwijzeres 2C kl. aan de lus-
schenscliool mej. J. M. W. van Schaikle Middelburg.
Aan de orde was voorts het verzoek van W. Werst, ter bekoming van
wachtgeld of pensioen wegens de opheffing van zijne betrekking aan de
bank van leening. Burg. en welli. en ook de commissie van financiën (hare
meerderheid) adviseerden tot afwijzing van dit verzoek. De heer Eigeman
die in de commissie van financiën de minderheid had uitgemaakt, zeide,
dat hij zich niet met het gevoelen der meerderheid had kunnen vcrcenigen,
omdat het niet uitgemaakt was of de adressant al dan niet ambtenaar was.
Volgens commissarissen van de bank nietmaar hij was toch aangesteld gewor
den en wel op eene bezoldiging van 120 en zijne verantwoordelijkheid duurde
op dit oogenblik nog voort. Gaarne zou hij willen weten of hij ambtenaar
was of niet. De voorzitter zeide dat hh. commissarissen van oordeel waren
dal hij niet tot de ambtenaren had behoord. De heer Cock bevestigde dat.
Men had slechts het reglement van 1829 in te zien om daarvan de overtui
ging te erlangen. Daarin werd opgave gedaan van de ambtenaren bij de
bank werkzaam, en daaronder werd de betrekking van den adressant niet
gevonden. Alleen was bij art. 21 aan de ambtenaren-taxateurs de bevoegd
heid verleend om bij twijfel een juwelier en goud- en zilver-kasthouder le
raadplegen. Als zoodanig werd dan ook gebruik gemaakt van de diensten
van den adressantevenals b. v. de bank zich bediende van een vasten
timmerman of metselaar. Volgens den aard zijner betrekking was de adressant
geen ambtenaar. De heer Eigeman meende dat men uil zijne aanstelling op
eene vaste bezoldiging mogt afleiden, dat hij eene vaste betrekking be
kleedde. De heer Goudsmit vercenigde zich met het gevoelen van commissarissen
der bank. Hij miste hier ook een van de criteria van een ambtenaar. Hij
toch had geene instructie en was ook niet verbonden aan vaste diensturen.
Hij had echter een bezwaar, t. w. of niet in het kon. besluit, dat de ban
ken van leening behcerschi, wordt gesproken van taxateurs als ambtenaren.
Bijaldien dit zoo was, dan kon het reglement van de bank daarin geen
verandering brengen. De heer Cock voerde hiertegen aan dal het regle
ment der bank slechts een weerklank was van bedoeld kon. besluit, en
dat door de taxateurs bedoeld werden de personen die voor vast aan de
haak verbonden waren. De adressant werd slechts geraadpleegd als deskun
dige. Ook de heer Stoffels verklaarde dat de adressant was aangesteld om
'c worden geraadpleegd bij gerezen twijfel bij de met de taxatie belaste
ambtenaren. De heer Goudsmit zeide daarop dat bijaldien er altijd twee
taxateurs waren geweest, die er zelfs ook thans nog waren, zijn bezwaar
verviel, In stemming gebragt werd hel afwijzend advies van de commissie
van financiën met algemeene stemmen aangenomen.
Vervolgens werdingevolge hun verzoekeervol ontslag verleend aan W.
Melgerdals hulponderwijzer aan de jongensschool le kl.; aan mej. H. M.
Niemeijerals hulponderwijzeres aan de school n°. 1 voor onvermogenden,
«n aan G. Brinks, als onderwijzer 2' kl. aan dë school n». 2 voor minver
mogenden, en goedgekeurd de voordragt betrekkelijk de verhuring van hel
ijkkantoor op de Aalmarkt aan het rijk.
Ingekomen zijn een adres van A. Gijlbers. houdende verzoek tot het dem
pen der Korte Langegracht; een adres van de agenten van policie betreffende
ile voorgestelde pensioen-wet voor de ambtenaren der gemeente, en eene
missive van gedep. staten, met afschrift van een adres bij den minister van
hinnenlandsche zaken ingediend, waarbij diens tusschenkomst wordt inge-
soepen tot vereffening van het geschil over de rangschikking van het II. G.
of arme wees- en kinderhuis.
Wederom heeft het opercllen-gezelschap van Pflaging op Zomerzorg
een tweetal soirees gegeven, die, zooals altijd, weer goed bezet waren en
waar liet duidelijk bleek hoeveel sympathie dit gezelschap onder Leidens
burgerij heeft verworven. Het dient te worden erkend dat Pfldging's gezel
schap die goede reputatie eerlijk verdient.
's Lands middelen over de zes eerste maanden dezes jaars hebben
opgebragt 4',055,380.09zijnde f 182,175.73% minder dan in hetzelfde
tijdvak van 1874. De raming bedroeg ƒ41,881,884.25.
Ten gevolge van het in werking treden der wet van 2 Junij II. betref
fende het toczigt der fabrieken is door den minister van binnenlandsche
zaken bepaald, dat voortaan onder de aclen van vergunning voor het ge
bruik van stoomketels, welke door tusschenkomst van den commissaiis des
konings aan de burgemeesters ter uitreiking worden gezonden, het visum
zal moeten worden geplaatst van den betrokken burgemeester, voor zooveel
de vergunning voor de oprigtiug van het stoomwerktuig door het gemeen
tebestuur is verleend.
liet doel van het visum strekt ter waarborging, dat geene acten van ver
gunning worden uitgereikt dan aan hen die van het gemeentebestuur de
vereischte vergunning tot oprigting van een stoomwerktuig of plaatsing van
een stoomketel hebben verkregen. De burgemeesters mogen de hun toege
zonden acten niet uitreiken alvorens de zekerheid te hebben dal de belang
hebbenden in het lezit der vereischte vergunning zijn.
Door den minister van financiën is bepaald, dat het vergelijkend examen
van candidaten naar de betrekking van adspiranl-Iandineter bij het kadaster
zal aanvangen op Maandag 13 September a. s.
In het onlangs verschenen derde stuk van het zesde deel der statisti
sche Bescheiden voor het koningrijk der Nederlanden, uitgegeven door het
dep. van binnenlandsche zaken, wordt een overzigt gegeven van de enkel
provinciale en huishoudelijke rekeningen en van de gemccnterekeningen over
1870. Daaruit blijkt dat van de door de verschillende gemeenten in het
rijk aangegane geldleeningentol een oorspronkelijk bedrag van /75,970,G40,
op 1 Jan. 1871 nog onafgelost was ƒ59,715,267. Van het laatstgenoemde
bedrag was eene som van 39,448,129 verschuldigd door de 16 gemeenten,
welker bevolking de 20000 zielen overtreft. Gemiddeld bedroeg deze schuld
ƒ45.17 per hoofd der bevolking. Boven dit gemiddeld cijfer klom de schul
denlast te Amsterdam, waar die 87.42, en Botterdam, waar hij
ƒ64.27 per hoofd der bevolking bedroeg; het laagste relative cijfer werd
gevonden te Leiden, namelijk 0.60 per hoofd. De 22 gemeenten, welker
bevolking meer dan 10000, doch minder dan 20000 zielen telde, hadden op
1 Jannarij i 871 eenen schuldenlast van ƒ6,257,085, overeenkomende met
ƒ20.93 per hoofd der bevolking. Boven dit cijfer staan: Middelburg met
ƒ161.58, Breda met ƒ42.43, Kampen met ƒ36.94, Zutphen met 24.57;
het verste beneden dat cijfer Gouda met ƒ0.67 en Lonneker met ƒ0.90 per
hoofd der bevolking. Geheel vrij van schuld op 1 Jannarij 1871 waren: in
Noordbrabant 7, in Gelderland 8, in Zuidholland 8, in Noordholland 1, in
Utrecht 2, in Overijssel 2, in Groningen 1, in Limburg 3; in het gelieele rijk
32 gemeentenwelker bevolking meer dan 3000 zielen telde.
Van de candidaten, die zich in de vorige en in deze maand hebben
onderworpen aan het zoogenaamd mathematisch-litterarisch gedeelte van het
natuurkundig examen, werden afgewezen 59 en toegelaten 40. De toegela-
Icnen zijn de volgende hh.: J. Th. 11. Hermans, J. R. Meijeringh, II. M.
van Schaik, J. Dijker, C. Groeneveld de Kater, A. E. S. Sluglerman, W.
von SchaurolhJ. Scheidelaar, T. ten Gate, 11. van EnckJ. N. D. Hulst,
J. G. Brandt, C. E. Fiedeldy, J. Kiës, J. M. Langeveld, G. B. Wijnhof!, O
Engelken, D. RomijnII. D. Tjeenk Willink, H. C. W. Utermöhlen, If. J.
van Staveren, J. Iveyzer, J. BI. H. van Dorsscn, L. G. Marlinius, J. M.
Lamaison, N. C. Vlaanderen, J. B. G. tl. van Gruting, II. F. A Sasse, J. F.
Blom van Geel, E. Lemmens, R. van Beuningcn van Helsdingen, D. D.
Biichier, J. van Riel Jr., J. II. Schaflers, L. Bochardt, G. P. 11. Vriens,
C. Eykman, C. J. Kleyn, A. W. M. van Deventer, M. Straub.
In de eerste zitting van de algemeene vergadering der Ned. maat
schappij ter bevordering van nijverheid, die te Breda wordt gehouden, bragt
de algemeene secretaris, de heer van Eeden zijn verslag uit, omtrent den
toestand der maatschappij. Hij verwees in de eerste plaats naar de gedrukte
handelingen der maatschappij en voegde daarbij dat onlangs aan het hoofd
bestuur door den minister van binnenlandsche zaken een advies gevraagd
was omtrent hel al of niet wenschelijkc van het oprigten van kamers vap