ADVERTENTI E N. der Leidsche alma maler met hunne bestuurs-coüegiënfaculteits-praesides, disputen en andere akademische gezelschappengetooid in de officiële klee ding én de insignes hunner waardigheid, de faculteils-kleuren, enz., enz., toen professoren en genoodigden, gezeten waren, klonk er eensklaps eene fanfare van het groote orchest en eene rij van dames, gekleed in den feest tooi der blocijende jeugd, gaas en bloemen, werd binnengeleid, ieder door een lid of oud-lid van het collegium, met mejufvrouw E. Polano, die. uit naam der Leidsche jufferschap hel vaandel aanbieden zou, aan hel hoold, welke door den eorps-praesesJ. Kappeyne van de Coppcllo, werd begeleid. In een breeden kring zetten deze dames zich neder rond de plaats waar de eigenlijke plegligheid der uitreiking gebeuren moest, terwijl aan de over zijde de feest-commissiënmet het collegium aan het hoofdplaats namen. inttisschen viel het orchest in met de aangrijpende melodie der Ilochzeit- marsch van Mendelssohn, terwijl aller blikken gerigt werden naar de banier die op een piëdestal en omflocrsd daar was neergezet. Eindelijk was het oogenblik daar. Mej. Polano riglte zich naar het vaan del en betrad de verhevenheid waarvoor het stond. Met de linkerhand ge slagen om den standaard der banier, riglte zij zich lot het collegium en sprak vrijmoedig, sierlijk en met nadruk. Met eene herinnering aan den moed en de zelfopoffering van Leidens bur gerij in den kamp van vrijheid en onafhankelijkheid, de aanleiding tol het slichten der Leidsche akademie, wees de spreekster er op, dat zij die een maal zich onder deze vaan zouden scharen, zeker herdenken zouden het roemruchtig verleden in Leidens historie. Tot heden waren de zonen der Leidsche hoogeschool zonder een banier, die hen allen vcreenigdc, ontbrak dat zigtbare woord, sprekende van wat de stichting der akademie in het leven riep: Wjj zijn fier op Neêrlands eerste hoogeschool", ging de spreekster voort, en als bewjjs daarvan bieden wfl u deze banier. Toen wees zjj met een enkel woord op de belcekenis van de spreuk in het vaandel geschreven. "Eendragt en trouw", dezelfde voortreffelijke eigenschappen hadden Lei dens burgerij kracht gegeven de fel geteisterde veste te verdedigen, op deze deugden was de hoogeschool gegrondvest en daarom was deze leuze geschre ven onder het Minerva-beeld dat boven het vaandel troont. Dat deze woor den de zonen van Minerva steeds voor oogen zouden staanopdat zij daardoor "groot van geest, kloek van zin, trouw van hart" zouden zijn als Nêerlands eerste en beste staatsburgers, "Strijdende voor vrijheid en recht, wachteres onzer onafhankelijkheid. Dat deze banier het zinnebeeld zjj van de groote verwachtingen, die wij hebben van het Leidsche sluden- ten-corps" waren de laatste woorden der spreekster, die, reeds nu en dan begroet met toejuiching, thans daverend werd geapplaudisseerd, terwijl de fanfaren weerklonken. Toen trad de president van het corps, de heer Kappeyne van de Coppello, voor het vaandel en nam het in ontvangst met eene sierlijke rede. Hij, be gon met op de eigenaardige plegligheid te wjjzen, die de rij der leesten opende; roemde er trotsch op te zijn hier uil naam van het Leidsche stu denten-corps te sprekenterwijl Neerland jubelt bij de herdenking van het lustrum zijner Leidsche akademie; trotsch, omdat hij hier het woord mogt voeren tot dames, die het studenten-corps zulk een geschenk boden. De spreker bragt haar hulde en dank en vooral erkende hij, dat het door haar juist was begrepen dal het den studenten goed was zich te kunnen scharen onder een banier door haar geschonken. Maar er is meer, zeide hij: vooral geldt in dezen tijd het vooroordeel alsof de Leidsche jongelingschap een hoop losbandelingendoof voor regt en wet, is, daartegen hebt gij protest aangeteekend met dit feit; met donderend applaus werd hij begroet. Vervolgens instemmende met de spreekster, die hem was voorgegaan, wees hij op 't «virtus concordia fides" en riep zijn medebroeders toe »'t zal u welgaan" indien gij aan die spreuk trouw blijlt. Zij zal u steeds wijzen op "den vriend met ijzeren vuist en koel gebiedend oog", zooals de Genestet den pligt genoemd heelt en leiden lot vrede met zichzell en eendragt met anderen, opwekken tot "trouw aan wat ons lief is, trouw aan onze begin selen, trouw aan ons zelf' sprak de redenaar, en op dat oogenblik be zielde hij zijn toehoorders. »Wij ontvingen deze banier rein," zoo eindigde de spreker in geestdrift, "bewaren wij haar smetteloos!" Naauw waren deze woorden gesproken of er brak een stroom los van bravo's, die zich oploste in het geheiligd "lo vivat", waarmêe staande werd ingestemd. Een gedeelte van Leidens Roem van llol werd aangeheven door de zang- verecniging en weldra was deze plegligheid geëindigd. Onderwijl dal de studenten zich marschvaardig maken om van Zomerzorg de reünisten en de senaten der bevriende studenten corpsen af te halen hebben wij gelegenheid de geschonken banier te bewonderen. Zij is van lichlblaauw genuanceerd fluweel waarop in het midden de pijlenbundel der faculteiten van zwaar zilver artislique ligt, door een lint van helzelde metaal aan een verbonden, waarop het devies staat: "virlus concordia fldes"; daar boven leest men in een halven cirkel "Acad. Lugd. Bat." In de hoeken is prachtig zilver borduursel aangebragt en aan hel fluweel hangen zware zil veren kwasten; het geheele doek hangt aan een zilveren stok. Boven op den standaard der banier staat een keurig gedreven Minervabeeld in zilver ter grootte van een decimeter en daar vlak onder hangt een lint van al de faeulteitskleuren. Tegen een ure trok de stoet van studenten, met de nieuwe prachtige ba nier en die van de faculteiten aan hel hoold. en de senaten der bevriende studenten-corpsen van "net feestgebouw langs het Rapenburg, Paardensteeg en Beestenmarkt naar Zomerzorg. De oud-studenten, die reeds vroeger in de stad waren aangekomen of aldaar gevestigdhadden zich op dat uur op Zomerzorg vcrcenigd. Na erne gepaste verwelkoming vormde zich op nieuw den stoel Voorafgegaan door de muziek van het 4dl reg. infanterie en van de dd. schutterij, alsmede van het collegie met de corps-banier, trokken de oud-studenten de stad binnen, onmiddelijk gevolgd door de tegenwoordige studenten met de verschillende faculleits-banieren, terwijl de trein werd ge sloten door de muziek van de vesting-artillerie uit Delft. Langs den weg dien zij trokken, Beestenmarkt, Paardensteeg, Kort Rapenburg en Breede- straat, was eene digte menigte geschaard, om den inlogt te zien voorbijgaan, hetgeen dan ook, daar iedereen toch spoedig den een of anderen ouden bekende voor de oogen zag, iets aantrekkelijks had. Ouden van dagen zag men nog vol geestdrift den weg afleggen en niet onderdoen voor hunne jongere makkers. Bij de laatsten kwam de studenteu-gcest nu en dan nog eens op, zoodal zij luide het hiep, hiep, hoerah!" lieten liooren. Aan de slads-gehoorzaal gekomen werd hall gehouden en oud-studenten en studenten vereenigden zich in de groote zaal om den welkomstgroet te hoorendien de praeses van het studentencorps aan de oud-studenten zou brengen. liet was een woelig schouwspel dat de gehoorzaal van de bovengalerij gezien bood. Eerst vulde zich de zaal met oud-studenten en studenten, overal verwelkoming, blijde verrassing van elkaar weervindende vrienden van eer tijds, deftige, achtbare gezigten met den gullen, blijden lach van vroeger om den mond, druk pratende en kwinkslagen debiterende, dringende en gedrongen wordende en altijd door zag men door den ingang menschcn binnenslroomcntotdat de groote zaal eindelijk was gevuld met eene me nigte, die rug aan rug, schouder aan schouder stond opgepakt en vasigestuwd. De heer Kappeyne van de Coppello was hier weer de woordvoerder van het corps. liet woord was een woord van dank tot hen die daar allen waren vereenigd, zaamgekomen om een huldeofler te brengen op de geheiligde altaren van Minerva. Van waar zij kwamen vroeg de spreker niet, beschaving en wetenschap kennen geen grens en laten zich niet bepalen lot den engen kring eener nationaliteit. Naar Leiden kwam zoo menigeen, die daar geleefd en geliefd had, als naar zijn eigen huis, want zij heeft haar vreugdevuur ontstoken, de oude alma mater, en immers eene geliefde moeder vergeet men niet Hier zou men weer feestvieren volgens oude gewoonte en naar eigen kracht en mogt er ook al gezegd worden dat het jonge Holland doortrok ken was van een Jan Salie-geest, dat het niet meer was de type van hen die door Klikspaan werden geteekend of door Hildebrand geschetst, hij leekende protest tegen die meening en de komst van dat groote aantal reünisten gold hem als een goed teeken, want //was de Leidsche student niet meer dezelfde als die gij zijt geweest, gij zoudt u de ergernis hebben bespaard hem te ontmoeten" (applaus). Volgens den tijdgeest waren zijn kamers misschien kostbaarder gemeubi leerd en zijn levenswijze welligt duurder, maar hij was gebleven als van ouds. Dat konden de oud-studenten feestvierende ervaren, nu zij nog eens hier kwamen om als het kon den gulden tijd der jeugd voor een korten tyd nog eens te leven, zich terug te denken in dien levenstijd doorgeurd van bloemen, die als in een droom waren gewassen voor hun voet. Wat het heden- daagsche studerende geslacht betrof riep hjj den klager toe: "Si paret con- demnaSi non paret absolve." Vervolgens dacht de spreker zich terug met den reünist in de gevoelens die hem hier moesten bezielen; veel gouden harten hadden intusschen opge houden te kloppen; veel weemoedige gedachten waren gerezen; maar waartoe die keerzijde der medaille? Welkomen nogmaals welkomwas hel slot van zijn rede, weesl gerust, wij zijn dezelfde gebleven, in Leiden bleef alles eveneens, zelfs de slechte tafels enz., maar viert feest met ous, bljjdc dagen staan ons voor de borst: «gau- deamus igitur!" //'t gaudeamus" werd gezongen en een oogenblik daarna, dankte de president der reunie-commissic, de heer jhr. mr. Gevers Dcynoot namens de oud-studenten voor de schitterende wijze waarop zij waren verwelkomd. De stoet begaf zich daarna langs Breeslraat en Rapenburg terug naar liet feestgebouw op de Ruïne, waar professor Beets eene feestrede zou uitspreken. Hel onderwerp dier rede zou men aldus kunnen omschrijven: "gedachtenvan den oud-student, die hier thans Leiden weerziet als reünist," en voor zoover wij den spreker konden volgen is deze rede behandeld in den meesterlijken trant van Hildebrand. Een verslag te geven zou overbodig zijn, daar de rede op dit zeilde oogenblik de pers verlaat. Z. K. H. prins Frederik was tegenwoordig bij de rede van prof. Beets. Ten half vier ure had de opening plaats der nieuwe sociëteit Minerva, i dat trotsche gebouw dat men op de Breedestraat heeft zien verrijzen en dat in de laatste dagen als in een tooverslag in een slaat werd gebragt, dat het lieden Minerva's kroost binnen zijne muren kon ontvangen. Ook daar ontbrak het niet aan hartelijke ontboezemingen. Heden avond zal te dier plaatse een concert worden gegeven door de muziek van het le reg. huzaren uit Haarlem. (Zie verder het Hijvoegsel.) Voorspoedig bevallen van een Zoon J. G. BLANKENBERG COUVEE. i Leiden, 13 Juni 1875. Algemeene kennisgeving. Voorspoedig bevallen van eene welgeschapen Dochter E. G. VAN STEENSEL VAN DER AA SCHOLTE. Leiden, 14 Juni 1875. Eenige en algemeene kennisgeving. Heden overleedtot onze groote droefheidhet lieve kindje dat ons voor 9 dagen geschonken werd. Leiden, 13 Juni 1875. SAMUEL LE POOLE. Eenige kennisgeving. ANNA LE POOLE, Mot®

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1875 | | pagina 2