LEIDSCHE COURANT. 1875. i i\°. 111. VRIJDAG 14 MEI. De Courant verschijnt dagelijks, Zon- en Feestdagen uitgezonderd. De prijs der Courant is per vierendeel jaars ƒ3.franco p. p. f 3.50; met het F er slag der Handelingen van den Gemeenteraad t 3.35, franco p. p. ƒ3.85. Bet verslag afzonderlijk is verkrijgbaar voor ƒ2.50 'sjaars, buiten de expeditiekosten. Afzonderlijke nommers der Courant zijn verkrijgbaar voor 5 Cents, franco p, p. 6 Cents. De prijs der Advertentie,n is van 1—4 regels 1.— iedere regel meer 25 cents. STADS-BEIUCIITEN. SCHUTTERIJ. BURGEMEESTER en WETUOUDERS van LEIDEN doen te weten, dat, ter voldoening aan de wet van den 11 April 1827 Staatsbln°. 17), een aan vang zal worden gemaakt met de inschrijving voor den Schutterlijken dienst, van de genen welke daartoe dit jaar in de verplichting vallen. Dat deze inschrijving zal geschieden in tien afzonderlijke registers, met dien verstande, dat dc personen, gehoren in 1841 tot 1849 ingesloten, welke zich bier ter stede, sedert de vorige inschrijving, uit andere plaatsen metterwoon hebben nedergezet, waaronder ook zijn begrepen de militairen, die sedert de laatste inschrij ving hun paspoort verkregen en zich alhier hebben gevestigd, alsmede de zich in dit Rijk en binnen deze gemeente sinds de laatste inschrijving gevestigd hebbende vreem delingen, zullen worden ingeschreven achter-in de registers, waartoe zij volgens hun nen ouderdom behooren; terwijl de geborenen in het jaar 1850 zullen worden geplaatst in een nieuw register, te weten: het eerste van den jare 1875 en het tiende, of dat der geborenen in 1840, van het vorige jaar, zal komen te vervallen. Dat van de inschrijving niemand der bovengenoemde personen is uitgezonderd, al vermeende hij tot de vrijgestelden of uitgeslotenen te behooren, en dus ook niet die personen, welke reeds hun ontslag uit den Schutterlijken dienst hebben hekoinen. Dat de registers van inschrijvingingevolge art. 5 van bet Koninklijk besluit van den 21 Maart 1828 (Staatsblad n 6), zullen worden geopend op Zaterdag den 15 Mei aanstaande, en op den 1 Juni daaraanvolgende zullen worden gesloten. Dat derhalve de personen, welke zich vóér gemelde sluiting op den len Juni niet hebben doen inschrijven (en dus ook ieder persoon, van elders zijnde komen wonen, of de in dit jaar zich alhier gevestigd hebbende vreemdelingen, alsmede de militai ren, welke hun finaal ontslag hebben bekomen en niet weder zijn in dienst getre den), bij ontdekking, alsnog achter de teekening tot sluiting, door het hoofd van de Regeering aan het einde van het register te plaatsen, zullen worden ingeschreven met bijvoeging van het woord: ambtshalveen volgens art. 9, door den Schut tersraad zullen worden verwezen tot eene geldboete, en daarenboven dadelijk, zon der lotinghij de Schutterij ingelijfd, indien het zal blijken dat er, tijdens de verzuimde inschrijving, geene redenen tot vrijstelling of uitsluiting te hunnen aan zien bestonden; terwijl in zoodanig geval bet huwelijk hun ook geene aanspraak geeft om in de tweede klasse gebracht te worden; alles onverminderd zoodanige straf bepalingen als, uit krachte der wet van den 31 December 1832, (Staatsblad n°> 67), op hen mochten kunnen worden toegepast. Dat een ieder wordt vermaand, om voor zooveel hij niet van een geboortebewijs voorzien is, voor hen welke alhier gehoren zijn, dal bewijs te komen afhalen ter secretarie dezer gemeente (afdeeling burgerlijke stand), van heden af, van des voor- middags 10 tot 's namiddags 4 uur; terwijl zij welke elders gehoren zijn, zich dat be wijs vóór de inschrijving zullen moeten aanschaffen zullende een ieder verantwoor delijk zijn voor de gevolgen, wanneer hij, bij gemis zijner geboorte-akte, door eene verkeerde opgave van het geboortejaar, abusievelijk wierd ingeschreven. Dat den belanghebbenden bij deze nog wordt herinnerd, dat zij bij de inschrij ving tevens zullen moeten opgeven hunne woonplaatsbenevens bet straatnomvier hunner wojiinghun beroep en dat hunner ouders, zoo die nog in leven zijn, alsmede den tijd van inwoning alhier, en eindelijk of zij ingeschrevenen gehuwd of oitgehuwd zijn, en in het eerste geval of zij kinderen hebben, zoo ja, hoeveel van elk geslacht; wordende de gehuwden aangemaand, om zich van een extract uit liet huwelijksregister te voorzien, om daarop door den heer der gebuurte, waarin tij wonen, het getal hunner kinderen te doen certificeeren, teneinde daarvan bij de inschrijving te doen blijken, zullende almede tot de afgifte dier huwelijks-extracten van heden af worden gevaceerd ter secretarie dezer gemeente (afdeeling burgerlijke stand), van des voormiddags 10 tot 's namiddags 4 uur. Dat, ten einde deze inschrijving geregeld afloope, een iegelijk, in die termen vallende, hij deze wordt opgeroepen, om zich te vervoegen in een der vertrekken van liet Raadhuis, en wel: Op Zaterdag den 15 Mei 1875, de bewoners van Wijk I, II en III; Op Dinsdag de?i 18 Mei 1875, de bewoners van Wijk IV en V Op Woensdag den 19 Mei 1875, "de bewoners van Wijk VI, benevens dc bewoners van de buitenwijk; Op Vrijdag den 21 Mei 1875, de bewoners van Wijk VII en VIII: telken dage van des voormiddags 10 tot des namiddags 2 uren; met uitnoodiging, om op den bepaalden dag zich stiptelijk ter aangeduider plaatse aan te melden, ten einde men zich niet te wijten hebbe de gevolgenwelke uit het achterblijven zouden ontstaan; zullende wijders het tijdstip, dat de registers ter inzage zullen liggen, en de dagen der loting, welke volgens de wet, vóór den 1 Juli aanstaande geheel zal moeten zijn afgeloopen, nader woiden bekend gemaakt. En verder gelet hebbende op art. 7 van Zr. Ms. besluit van den 7 September 1828 Staatsbln°. 55) roepen bij deze op alle personen, welke als gehuwd of ah weduwenaars met kind of kinderen, in het afgeloopen jaar in de termen zijn geweest, om uit dien hoofde in de tweede klasse van de algemeene rol der Schutterij Ie worden gebracht, doch sedert dien tijd, dpor het overlijden van hunne vrouwen o! kinderen, de bevoegdheid hebben verloren om in die klasse Ie verblijven, en dis alsnu in de eer9te klasse der voor dit jaar op te maken algemeene Schutters- rol geplaatst moeten worden, om van dusdanige verandering van omstandigheden schriftelijk kennis te geven, of zich daartoe ter secretarie aan te meldendes voormid dags tusschen 10 en 1 uur, vóór den tijd van aanvang der inschrijvingen dus uiterlijk tot den 14 Mei aanstaandezullende, wanneer deze kennisgeving door den belang hebbende mocht zijn verzuimden bij dientengevolge niet bij de Schutterij zou zijjn ingelijfd, door Burgemeester en Wethouders procesverbaal tegen hem moe ten worden opgemaakt en aan de Rechtbank ingezonden, ten einde op de nalatigen toe te passen de strafbepaling van art. 1 der wet van den 6 Maart 1818 (Staatsbl, n°. 12), houdende eene geldhoete van ten hoogste ƒ100, en eene gevangenisstraf van ten langste veertien dagen, hetzij afzonderlijk, ofwel heide de straffen te zamen genomen. En wordt deze door aanplakking en door plaatsing in de Leidsche Couraatt afgekondigd. Burgemeester en Weihouders voornoemd, v. d. BRANDELER, Burgemeester. Leiden, 1 Mei 1875. E. KIST, Secretaris ItlNNKNLAiNDSCtlK BKRtGTE.N LEIDEN, 13 Mei In de zitting van den gemeenteraad van heden is ingekomen eene mis sive van liet gemeentebestuur van Katwijk, houdende dankbetuiging voor het besluit tot deelneming in de geldleening voor den aanleg van het kanaal van Katwijk naar het uitwateringskanaal van Rijnland. Voorts werd metfe- deeling gedaan van eene missive van den minister van binnenl. zaken be treffende het jaagpad tusschen Utrechl-VVoerden-Leiden. De minister is van I gevoelen dat er geen termen bestaan om bedoeld jaagpad voor rekening van het rjjk over te nemen. Sedert 1634 toch heelt dat jaagpad 100,000 meer opgebragt dan de kosten van onderhoud; nu er, ten gevolge van de ver schillende middelen van communicatie, verval in dien toestand is ontslaan, wenscht men van het onderhoud ontslagen te zijn, maar kan er ook van overname door het rijk geen sprake wezen. Zoo de binnenlandsche handel belang bij dit jaagpad heeft, zal het zeker wel in stand worden gehouden.. Tot leeraar in de geschiedenis en aardrijkskunde aan de gemeente-instel lingen voor hooger en middelbaar onderwijs werd benoemd de heer M. J. IJzerman, te Numansdorp. Vervolgens werd aangenomen het voorstel van commissarissen der bank van leening betrekkelijk eene vermindering van het kapitaal der gemeente in de bank, met suppletoire staten van begrooting. waarvan een gewijzigd in den zin door de commissie van financiën in haar rapport aangegeven. Op het bezwaarschrift van L. M. de Laat de Kanter tegen zijnen aanslag op het kohier der plaatselijke directe belasting, dienst 1875, werd gunstig beschikt, zoodat die aanslag werd verminderd met ƒ15.93. De voordragt tot verkoop van grond aan de Haarlemmertrekvaart aan het Hoogheemraadschap van Rijnland, werd goedgekeurd en aan t. Snijder, op zijn verzoek, eervol ontslag verleend als hulponderwijzer aan de school n°. 2 voor minvermogenden. Het verzoek van J. van Tongeren, om een riool te leggen aan het Levendaal, gaf den heer van Iterson aanleiding tot het vragen van eeuige inlichtingen. Het daaromtrent uitgebragt rapport, strekkende om daartoe vergunning te verleenen, had op hem een pijnlijken indruk gemaakt, om dat daaruit bleek van onwil van een eigenaar van een pakhuis aldaar, zelfs tot het toelaten van een onderzoek, en ook omdat men alzoo zou moeten besluiten tot verdere verontreiniging van het water in het Leven daal. De toestand was slecht en toch zou men toestaan het maken van eene uillozing van vuil naai de grachten, iets dat blijkens het rapport thans niet het geval was. De voorzitter zeide dat. zoo er sprake was geweest van onwil van een eigenaar, dat moest worden toegeschreven aan force majeure, want diens pakhuis lag thans vol steenkolen. Door de geprojec teerde uitlozing werden de bewoners der huizen, waarvan hier sprake was. gebaat. Er was op het Levendaal thans geen ander systeem en voor vier huizen kon men moeijelijk een ander systeem aannemen. De heer Stof fels voegde hierbij dat door den gevraagden afvoer geen andere toestand dan vroeger zou ontstaan. Al de andere riolen liepen toch in de gracht uit. er zon thans slechts eene uitlozing meer zijn, en zelfs ceen meer, maar er zou slechts een andere uitgang aangelegd worden. Dc heer van Iter son meende dat door het aangevoerde de zaak hem nog duisterder werd, aangezien in het rapport stond dat de stadsriolen niet lozen in het Leven- daal. De heer Buys meende de conjectuur te mogen wagen dat in het rapport moest gelezen worden //uitlozen" in plaats van «niet lozen", waardoor het geheel een goeden zin kreeg, hetgeen aan een schrijffout zou moeten geweten worden. De heer van Iterson zeide dat. dit aannemende, de zaak

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1875 | | pagina 1