jurist bij lien allen bekend, die de degelijkheid van een Duilschcr paarde
aan de helderheid van een Franschman.
Prof. Jhering beantwoordde dien heildronk in de Duitsche taal, omdat hij
zich niet berekend achtte het Latijn te spreken, zooals hij dat van een j
student der Leidsche hoogeschool, een leerling gekweekt op den klassieken
bodem bij uitnemendheidgehoord had. Hij stelde er een eer in zich een
lialven Hollander te mogen noemen (Ooslfries) en dronk op de stamverwant
schap van Duitschland met Nederland.
De klok sloeg middernacht en uit volle borst klonk het: "uren, dagen,
maandenjaren vliegen als een schaduw heen."
De corpspraeses Heemskerk voerde daarna het woordherdenkende hel
vervlogen jaar en de groote beteekenis van het thans bereikte. Welsprekend
waren deze.woorden, waarvan het doel was, de bloei der Leidsche akade-
mie" en daverend waren de toejuichingen. «Wien Neerlandsch bloed" en
/'Wilhelmus" werden staande gezongen en toen volgde er een rij van toasten
gesproken door beroemde mannen als Madvig uit Kopenhagen, Paris uit
Parijs, Kahnis uit Leipzig, Nypels uit Luik, Arntz uit Brussel, Pentland
Mahafly uit Dublin, Finaly uit Clausenburg enz. enz. in het Fransch, j
Duitsch of Engelsch.
Telkens weerklonken dan nationale liederen, als de "Marseillaise", »God
save the queen" met een instemming welke op de vreemdelingen aansteke
lijk werkte.
Gerust mag het worden beweerd, dat daar een echt joviaal, pittig en karak
teristiek studentenfeest werd gevierd, waar de ouderen zich als verjongd
gevoelden en van waar de vreemdeling omtrent den Lcidschen student een
zeer gunstigen indruk moet hebben weggedragen.
Op den volgenden dag, den zoo gedenkwaardigen 8!len Februarij, was
natuurlijk de algemeene aandacht gevestigd op de plegtigheid die in de Pie
terskerk zou plaats hebben en op de komst van IIH. MM. den koning en
de koningin en de overige leden van het koninklijk huis die deze met hunne
tegenwoordigheid zouden vereeren. Rondom genoemd kerkgebouw en in de
stralen nabij de voormalige Wittepoortbewoog zich den gebeelen morgen
eene golvende menigte. De toebereidselen die gemaakt werden voor de ver-
lichting der openbare gebouwen, het oprukken der militaire magt lot het
alzetten van verschillende plaatsen, de aankomst van de vele tot de feest-
viering genoodigden en van een groot aantal belangstellenden van elders,
zetten aan het geheel eene groote levendigheid bij.
Inmiddels had in het akademiegebouw eene indrukwekkende plegtigheid
plaats. In de senaatskamer, waarvan de wanden prijken met de beeldte-
nissen der mannen die vroeger den roem en den Luister der hoogeschool
hebben slaande gehouden en die daar aan het tegenwoordige geslacht het
«Noblesse oblige" in herinnering brengen, had de plegtige ontvangst plaats
der afgevaardigden van de binnen- en buitenlandsche hoogescholen door
curatoren, rector en senaat. Getuigde die ontvangst daar eenerzijds van de
meest hartelijke belangstelling in het jubilé van Leidens hoogeschool en van
hooge waardering van hetgeen zij gedurende de drie eeuwen van haar be
staan voor de ontwikkeling der wetenschappen en tot verspreiding van licht
en kennis had verrigt, van de andere zijde getuigde zij van groote erken
telijkheid voor zoovele verrassende blijken van sympathie, waardoor de glans
van dit eeuwfeest zoozeer werd verheugd en die eenen onuitwischbarcn
indruk zouden achterlaten.
Omstreeks het middaguur zag de Pieterskerk, de eerwaardige getuige
van de stichting der hoogeschool en van zoo menig jubelfeest dat zij mogt
vieren, de stroom van feestvierenden binnen hare muren bijeenkomen. Dit
trotsche gebouw was op eene eenvoudige doch smaakvolle wijze voor de
plegtigheid ingerigt. Aan de pilaren waren tropeen aangebragt, zamenge:
suld uit de vlaggen van verschillende natiën en prijkende met de wapens
van Nederland, van de verschillende provinciën van de gemeente en van de
akademien. Onder het orgel was eene tribune opgerigt, bestemd voor de
oud-studenten der hoogeschool en aan de overzijde tegen en in het koor eene
tribune voor de tegenwoordige studenten. De eerstgenoemden waren echter
in zoo groolen getale opgekomen dat aan velen eene plaats moest worden
aangewezen op de tribune voor de laatstgenoemden bestemd. Achter de
tribune der studenten was nog eene tot het gewelf oploopende tribune,
waarop het orchest plaats vond dat de feestviering zou opluisteren. Het
geheel leverde een treffend gezigt op, waardig de stift eens tcekenaars, die j
trouwens zich dan ook in het kerkgebouw bevond. Achtereenvolgens zag
men in het ruim der kerk plaats nemen door de ministers .leden van den raad
van state en van den hoogen raad, de voorzitters en leden van de beide
kamers der staten-generaal en vele andere groolwaardigiieidbeklceders en
hooge militaire autoriteiten, die moeijelijk hier allen kunnen vermeld wor
den. De provinciale en stedelijke autoriteiten vonden hunne plaatsen in de
banken achter het ruim. In het midden voor het spreekgestoelte waren
weder de zetels voor 11II. MM. en de leden van het vorstelijk huis en daar
achter die voor hun gevolg geplaatst. Aan de zijden van hel spreekgestoelte
had eene kleine vrouwenschaar plaats genomen en in het doophek was ook
nu weder eene uitmuntende plaats aangewezen aan de verslaggevers van
verschillende dagbladen.
Ten half een ure liet het orchcst, onder directie van den kapelmeester
der universiteit, den heer A. J. Wetrens, zijne krachtige lootten hooren, ter
begeleiding van den inlogt van curatoren en professoren. Deze optogt was
inderdaad "belangwekkendwant bij de hoogleerarcn der verschillende facul
teiten sloten zich de afgevaardigden der binnen- en buitenlandsche hooge
scholen aan, de laalsten in hun nationaal professoraal costuum. Nadat ook
deze de voor hen bestemde plaatsen hadden ingenomen, ontbrak nog slechts
de tegenwoordigheid der vorstelijke personen om de plegtige handeling van
den dag te kunnen beginnen. Zij lieten zich niet lang wachten.
1111. MM. de koning en de koningin en de leden van het koninklijk huis
werden nabij de Wittepoort, door de burgerlijke en militaire autoriteiten
onlvangen en begroet. Eene eerewachl van twee compagniën der dienstdoende
schutterij bevond zich met de muziek daar ter plaatse, waarbij de leden
van de vereeniging hel Metalen Kruis zich voegden. Onder hel lossen van
saluutschoten, waardoor hunne komst ook reeds was aangekondigd, reden
de vorstelijke personen naar de kerk, waarby een detachement van het
4,)e reg. infanterie met de muziek als eerewacht was geplaatst.
In de kerk vernam men ongeveer tien minuten voor een uur de loonen
van het Wilhelmus, dal daar buiten werd aangeheven. Het was het teeken
van de komst der vorstelijke personen. Het waren Z. K. 11. prins Frederik,
en 11H. DD. MI. de prins en prinses von Wied. Zij werden door hh. cura
toren en leden van den akademischen senaat ontvangen en de kerk binnen
geleid. Prins Frederik droeg de uniform der artillerie, en de prins von
Wied de Pmissische uniformde prinses droeg een hermelijnen mantel en
hield eene bouquet in de hand, haar bij hel binnentreden der kerk aange
boden door de jongejufvrouw de Vries, dochter van den secretaris van den
akademischen senaat. Z. K. H. prins Frederik onderhield zich terstond met
de onderscheidene hooge autoriteitendie zich in zijne omgeving bevonden.
Eenige oogenblikkcn later kondigde de muziek en luide toejuichingen buiten
de kerk de komst aan van HH. MM. den koning en de koninginvergezeld van
Z. K. H. prins Alexander. Zij werden bij de intrede mede door curatoren
en de leden van den senaat ontvangen en aan H. M. werd door de jonge
jufvrouw Heynsius, dochter van den rector-magnificus, eene prachtige bouquet
aangeboden. HH. MM., die even als de andere vorstelijke personen door
het publiek staande werden ontvangen, namen, nadat zij door de reeds
aanwezige leden der kon. familie waren verwelkomd, hunne zetels in. Aan
de zijde des konings zaten de prinses en de prins von Wied, aan de zijde
der koningin prins Alexander en prins Frederik. Z. M. was in de uniform
der rijdende artillerie en 11. M. droeg eenen met goud gestikten mantel.
Z. M. gaf terstond aan den heer president-curator jhr. mr. Gevers van
Endegeest te kennen, dat het zijne goedkeuring wegdroeg, dat de plegtig
heid een aanvang nam. De aftredende rector magnificus, prof. Heynsius,
beklom toen het spreekgestoelte tot liet uitspreken der feestrede. Van die
rede hier uitvoerig verslag te geven achten wij onnoodig, daar zij zeer
zeker reeds in ieders handen is. In korte trekken werd herinnerd aan deu
reuzenstrijd onzer vaderen tegen het magtigc Spanjete midden waarvan
men bedacht was niet alleen op het waarborgen van de stoffelijke belangen
der burgers, maar ook op de godsdienstige en politieke behoeften, waardoor
de zelfstandigheid en de onafhankelijkheid van den staat ook in de toe
komst zouden gewaarborgd wordende sticking der hoogeschool was daar
van bet gevolg. De redenaar bepaalde zich voorts tot het betoog dat de
tegenwoordige staat der hoogeschool Nederland nog tot eer verstrekt en
dat haar geest en haar streven de feestvreugde wettigde op het jubilé dat
thans werd gevierd. Om dit in bijzonderheden aan te loonen, gaf hij ach
tereenvolgens een overzigt van den tegenwoordige!) stand der wetenschap,
zooals die in hare verschillende takken bij de onderscheidene faculteiten
onderwezen en beoefend wordt. Deze rede werd besloten met toepasselijke
aanspraken lot Z. M. den koning, hh. curatoren burgemeester en gemeen
teraad van Leiden, afgevaardigden der buitenlandsche,hoogescholen, die der
binnenlandsche hoogescholen en van het athenaeum van Amsteream, ambt-
genoolenoud-studenten en studenten. De redenaar deelde in zijne rede
nog mede dat in den morgen per telegraaf vele heilgroeten waren onlvan
gen van buitenlandsche hoogescholen aan de broeders in Nederlandgetui
genis gevende van belangstelling in hun feest. Ten slotte droeg de spreker
met een kort woord zijne waardigheid over aan zijnen opvolger, den hoog
leeraar Buys, en drukte daarbij den wenseh uit. dat het onder zijn recto
raat voor de hoogeschool een gelukkig jaar mogt zijn In het midden der
redevoor het houden der bedoelde aansprakenwerd als pauze door het
orchest de jubelouverture van von Weber uitgevoerd, die eindigde met het
volkslied, dat door de aanwezigen staande werd aangehoord. Bij het einde
der rede liet het orchest het Iö vivat hooren, waarna 1111. MM. en de overige
vorstelijke personen het kerkgebouw verlieten. H11. MM. begaven zich uit
de kerk naar de stads-gehoorzaal, alwaar de afgevaardigden van binnen-en
buitenlandsche hoogescholen aan 1111. MM. werden voorgesteld. Professoren
en afgevaardigden begaven zich daartoe in optogt uit de kerk derwaarts.
Het is hier eene geschikte plaats om melding te maken dat het Z. M.
den koning bij deze gelegenheid behaagd heeft te benoemen tot ridder in
de orde van den Ncderlandschen Leeuw: den hoogleeraar in de faculteit der
geneeskunde, levens rector magnificus der hoogeschool, A. Heynsius; den
i hoogleeraar in de faculteit der godgeleerdheid L. W. E. Rauwenhoff; den
hoogleeraar in de faculteit der regtsgeleerdheid R. T. 11. P. L. A. van Roneval
j Faure: den hoogleeraar in de faculteit der wis- en natuurkunde W. F II.
Suringar; den hooglceraar in de faculteit der bespiegelende wijsbegeerte en
letteren A. Rutgers; den hoogleeraar, directeur van 's rijks museum van
natuurlijke historie, H. Schlegel: den hoogleeraar aan de rijksinstelling van
onderwijs in Indische taal-, land- en volkenkunde aldaar J. Pijnappel Gj.-,
en te bevorderen lot ridder-grootkruis in die orde den president-curator der
1 hoogeschool, jhr. mr. D. T. Gevers van Endegeest. Voorts is nog benoemd
tot ridder in de orde van den Nederl. Leeuw de hoogleeraar aan de hooge-
school te Kopenhagen J. N. Madvig.
11H. MM. vertrokken ongeveer ten 4 ure wederom naar de residentie,
Bij hun vertrek ontvingen zij dezelfde eerbewijzen, die bij hunne ontvangst
hadden plaats gehad.
Kort nadat de feestvierende schaar de Pieterskerk had ontruimd, had
aldaar nog eene treffende plegtigheid plaats. Een aantal leden van liet vrij-
I willige jagercorps van 1830/31, die bij deze feestelijke gelegenheid eene
reünie hielden, was in de zaal van de akadcmische bibliotheek bijeenge
komen en begaf zich van daar in optogt naar de Pieterskerk, om daar
bij den gedenksteen voor hunnen gesneuvelden makker Beeckman eene hulde
aan zijne nagedachtenis te brengen. Ook daar was eene talrijke schaar
aanwezig om van die plegtigheid getuige te zijn. Onder het spelen vaa
eenen treurmarsch door het orgel, schaarden de oud-jagers zich voor het
gedenkteeken, terwijl het vaandel daarbij werd geplaatst. De lieer J. A.
van Hamel rigtte daar een woord tot zijne voormalige krijgsmakkers en tol
den heer de Beer Poortugaal. den eenigen hunner aanvoerders, die nog ia
leven was en die deze plegtigheid bijwoonde. De spreker bragt in herinne
ring lioe zij in 1830 uit dit tempelgebouw waren opgetogen naar den
strijd voor koning en vaderland; met hoeveel geestdrift zij later het
voorwaarts! hadden vernomen; hoe zij, de grenzen overgetrokken zijn
de, den vijand te gemoet snelden. Hij herinnerde voorts aan den liee-
ten strijd bij Behringen, en hoe treurig het allen viel dat bij het daarna
gehouden appel op het oproepen van den naam van Beeckman geen antwoord
werd gegeven. Hij, de 19-jarige jongeling, was gevailen en in den vreemde
werd zijn stoffelijk overschot aan den schoot der aarde toevertrouwd. Zij»
naam werd echter niet vergetenhier stond deze met gulden letteren op
marnier gegrift en aan dat gedenkteeken was thans een krans van immor
tellen gehecht. Meer nog leefde hij steeds in aller hart. Hij wekte voorts
allen op, om even als vroeger in den strijd voor koning en vaderland,
thans ook pal te staan in den strijd des levens. Naarmate hunne gelederen
meer en meer dunden, moesten zij, evenals in den gewonen krijg, de gele
deren gesloten houden. Dat kommando was hun te goed uit hunne jeugd
bekend. Des sprekers woorden maakte blijkbaar op allen een diepen indruk
Hij had in aller geest gesproken, en toen daarop het orgel liet volkslied
aanhief, vereenigden al de aanwezigen zich in eene hartelijke bede voor
koning en vaderland.
Des avonds werd in de stads-gehoorzaal de gebruikelijke maaltijd gehou
den, die thans door rector en senaat gegeven werd. Die maaltijd werd
niet alleen bijgewoond door lib. curatoren en de binnen- en buitenlandse!)/
afgevaardigden, maar ook door een tal van hooge autoriteiten. I1H. Kt
HH. prins Alexander en prins Frederik, en Z. D. 11. de prins von Wied
vereerden dezen maaltijd met hunne tegenwoordigheiden niet weinig ver
rassend was het voor rector en senaatalsmede voor al de aanwezigen dat
j ook Z. K. II. de prins van Oranje, oud-kwcekeling der hoogeschool, uit
's Ilage overkwam om daaraan deel te nemen. In de zaal hingen de teeke-
ningen van het op te rigtcn akademie-gebouw, volgens het ontwerp van
den heer Met zeiaar. Ongeveer 200 personen namen aan den maaltijd deel.
Nadat de maaltijd geëindigd was, begaven professoren, afgevaardigden en