BIJVOEGSEL, beboerende tot tie Leidsehe Courant
van Maandag 23 JYovember 3874, V°. 274.
ST ADS-BERICHTEN.
OINNENLANDSCHE BERIGTEN.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van LEIDEN,
Gezien de adressen van 1°. Weyland en De Fremery, zoutzieders, waarl ij
zij aan de Gedeputeerde Staten dezer provincie verzoeken om in hunne
.trafiek aan de Oude Vest een stoomwerktuig van drie paardekrachten
tie inogen doen plaatsen; 2°. Johanna Vebiuey, huisvrouw van Corneus
gtoos, winkelierster, om petroleum te mogen bewaren in haar huis aan de
Oranjegracht n®. 93; 3°. Albertus De Neep, smid, om vergunning tot het
plaatsen van eene vuring in zijn huis aan de Korte Langegracht n». 19
~i\ Willem Frederik Milders, broodbak ker, houdende verzoek om een bak-
own te mogen plaatsen in zijn huis aan de Groenhazengracbt n°. 5; 5°. Wil-
|ïm Bbemmerstalhouder, daarbij verzoekende om paardenmest te mogen
bewaren in een gemetselden bak in het perceel in de Narmslraat n°. 8:
6°. Izaak Houweling, koopman7°. Salomon Louwrier, koopman; 8°. Johan-
i®s Hermanus Landwehr, broodbakker, en 9". Gerarhus Wilhelmus Van der
Drift, koopman, allen om brandstoffen te mogen bergen, respectivelijk in
de Prinsensteeg n°. 1, in de Groenesteeg n°. 36, in de Heerensteeg n°. 2 en
aan de Middelstegracht n°. 8;
1 Gelet op het Koninklijk besluit van 31 Januari 1824 (Staatsblad n°. 19),
verband met dat van 29 April 1864 (Staatsblad n°. 39);
Doen te weten, dat tot hethooren der eigenaars en bewoners van de naast
(bijgelegene en belendende panden, ten opzichte der informatiën de commodo
et incommodo, door Burgemeester en Wethouders zal worden gevaceerd
op het Raadhuis dezer gemeente, op Donderdag den 268le° November aanst.
'svoormiddags te elf uren; zullende de belanghebbenden verplicht zijn hunne
bezwaren tegen die verzoeken op dien tjjd in te brengen, terwijlbij ver
zuim daarvanzjj gehouden zullen worden zich tegen de inwilliging niet te
hebben verzet.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
v. d. BRANDELER, Burgemeester.
Leiden, 21 November 1874. E. KIST, Secretaris.
De BURGEMEESTER van LEIDEN,
I Gezien art. 21 der Wet van 4 December 1872 Staatsblad n°. 134),
Brengt ter kennis van de ingezetenen dat in de afgeloopen week geene
personen aan de mazelen zijn overleden.
En geschiedt hiervan openbare kennisgeving door plaatsing in de Leidsehe
Courant.
De Burgemeester van Leiden
Leiden, 21 November 1874. v. d. BRANDELER.
LEIDEN, 21 November.
Van het «Gedenkboek van het derde eeuwfeest van Leidens ontzet", door
J. M. E. Dercksen, zien thans bij de uitgevers De Breuk en Smits de tweede
en derde aflevering het licht. Overeenkomstig zijn plan geeft de schrijver
in deze afleveringen een geleidelijk overzigt van de wijze waarop men in
den loop van drie eeuwen de herinnering aan Leidens ontzet heeft trachten
levendig te houden, en maakt hij voorts een aanvang met de beschrijving
van het onlangs gevierde eeuwfeest. Bij het eerste wordt, behalve de meer
bekende bijzonderheden omtrent de viering van vroegere eeuwfeesten, menige
niet onbelangrijke mededeeling gedaan, omtrent hetgeen daartusschen plaats
had ter viering van den derden October, waaraan in den beginne de rede
rijkers een zoo werkzaam aandeel namen. Teregt zijn ook eenige bladzijden
gewijd aan de zoo indrukwekkende vergadering waarin de maatschappij der
Nederl. letterkunde in 1806 (na 1795 had men de openbare viering moeten
nalaten) het ieit herdacht. Hoe de 3e October, als herinneringsdag in 1814
in eere hersteld, in 1823 nogmaals een hevigen aanval had te doorstaan,
wordt door den schrijver mede in het licht gesteld. Het daarop gevolgde
derde halve eeuwfeest wordt natuurlijk door .hem slechts kort aangestipt,
omdat daarvan eene beschrijving bestaat. Van het jongst gevierde feest
worden de bijzonderheden natuurlijk meer in het breede vermeld. Daaraan
zullen ook nog de volgende afleveringen gewijd zijn. Bij deze afleveringen
is reeds éene plaat gevoegd, voorstellende de regeling van de optogten op
de Ruïne, geteekend door den heer G. J. Bos.
Het vraagstuk betredende de overdragt van het H. G. of arme wees-
en kinderhuis aan de kerkeiijke administratie, thans bij het gemeentebestuur
aanhangig, heeft den hoogleeraar dr. L. W. E. Rauwenhoff, die zich de
zaak der weezenverpleging in den laatsten tijd zeer heelt aangetrokken,
de pen doen opvatten. Bij den boekhandelaar S. C. van Doesburgh is heden
van zijne hand een vlugschrift verschenen, getiteld: «De zaak van het Her
vormde weeshuis, een woord aan de Leidsehe burgers." Dat geschrift is,
zooals ons uit een vlugtige inzage blijkt, eene bestrijding van de overdragt
van het weeshuis aan de kerkelijke administratie, als zijnde volgens den
schrijver onwettig en noodlottig, en ook van het rapport der raadscommis
sie in deze zaak, waarvan wij vroeger melding hebben gemaakt.
Gisteren namiddag, ongeveer half vijf ure, is zekere N. W.werkzaam
aan de in aanbouw zijnde sludenten-socieleit, doordien hij zich buiten de
stelling op den nog verschen muur waagde, door het uitglijden der steenen
naar beneden gevallen, waardoor hij aan het hoofd eenige niet ernstige
verwondingen bekwam. Hij is onder toezigt van den heer Borrette, archi
tect van dat gebouw, ten huize van ds. Riimke, die daarvoor zijne voor
kamer beschikbaar stelde, binnengebragt, alwaar de verwonde door den
heer Mesting, officier van gezondheid, direct geneeskundig is behandeld.
De minister van binnenlandsche zaken heeft bekend gemaakt dat de
commissie, belast met het afnemen van het praktisch examen van hulp
apotheker en van het examen van apotheker, zitting zal houden te Leiden
op Maandag 23 November en volgende dagen.
Het getal der in het Werkhuis alhier opgenomenen bedroeg gedurende
deze week dagelijks van 79 tot 91 volwassen personen en 28 tot 35 kinderen.
Het stoomschip Koning der Nederlanden van Batavia naar Nieuwe
Diep is gisteren morgen het Suez-kanaal ingegaan.
Volgens eene opgave van den minister van marine heeft het zenden
van eene kanonneerboot op de bovenrivieren des lands ten gevolge gehad
dat een 29-tal jeugdige schepelingen is aangenomen.
De schepen Cornells Dirks en Prinses Maria vertrekken eerstdaags
ter oefening, gezamenlijk naar de Caraibische zee, waar het schroefstoom-
schip le kl. Leeuwarden zich later met hen zal vereenigen. Men zal zich
herinneren dat er sprake was van eenen logt door 'l. K. H. prins Alexan
der met laatstgenoemden bodem te ondernemen.
- Voor de arrond.-regtbank te Rotterdam stond eergisteren teregt zekere
P. Tiddens, geb te Groningen, thans logementhouder te Londen, aange
klaagd van misbruik van vertrouwen. De N. R. C. deelt omtrent
deze zaak het volgende mede: Den beklaagde werd ten laste gelegd, dat
hij, zijnde van nationaliteit Nederlander, eene som van ƒ6600, hem op 21
Julij 11. door J. F. Hoedemakers te Breda ter hand gesteld, om die som
voor den zich destijds te Londen bevindenden Nederlander A. van Aart te
bewaren, niet aan dezen overgegeven, maar ten diens nadeele en ten eigen
bate bedriegelijk zou hebben aangewend en alzoo verduisterd. Elf getuigen
werden in deze zaak gehoord. Volgens hen had genoemde Hoedemakers van
van Aart, die door de regtbank in staat van faillissement was verklaard,
vóór diens vertrek naar Londen ƒ6600 in bewaring. Daar Hoedemakers
zich met die bewaring bezwaard gevoelde, begaf hij zich naar Londen om
van Aart hierover te onderhouden en vond hem in het logement van Tid
dens, die zich bereid verklaarde het geld voor van Aart te gaan halen en
dan ook onmiddellijk tot dat einde met Hoedemakers naar Breda vertrok.
Hier aangekomen, begaven zij zich naar het huis, waar het geld in een
trommeltje in den grond was begraven. Hoedemakers groef het op en
overhandigde genoemde somdie hijvoortelde in een zijkamertje al
leen aan den bekl.die er dadelijk mede vertrok naar Londen. Toen Hoe
demakers daarna weder te Londen kwam om van Aart te bezoeken, werd
deze in een hospitaal verpleegd en trachtte bekl. hem te bewegen, van Aart,
aan .wien hij de ontvangst c-rkend had, niet behulpzaam te zijn en zeide,
dat hoezeer hij het geld van hem had ontvangen, dit nimmer aan van Aart
zon afdragen, maar voor alle regters zweren, het geld nimmer te hebben
ontvangen.
De inspecteur van policie H. W. Moulijn had zich met een der crediteuren
van van Aart tweemaal naar Londen begaven, de eerste maal om dien
failliet te bewegen naar Rotterdam terug te keerenen den tweeden keer,
daar toen het uitleverings-tractaat tusschen Engeland en Nederland was
gesloten, om hem met behulp der Londensche policie te arresteren, het
geen hem gelukte. Bij de uitlevering van van Aart werd beklaagde als ge
tuige voor den magistraat geboord, en ontkende daar onder eede, ooit geld
voor van Aart in ontvangst te hebben genomen. Toen nu onlangs beklaagde
met zijne familie een uitstapje maakte naar zijne geboorteplaats, werd hij
op zijne terugreis aan het Rij nspoorwegstalion te Rotterdam opgewacht en
aangehouden. De beklaagde erkende met Hoedemakers naar Breda te zijn
gegaan om geld te halen, maar beweerde dat niet te hebben ontvangen,
daar Hoedemakers in het bewuste zijkamertje zeide, dat hij het zelf zou
brengen. Integendeel zou van Aart, volgens beklaagde, hem nog 102
schuldig wezen voor onderhoud en reiskosten. Na afloop van het getuigen
verhoor is de verdere behandeling dezer zaak bepaald op Dingsdag aanst.
Te Terheyde is gestrand de Duitsche schooner Emilie, geladen met
graan, van Straalsund naar Londen bestemd. De bemanning is door de
reddingsboot gered.
Te Gouda hebben twee ingezetenen eene proeve genomen om te kun
nen beoordeelen of de prijs van het vleesch aldaar al of niet te hoog was,
tot het welslagen waarvan zij de ondersteuning der ingezetenen inriepen.
Zjj kochten een paar koeijen, lieten die slagten en verkochten het vleesch
tegen den door de slagters gevorderden prijs. De toeloop was zóó groot,
dat een aantal personen niet konden bediend worden. Toen hebben de be
doelde heeren in eene druk bezochte vergadering verslag gedaau van hunne
bevindingen. Hoewel door bijzondere omstandigheden de winst niet naauw-
keurig kou berekend worden, zou men toch niet te veel mistasten als men
haar op 60 per koe rekende. Er werd dan ook besloten in eene vol
gende vergadering pogingen tot oprigting eener onderlinge vleesehhouwcrij
te beproeven.
Ter vervulling eener vacature bij de Evang. Lulh. gemeente te Am
sterdam is door den kerkeraad de volgende nominatie van hh. predikanten
opgemaakt: dd. Böhringer, te 's Gravenhage; Manssen, te Amersfoort; West-
hofF, te Utrecht; Domela Nieuwenhuis, le Beverwijk; Heycn, te 'sGraven
hage, en Kemman, le Zwolle.
Te Alkmaar zijn, ten gevolge van hel onlangs door den raad genomen
besluit tot opheffing der stads bank van leening, door een viertal ingezete
nen adressen ingediend om voor eigene rekening en risico eene bank van
leening te mogen oprigten. De raad beslootals beschikking op die ver
zoeken. aan de adressanten le kennen te geven, dat hij zich onbevoegd
acht, vergunning tot oprigting eener bank van leening te geven.
Naar men uit Arnhem meldt is in den waterstand in den Rijn nog
geene verbetering gekomen. Het water, dat in de laatste twee etmalen
I eenigzins wassende was, is thans weder dalende. De scheepvaart is bijna
geheel gestremd.
-- De te Wittem gearresteerde en naar het huis van burgerlijke verzeke
ring te Maastricht overgebragte notaris II. zou, volgens geloofwaardige
inlichtingenvoor den regtcr van instructie reeds eene volledige bekentenis
van de door hem begane valschheid in een onderhandsch geschrift hebben
afgelegd. De gepleegde vervalsching bestaat hoofdzakelijk daarin, dat in
een bewijs van instemming met de overdragt van eene bij nalatenschap door
den notaris verkregen hypothecaire schuldvordering de handleekening van
den reeds overledenen schuldenaar is nagemaakt. Naar het schijnt heeft de
gearresteerde in de laatste maanden herhaaldelijk aan vlagen van krankzin
nigheid geleden.
De minister van financiën zegt in zijn antwoord omtrent het hoofdstuk
zijner begrooting o. a. hel volgende: dat de wensch om herziening der be
palingen betreflende de grootboeken der nationale schuld zijnen grond vindt
in beweerde moeijelijkheden bij aanvragen tot af- en overschrijving van
kapitalen. Hij meent echter dat die bezwaren wel eens te breed worden
uitgemeten. Men vergele niet, dat de staat voor de overschrijvingen ver
antwoordelijk is, en dat de directie der grootboeken dus de aanvragen om
afschrijving met naauwgezetlieid en gestrengheid moet onderzoeken. De
noodzakelijkheid der hernieuwing van de muntbilletten wordt door deu
minister erkend. Hij stelt zich voor, daartoe spoedig dc vereischte maat
regelen te nemen. Door eene nieuw getroffen regeling, na langdurig en
naauwgezet overleg met het muntcollegie tot stand gekomenzijn de voor-
deelen van den munt meesier tot eene billijke belooning, in verhouding lot
zijne groote verantwoordelijkheid, teruggebragt, en zal de staat althans
van een groot deel zijner uitgaven voor de munt vergoeding erlangen. De
commissiën voor de herziening der belastbare opbrengst voor de gebouwde
eigendommen zijn thans met hun werk zoo ver gevorderd, dat de eersle
schatting in de meeste contróle's vermoedelijk in den aanvang van bet vol
gende jaar zal zijn afgeloopen. Alleen van eenige groote contróle's. zooals
o. a. Amsterdam en 'sGravenhage, die een buitengewoon aanial gebouwen
bevatten, is het tijdstip der vollooijing van die eerste schatting nog niet te
bepalen. De minister aarzelt niet te verklaren, dat, naar de korte onder
vinding daaromtrent door hem opgedaan, hij wel allerminst gedacht had
dat juist tegen de afdeeling domeinen eene klagt van trage afdoening zou