BIJVOEGSELbehoorende tot de Leidsehe Courant
van Dingsdag 6 October ;)S74, /Tü. 233,
woorden van den heer D. F. van Ileyst, en toen de diep ingrijpende toonen
daarvan waren weggestorven, verleende Z. M. er zijne goedkeuring aan dat
de feestredenaar, de hoogleeraar C. P. Tiele, zijne taak aanving.
Van die feestrede hier eene volledige schets te geven achten wij niet noodig,
daar zij thans reeds in aller handen is. Het was een kort maar veelom
vattend woord, dat door Z. M. niet alleen, maar ook door al de aanwezigen
inet aandacht werd gevolgd. Aan den heldenmoed, den vrijheidszin en de
godsvrucht onzer vaderen werd regtmatige hulde gebragt. Deze deugden
werden aan het nageslacht als een heerlijk voorbeeld, als een dure pligt dei-
dankbaarheid voorgesteld, wegens de vruchten die het daarvan plukt.
Treffend was des sprekers inleidingwaarbij hij Z. M. den koning aldus
toesprak: «Met erkentelijkheid en geestdrift, Sire! begroet U de jubelende
stad. Nooit, allerminst op dezen dag, zou zij kunnen vergeten, wat zij
naast God aan Oranje verschuldigd is, haar bevrijding uit de vreeselijkste
ellende en het loon harer standvastigheid, die Hoogeschool, die steeds haar
dierste kleinood en haar hoogste roem is gebleven. Zij voelt zich gelukkig
dat zij U dit heden als 't ware zelf verzekeren mag. Toen de blijmaar
«Leiden ontzet!" Uw grooten voorzaat, den grondlegger onzer onafhanke- j
lijkheid, bereikt had, snelde hij aan, het gevaar der besmetting niet ach-
h tend. Met eigen oogen moest hij het wonder aanschouwen, en de trouwe
burgers moesten uit zijn eigen mond vernemen, hoe hoog hij de offers
waardeerde door hen voor 't vaderland gebragt. Daarom zou ons leest
onvolledig zijn zonder Uwe Majesteit; het is een vaderlandsch feest, hel is
een Oranjefeest ook; het wordt verhoogd en bekroond, nu Gij het met ons
wilt vieren."
Ook kunnen wij ons niet onthouden hier nog sprekers woorden in te
lasschen, aan het slot zijner rede lot Z. M. gerigt: «Geëerbiedigde Koning,
dat te gelijk fier en dankbaar gevoel doorstroomt voorzeker, op dagen als
deze, ook Uwer Majesteits borst. Die grootsche roeping, Oranje en Nederland
hadden ze altijd gemeen. De sehoone herinneringen van Uw volk en die
van Uw huis, de roem des vaderlands en de roem van uw doorluchtig voor
geslacht zijn dezelfde. Eèn zaak was beider zaak, en op menig slagveld
vloeide het bloed Uwer vaderen met dat der onze zamen. Zoo werd een
band gevlochten, die niet kan worden verbroken. Wat Nederland aan
Oranje hecht is niet een verdrag, niet een gelofte, niet een eed, het is
dankbaarheid en liefde. Zij zijn niet verbondenwant wat verbonden is
kan worden losgemaakt; zij zijn een, onafscheidelijk e'en; om ze van elkan
der te scheidenzou men ze vaneen moeten scheuren. Dat gevoelden wij
levendig, toen wij het zilveren feest van Uw regeering vierden, dat gevoe
len wij steeds dieper op eiken gedenkdag van ons roemrijk verleden. De
vijfentwintig jaren Uwer regeering behooren tot de schoonste onzer geschie
denis. Want ze waren een tijdperk van vrede, van steeds toenemende wel
vaart, van steeds voortgaande ontwikkeling op ieder gebied. Ze waren
dat, Sire; omdat Gij, Uw vorstenwoord getrouw, ons niet enkel gehand
haafd hebt in het bezit van die vrijheid, die tot zoo duren prjjs werd ver
overd, maar ook gedoogdet dat zij beter gegrond, bevestigd, uitgebreid, het
deel van allen werd. Wet en regt heerschten onbelemmerd onder Uwen
scepter, en wat Neerland dierbaarst houdt was veilig in Uw hoede. Daarom,
aan U en aan Uw huis blijft dit goede land, blijft deze trouwe stad ver
knocht met een liefde, die de dag van heden op nieuw bezegeld heeft. En
als ooit, wat God verhoede! ons onafhankelijk bestaan, onze vaderlandsche
vrijheid weer bedreigd werden, Gij zoudt uw volk onverbaslerd, en het
volk zou Oranje vinden, als van ouds, aan zijn hoofd."
In het midden zijner rede had de spreker het koor uitgenoodigd het tweede
koraal (Nun lob, mein Seel, den Herrn) te zingen, en aan het slot der
rede hief het koor, onder begeleiding van het orgel, het derde koraal (Nun
danket alle Gott) aan, volgens de woorden van den heer van Heyst.
Nadat de heer Tiele het spreekgestoelte verlaten had onderhield Z. M.
zich op nieuw met den burgemeester en gaf dezen den wensch te kennen
dat de spreker hem zou worden voorgesteld. Hieraan werd onmiddellijk
voldaan en Z. M. betuigde blijkbaar den spreker zijne hooge ingenomenheid
en voldoening over de uitgesproken rede, waarin Z. M. door II. M. de ko
ningin werd gevolgd. Beiden onderhielden zich gedurende eenige oogenblik-
ken minzaam met den heer Tiele. IIH. MM. en de prinsen en hun gevolg
verlieten daarop, door de feestcommissie geleid, het kerkgebouw, terwijl
het orgel het volkslied deed hooreuwaarmede al de aanwezigen instemden.
Hier mogen wij met genoegen vermelden dat het Z. M. den koning be
haagd heeft den heer burgemeester dr. van den Brandeler te benoemen tot
ridder der orde van den Nederl. Leeuw, den heer Scheltema, majoor-
kommandant der dd. schutterij en den hoogleeraar Tiele tot officieren van
de orde der Eikenkroon.
HH. MM. de koning en de koningin en de prinsen begaven zich vervol
gens naar het raadhuis, alwaar zij met gejnich door eene talrijke schare
werden ontvangen en de muziek der schutterij zich liet hooren. Aan het
raadhuis hadden de schutterij en het Leidsehe scherpschutlerseorps de eerewacht
betrokken. De leden van den gemeenteraad waren in hunne vergaderzaal
bijeengekomen en aldaar werden zij door den burgemeester aan Z. M. voor
gesteld. Z. M. drukte zich bij die gelegenheid ongeveer aldus uit: «Mijne
heeren! Ik dank u voor de hartelijke ontvangst mij in uwe stad bereid.
Ik wensch dat Leiden bloeije en wanneer ik iets vermag om dien bloei te
bevorderen dan kunt gij op mij rekenen." Terwijl IIH. MM. aldaar vertoef
den trok de historische en allegorische optogt langs de Breedestraat het
raadhuis voorbij; HH. MM. plaatsten zich aan de ramen van de vergader
kamer van burgemeester en wethouders en namen, blijkbaar met de meeste
voldoening, dien optogt in oogenschouw. Kort voor half drie ure verlieten
HH. MM. het raadhuis, na hartelijk afscheid te hebben genomen van den
burgemeester. Z. M. vertrok ten half drie ure per extra-trein naar het Loo
en H. M. begaf zich weder per rijtuig naar het de residentie Z. M. werd
aan het station uitgeleide gedaan door dezelfde autoriteiten die hem bij
zijne komst hadden afgewacht, HH. KK. HH. prins Alexander en prins
Hendrik hebben vervolgens, met hunne adjudanten, onder geleide van een
lid der commissie, het tentoongestelde model van het gedenkteeken voor
Leidens ontzet bezien. Z. K. H. prins Hendrik heeft ook het museum
in de Lakenhal met een bezoek vereerd en onder geleide van leden dei-
oudheidkundige commissie de historische voorwerpen en schilderijen met
de meeste belangstelling bezigtigd.
De historische en allegorische optogt, waarvan wij boven reeds gewag
maakten, was omstreeks twaalf ure van de Ruïne, alwaar hij was georga
niseerd vertrokken om een groot gedeelte der stad te doorloopen. Hij was
verdeeld in twee hoofdafdeelingen. Het eerste gedeelte was in het leven
geroepen door de alhier bestaande werkmansvereenigingen, het tweede ge
deelte door de gezamenlijke fabriek- en trafiek-arbeiders. Tnsschen die
beide afdeelingen was geplaatst eene allegorische voorstelling der bouwkunst
ontworpen door de afdeeling Leiden der maatschappij tot bevordering der
bouwkunst en door de vereeniging Bouwkunst en Vriendschap. Als eere-
corporatien hadden zich daarbij aangesloten de vereenigingen van het zilveren
en van het metalen kruis (2e sectie). Het geheel was zamengesteld als volgt:
wagen met de stedemaagd, de faam en de historie; gilde der boekdruk
kers; de typographische vereeniging; tamboer, pijper, Andries Schot,
kapitein der schutterij, vaandrig, schutters met vuurroeren; Claes Huy-
gens Gael, kapitein der schutterij, vaandrig, schutters met vuurroeren;
gilden der schilders, lakenbereiders en schoenmakers; vereeniging «Nut
en Genoegen"; Claes Dirksz. van Montfoort, kapitein, vaandrig, hellebar-
diers; - prins Willem van Oranje, Aelbrecht van Raaphorst, schildknaap,
Symen van Veen, Foy van Brouckhoven, schout der stad, P. Adrz. van der
Werf, burgemeester, Jan van Hout, secretaris, Joh. van der Does, Boisot,
Willem Cornz. (Üuivénbode)de edelen van Wassenaar, van Zwieten, van
Duivenvoorden en van Naaldwijk; kleedermakers-vereeniging; Claes
Janz. Knotter, kapitein; vaandrig, schutters met spiesen; Gijsb. Corn.
Schaeck, den pot dragende, weesjongen; - gilden der timmerlieden, barbiers
en visschers; meubelmakers-vereeniging; - Gerrit van der Laan, hopman
der vrijbuiters, Barend Corn, van Keulenvrijbuiter, watergeuzen; Adriaan
Willemsz. admiraal, vaandrig, watergeuzen; smeden-verceniging
allegorische wagen, waarop eene vrouwelijke figuur in een tempel als zinne
beeld der bouwkunst, en aan den voet van dien tempel vier beroemde bouw
kunstenaars: Jacob van Campen, H. de Keyzer, J. A. Leeghwater en K.
Verhulst; liet geheel voorafgegaan en gevolgd door een aantal banier- en
blazoendragers; timmerlieden- en modelmakers-vereeniging; -— wagen
met rederijkers; schilders-vereeniging; labakswerkers-vereeniging
wagen met drukpers; metselaars- en steenhouwers-vereeniging. Voorts
de fabrieknijverheid in negen afdeelingen: 1. triomfwagen, met het vaandel:
de Heydcr en C°.2. wagen voorstellende de vette wollen3. wagen voor
stellende de gewasschen en gekamde wollen4. wagen voorstellende de gespon
nen garens, 5. wagen met afgewerkte goederen van wol vervaardigd, 6. wagen
voorstellende de zeepbereiding7. idem voorstellende de zoulbereiding, 8.
idem voorstellende het bierbrouwen, 9. idem, voorstellende de sigaren-fabri-
catie, door de werklieden van de firma Wilhelmy Damslé. Iedere wagen
werd gevolgd door de werklieden, behoorende tot de tak van industrie die
daarop werd voorgesteld, met hunne banieren.
Deze optogt maakte allerwege een hoogst gunstigen indruk, zoowel we
gens de zorg die er aan was besteed als wegeus de goede orde die bij de
uitvoering plaats had. De costumes der historische personen verdienen ge
prezen te worden. Zij waren naar wij vernemen, geleverd door de firma
W. Mulder, te Utrecht. Onder de banieren van de verschillende vereenigingen
waren er die door eene prachtvolle bewerking zeer de aandacht trokken.
Vele, als die van de vereenigingen der kleedermakers, meubelmakers, smeden,
timmerlieden, metselaars, en die van de afdeeling der maatschappij tot be
vordering der bouwkunst, zijn vervaardigd door de Gebr. van OVen, bor
duurwerkers van H. M. de koningin, te 's 11 age, die zich in dat vak een
goeden naam hebben verworven. Door de smeden-vereeniging werd ook nog
een vaandel gedragen, waarop Tubal-Kain, dat zeer fraai mogt genoemd
worden en dat, naar wij vernemen, bijna belangeloos is vervaardigd door
den heer Ouwerkerk, alhier. De blazoenen der verschillende gilden en de
vaandels der schutters waren mede keurig uitgevoerd, en bijna belangeloos
geleverd door den heer van Dam, alhier. Aan den allegorischeu wagen,
zinnebeeldige voorstelling der bouwkunst, waren geene kosten gespaard; de
Grieksche tempel, waarin de bouwkunst, eene vrouwelijke figuur, zat, was geheel
verguld. De triomfwagen van de Hcyder en C". leverdemet al de verschillend ge
kleurde stollen, een verrassend gezigt op. Op de wagens aan de wol-industrie
gewijd waren de wollen en vachten op eene zeer losse en bevallige wijze
gerangschikt, de gewasschen en gekamde willen leverden een schilderachtig
gezigt op door de verschillende kleuren en de wjjze van schikking. Ook
de wagen met de gesponnen garens onderscheidde zich door eene fraaijc
ordonnantie. De wagen met afgewerkte goederen van wol vervaardigd liet
ons de heerlijkste rollen, de molligste dekens aanschouwen. Al die wagens
waren goed geschilderd en geestig ingerigt. Die der zoutziederij met zijne
rotsen glinsterende van zout, door den golfslag aangroeijendemet de zee.-
meeuw bovenop, was aardig gedacht. Ook de vorst der bierdrinkers Cam-
brinus had zich eene deftige plaats gekozen lusschen de vaten met den
voedenden drankdie om hem heen waren aangebragt. De wagen der fruit-
verkoopers, die den optogt sloot, was niet de minste. Een groote voorraad
van ooft was daarop bijeengebragt; er was eene keus in overvloed, om
menigeen te doen watertanden.
De optogt doorliep de voornaamste straten en grachten en werd overal
met luide teekenen van bijval begroet. Bij het vertrek, op het Rapenburg,
werd, voor de woning van den heer Loeber, aan het vaandel der typogra
phische vereeniging een lauwerkrans gehecht en aan de stedemaagd een