dan de heer van Dijkmaar men kon hem dan een tijdelijk opzigt gevenzoo- als dit wel een9 meer had plaats gehad; men kon hem detacheren. Onder voor- wendsel van dat goed organiseren, ontnam men hem aan de on vermogend en. De lieer Derckscn vroeg waarom men niet beproefd had meerdere personen voor de betrekking op te roepen, en de heer du Rieu of het gebleken was dat er voor ƒ1200 geene personen te verkrijgen waren. De voorzitter trad inede in eene ver dediging der voordragt. Hij had met genoegen gehoord dat allen erkenden dat de heer van Dijk was een eminent hoofdonderwijzer. Het was echter ook meer dan eens gebleken dat de man een organiserend talent had, en daarom was het voorstel gedaan; het zou jammer zijn dat talent niet te gebruiken. Het geldelijk bezwaar, ƒ200, was in zijn oog niet groot. Hij was het eens met den heer Goudsmit dat men hier had den regten man op de regte plaats. De schoolopziener had aan burg. en* weth. een wenk gegeven dien weg te volgen, en gevraagd of het niet goed zou zijn dat hij er den heer van Dijk over sprak. Dit had plaats gehad en dienten gevolge was de voordragt gedaan; men moest toch toegeven dat de heer van Dijk, bij overplaatsing, moeijeiijk zijne tegenwoordige woonplaats kan behouden; dit zou voor hem, bij de overige werkzaamheden die hem zijn opgedragen en die hij met eere vervult, te lastig zijn. Wat de vraag van den heer du Rieu betrof, kon hij verklaren dat men reeds in het bezit was van 46 adressen, zoodat men niet behoefde bevreesd te zijn of men voor de school van on vermogenden wel een geschikt hoofd onderwijzer zou vinden. De heer Stoffels voegde hierbij dat men had nagegaan of men den heer van Dijk eene geschikte woning in het Nosocomium zou kunnen ver schaffenen die mogelijkheid was gebleken, waarmede de heer van Dijk en zijne echtgenoote instemden. De kosten zouden J 2200 a ƒ2300 beloopen, maar hierbij zou nog komen ƒ700 a ƒ800, voor (lc overplaatsing van het magazijn van de Maatschappij van weldadigheid naar het Caecilia-gasthuis, dat daartoe eenigzins moest ingerigt worden. Eene som dus van 3000waarvan de rente weinig zou verschillen met de som van ƒ200, die men als verhooging van tractement wilde toekennon. De heer Buys merkte hierbij aan dat wanneer men den onderwijzer eene vrije woning gaf, dan daarenboven ook de ƒ300 verviel, die thans als tege moetkoming daarvan wordt uitgekeerddo gemeente zou dan ook die som minder betalen. Dc voorzitter bragt daarop in stemming de vraag of de heer van Dijk zou worden overgeplaatst naar de nieuwe tusschenschool. Die vraag werd met 15 tegen 6 stemmen bevestigend beantwoord. Later zou, zeide de voorzitter, eene voordragt worden gedaan omtrent tracteraentsverhooging of het verleenen van vrije woning. Thans kwam in behandeling de voordragt betrekkelijk den aanvoer van duinwa- ter, waarbij het hoofdbeginsel, of dat water voortaan gratis of wel tegen betaling zou worden verstrekt, moest beslist worden. De heer de Fremery trad in een uit voerig betoog ter verdediging van het eerste. Het kwam hem o. a. voor dat eene belasting, die niet meer opbrengt clan de kosten van invordering, geen regt van be- J staan had. Ook zoude, bij betaling, het doel dat men zich had voorgesteld, wat betreft liet bevorderen der gezondheid, niet bereikt worden. De heer Stoffels wees echter op de ondervinding die men had opgedaan omtrent het misbruik dat van het water gemaakt werd; men kon de reservoirs niet gevuld houden, wegens het ver morsen van het water. De commissie van fabricage wilde de proef nemen of door toezigt die misbruiken zijn tegen te gaan. Iiij had laatstelijk alle pompen in dc stad bezocht op verschillende tijden en die soms ledig gevondenjuist op tijden dat zij niet ledig konden zijn als er geene misbruiken plaatshadden. De heer de Fremery meende den heer Stoffels in zooverre te moeten tegenspreken dat bij het houden van toezigt niet aan alle behoeften zou worden voldaan. Al voeren de schuiten dag en nacht, het ge brek zou blijven voortduren. De heer Stoffels zeide dat hij ook volstrekt niet had be toogd dat er geen gebrek aan water meer zou zijn.* Den heer Buys bevreemdde het datnu er van zoovele corporation in ons midden klagten waren ingekomende tegenwoordige wijze van handelen nog verdedigers vond. De heer de Fremery had aangetoond dat de aanvoer van water niet voldeed aan de behoefte; waarom zou men dan niet het middel gebruiken om misbruiken tegen te gaan? Het zou vol doende zijn wanneer de opbrengst de kosten van toezigt dekte. Men verlangde niet de kas te stijven, maar alleen van het aangevoerde water zooveel nut te heb- ben als mogelijk was. De heer Hartevelt verzekerde dat de publieke opinie gestemd was voor betalinghij wist dat velen verlangende waren het water tegen betaling l aan hunne woningen te ontvangen. De heer Stoffels meende dat men tot het laatste niet zou kunnen overgaanwegens dc groote kosten die het zou vorderen. De hh. Seelig en Buys meenden dat dit bezwaar vervielwanneer men het water 1 tot een prijs leverde, waardoor alle kosten zonden worden gedekt; het zou dan i geen lastpost zijn. De heer Bijleveld bragt, ter motivering zijner uit te brengen I stem, in het midden dat hij vroeger voor kostelooze uitreiking van het water was 1 geweest, omdat men hem had verzekerd dat er niet mede werd gemorst; de zaak was nu anders en hij begreep dat er maatregelen moesten genomen wordennu men toonde het niet op prijs te stellen zooals het behoorde. De voorzitter trad in eene uitvoerige verdediging van de zienswijze van burg. en weth.gratis-verkrijg- baarstclling gedurende enkele uren op den dag. "Volgens hem was het misbruik niet zoo schromelijk als algemeen werd opgegeven. Men moest prijs stellen op dc bevordering van de algemeene gezondheid. Hij wees op de overdrijving die er soms in dc opgaven plaats had; ofschoon Imogen prijs stellende op de bcmoeijingen der gezondheidscommissie, meende hij daarvan in hare missive de voorbeelden te vin den. Bij de meerderheid van burg en weth. had het denkbeeld ingang gevonden de pompen' slechts gedurende een gedeelte van den dag open te stellen, onder toe zigt. Het adres der gezondsheids commissie scheen echter meer invloed te hebben gehad dan het rapport van btirg. en weth. De mindere klasse zou, meende hij, zich de moeite niet willen geven kaartjes te halen. Het water te verstrekken om niet, zou bij hem altijd dc overhand hebben. De heer Krantz was voor het nemen een er proeve, hij geloofde wel dat de mindere stand er de dupe van zou zijn, maar men zou toch het resultaat verkrijgen dat men zou te weten komen dat er fe weinig water was voor de behoefte; daarin kou door den aanvoer met schuiten niet voldaan worden. De heer Goadsmit voerde tegen het gesprokene door den voorzitter aan dat het middel erger zou zijn clan de kwaal. Gegoeden hebben slechts hunne onder- hoorigen te hevelen het water op den bepaalden tijd te halenmaar dit is niet het geval iiiet de mindere klasse, die aan het werk is, die zal zich dan gaan behelpen met ander water. Vroeger was hij een voorstander van het kostelooze verschaffen, maar de misbruiken zijn van dien aard geworden dat hij een ander denkbeeld had omhelst; een geacht staatsman had eens gezegd: men moet inconsequent wezen naar de omstandigheden. Van een geacht geneeskundige had hij vernomen dat de min of meer ongunstige gezondheids toestand van dc stad moet toegeschreven worden aan i het water. Door enkele leden werd getreden in beschouwingen over den aard van het toezigt en de wijze van het uitreiken van kaartjes aan behoeftigendit gaf den heer Buys aanleiding te zeggen dat het verkieslijk was thans alleen het beginsel I uit te makenom de verdere uitvoering aan burg. en weth. over te laten. De i voorzitter achtte dit goed als het uitvoerbaar was; hij geloofde dat er zich zoovele j moeijelijkhedcu zouden voordoen, dat men de zaak zou moeten opgeven. Ook de heer de Fremery geloofde niet dat men aan dc zaak uitvoering zou kunnen geven. Indien de zaak zoo was, zeide de heer Buys, dan zou de raad, bijaldien hij be sliste dat voor het water zou betaald wordenook eer.e commissie van uitvoering moeten benoemen. De voorzitter verklaarde dat dit niet in zijne bedoeling lag. In dien de raad in bedoelden zin besloot zou hij zich aan die uitspraak onderwerpen en aan de leden van dc commissie van fabricage, die de zaak voorstelden, vragen burg. en weth. in de uitvoering bij te staan. De voorzitter bragt thans in stem ming het eerste punt van de conclusie van het rapport der commissie, om te begin- h lien met 1 Augustus het duinwater beschikbaar te stellen op de wijze en onder de voorwaarden door de commitfic van fabricage aanbevolen, met inachtneming van de wijzigingen door de commissie van financiën aangegeven. Voor de stemming echter ontstond nog eene woordenwisseling over het al of niet noodzakelijke van dc vaststelling eener verordening op de invordering der gelden; ook verklaarde de heer van lieukelom zich tegen het openstellen der pompen gedurende één uur, omdat hij daarvan bij de pompen menige batnille verwachtte. Men besloot echter de bij- Bi zaken thans te laten rusten en het bovenbedoelde punt der conclusie van het rap port werd aangenomen met 19 tegen 2 steramen, zoodat uitgemaakt is dat het water tegen betaling verkrijgbaar zal gesteld worden. Het tweede punt der conclusie, strekkende dat voor 1 December door burg. en weth. verslag zal worden gedaan van de uitkomsten van dien maatregelenz. werd aangenomen met algemeene stemmen. Aan de orde was verder de voordragt betrekkelijk de slooping van de Hooge- woerdspoort, waartegen de rijks-adviseurs voor de monumenten van geschiedenis en kunst ernstige vertoogen hebben ingebragt. De heer Dercksen verklaarde met leed wezen dit voorstel te hebben ontvangen. Hij wist dat men verschillend kon denken over het al of niet schoone van het gebouw, maar hij geloofde dat de meerderheid de poort zou willen behouden; velen toch zagen even gaarne een poort aan de stad als een deur in het huis. Al moest hij gelooven na te pleiten, daar de meeste poorten gevallen waren, zoo was er geen reden om ook deze poort »op te ruimen." II ij zou er zijne stem niet aan kunnen geven. Zijn dan die regte lijnen, vroeg hij, die men door de brug wil verkrijgen, zoo aanbevelenswaardig en loopen wij geen gevaar dat de nakomelingschap ons van smakeloosheid zal beschuldigen? Is het zoodanig dat men al wat smaak betreft moet opofferen aan den wensch om woningen te krijgen? Als hij de stad doorging dan kon hij niet zien dat die behoefte aan huizen zoo groot was. De heer Stoffels zou veel in het midden latenals de poort moest blijven staan was er aan uitbreiding of verbetering aldaar niet te denken. Als voorbeeld haalde hij aan de Wittepoort; toen een gedeelte weg was, kwam niemand op, maar zoodra was de poort niet geheel weg, of men vroeg aldaar om grond. Verder wees hij op den beteren toestand dien men verkregen had door het wegnemen der Rijnsburgsche poort en der Koepoort. Ook in andere gemeenten ging t men dien weg op. De heer Van Heukelom verklaarde zeer te zijn gestemd voor het behoud van monumentenals zij echter in den weg staan dan was hij voor het wegnemen. Hij kon zijne goedkeuring aan dit plan niet gevenhet zou toch wel 14000 a f 16000 kosten. Als men een plan had van bebouwing, als men menschcn had die aldaar wilden bouwenja dan zou hij de poort willen wegnemen, maar dat was het geval niet. Men wilde eerst maar de poort wegnemenom te zien welk terrein men zou verkrijgen. Hoe zou men het op die wijze te Parijs hebben moeten maken bij het verbouwen der stad, wanneer men niet eerst het terrein had gekend voordat de huizen werden weggebroken? Wanneer de poort werd weggebroken, zou ook de brug volgen en die brug kon nog wel tientallen jaren staande fondamenten waren goed. Niet om de grieven van hh. adviseurs I wenschte hij de poort te behouden, maar in het belang der gemeente. Hij ge loofde niet dat die groote neiging tot bouwen bestond. Indien er aanvragen kwamen om op die plek te bouwendan zou hij voor het wegbreken der poort zijn, nu niet. Onlangs was op eene aanvrage grond afgestaanmaar toen men vernam dat er voor betaald moest worden, had men er beleefd of onbeleefd voor bedankt. De voorzitter merkte hierop aan dat er, wat betreft het laatstvermelde geval, slechts sprake was van het bouwen van een stalletje bij een molen, en de heer Stoffels verklaarde dat hij zich verzekerd hield dat zoodra er terrein op de bedoelde plaats beschikbaar was, aanvragen zouden inkomen. De heer Cock stemde met den heer van Heu- kelom in. Voor het bonwen waren reeds twee terreinen afgestaan, een naast het Nosocomium en een achter den Doelenhet laatste zeer geschikt voor arbeiders- 'i woningen. De heer Stoffels wees op het herstel der poort, dat misschien wel J 2000 ij zou kosten, en de heer Hartevelt daarop dat wanneer men wachtte tot dat er bouw- lustigen kwamen men dan inmiddels do poort moest herstellen; kwamen er dan later aanvragen dan moest men de poort toch af breken en dat geld was weggewor pen. De heer Dercksen kwam terug op het vroeger door hem gezegde dat het verzuimen van kleine herstellingen spoedig aanleiding geeft tot zeer groote uitgaven. Ook hij moest verklaren dat de wensch tot bouwen zoo groot niet was. De stad was omringd met kleine gemeenten, alwaar er velen zijn die, zonder te deelen in i de lastende voordeelen genieten die de gemeente aanbiedt. In de stad namnaar hij had opgemerkt, de bouwgrond niet zoo in waarde toe, als in den omtrek. De j voordragt in stemming gebragt zijnde werd daarvan het eerste puntverkoop der J poort tot afbraak, gelijkmaking van den grond vroeger in gebruik bij wijlen jhr. i van Puttkammer en het beschikbaar stellen eener som van /3800 (zijnde het ge raamd bedrag van de opbrengst der poort) aangenomen met 12 tegen 8 stemmen. Het tweede punt, het vaststellen van den vereischten suppletoiren staat van begroo- ting, werd met algemeene stemmen aangenomen. Bij de daarop gevolgde behandeling van het verzoek van de concessionarissen voor den aan te leggen spoorweg Leiden—Woerdenom verlenging van den termijn van inschrijving met een jaar, verklaarde de heer Cock zich tegen het voorstel van burg. en weth. (tot het verlengen met een halfjaar), om dezelfde reden, waarom burg. en weth. tot geen jaar verlenging willen besluitenhetgeen voor een jaar waar isis ook voor een half jaar waar, slechts in mindere mate. Er konden zich anderen voor deze zaak opdoen. Reeds had hij hooren mompelen van een weg Leiden Gouda, door de Rijnspoorweg-maatschappij aan te leggen. De heer Buys verdedigde de voordragt; men moest de pogingen var concessionarissen niet tegenwerken. Als men vroeg of hij meende dat zij die pogingen met goed gevolg voortzetten, dan moest hij ontkennend antwoorden. Na l Januari) zal het vrijstaan over elke con cessie te onderhandelen. Dan is men van de zaak af. Met 18 stemmen tegen l werd de vooidragt aangenomen. De voordragt betrekkelijk den verkoop van het bonhuis op de Langegracht waarbij voorgesteld werd een stukje grond achter dat bonhuis aan den tegenwoordigen bruiker af te staan, omdat het moeijeiijk in openbaren verkoop kan worden gebragt, gaf aanleiding tot eene discussie tusschen den heer Cock en den voorzitter. De eerste meende dat in deze het belang der gemeente niet in allen deele was in het oog ge houden. Uit de geschiedenis der zaak toonde hij aan dat men van de drie personen die belang konden hebben bij den eigendom van den grandeen had afgesneden zoodat er slechts twee overbleven, die zich wel met elkander zouden verstaan. De voorzitter verklaarde dat de zaak zoodanig was dat een openbare verkoop van het stukje grond, waarover de voordragt liep, onmogelijk was. Uit de verdere discussie bleek dat de stads-advocaat hierover geraadpleegd wus en dat die ook in dien zin had geadviseerd. De voorzitter verklaarde zich bereid den leden inzage te geven van dat advies; inmiddels zou hij de zaak aanhouden. De voordragt tot onderhandsche verpachting van do tienden onder Leiderdorp werd goedgekeurd, alsmede de rekeningen van het Evang. Luth. wees- en oudelie- denhnis, van het H. G. of arme wees- en kinderhuis en van het werkhuis. Ten slotte kwam aan de orde de benoeming eener commissie van drie leden in zake de bank van leening, naar aanleiding van het verhandelde in de zitting van II Junij. De voorzitter gaf te kennen dat de heer van Outeren eene enquête in deze zaak wenschelijk achtte. Hij had de zaak thans op deze wijze aangebragt j met het doel om door eene commissie te doen uitmaken of er eene enquête zou i worden ingesteld. De heer. Eigeman wilde gaarne gelooven dat commissarissen der bank zich deze zaak aantrokken. Hij vond echter niet geraden de bedoelde com- I missie te benoemenmen had reeds eene commissie die de nieuwe organisatie der bank zoude invoeren. Hij stelde daarom als motie van orde voor dat de raad gehoord hebbende het verlangen van commissarissen tot het benoemen eener cotn- 1 missie voor het onderzoek omtrent de toerekenbaarheid van hetgeen heeft plaats I gehad, daartoe geen termen vindt en overgaat tot de orde van den dag. De heer Goudsmit geloofde ook dat deze quaestic praematuur was. Er was nog geen officieel berigt ingekomen van het nadeel dat de stad zou lijden, van hetgeen van de bor gen zou kunnen worden gevraagd en wat de borgen daartegen kunnen aanvoeren. Bepaaldelijk kwam hier in aanmerking de verantwoordelijkheid der borgen. Hij wilde ook niet, wegens andere moeijelijkhedeneene commissie uit den raad om de handelingen van hare medeleden te onderzoeken. Ook de heer Buys onder steunde de motie, maar niet de gedachte van den heer Eigeman dat het de taak zou zijn van de nieuwe commissie. Ook de hh. Bijleveld en Cock ondersteunden de motie, omdat het thans de tijd nog niet was om eene zoodanige commissie te benoemen. De motie werd ten slotte met algemeene stemmen aangenomen, 's GRAVENHAGE26 Junij. De kapilein-luit. ter zee J. A. Daart de la Faille, uit 0. 1. terugge keerd, wordt op non-activiteit gesteld.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1874 | | pagina 2