»UiTEN LA NSlSCliK (ÏLfGTEN PER TELEGRAAF. bed vlam heeft gevat. De beide kinderen zouden verbrand zijn, zoo de buurvrouwen de ruiten niet hadden ingeslagen. Op de kamer doorgedrongen, hebben zij de kinderen gered en den brand gebluscht. SSKKEiiAMM. LONDEN, 10 Junij. In de zitting van het lagerhuis van Maandag gaf de heer Disraeli op, welke regeling der werkzaamheden van bet buis aan de regering het wen- sclielijkste voorkwam. Ilij somde niet minder dan zeventien wetsontwerpen op, welke de regering nog in deze zitting van het parlement zou trachten lot afdoening te brengen; eu waartoe, behalve de thans bij de beide huizen in behandeling zijnde wetsontwerpen, ook een belrell'ende den staat van zaken aari de Goudkust behoorde. De behandeling in comité van de bill op het verkoopen van sterke dranken liep in die zitting ten einde, zoodat thans nog de vaststelling van het wetsontwerp in den geresumeerden vorm. zoo als liet door amendementen gewijzigd is geworden, noodig zal zijn. Door den senaat van het Amerikaansche congres is met eenige wijzi gingen het van den lieer Sumner afkomstige wets-ontwerp betrekkelijk de geheele gelijkstelling van kleurlingen en blanken in alle maatschappelijke betrekkingen, aangenomen met 29 tegen 16 stemmen. Daarin wordt be paald dat er in schouwburgen, logementen, openbare vervoermiddelen cn in het algemeen op alle openbare plaatsen geen onderscheid mag worden ge maakt in de behandeling van personen van verschillende gelaatskleur. Ilij overtreding vervalt de schuldige in eeue boete van hoogstens 1000 doll, en gevangenisstraf van hoogstens één jaar, mitsgaders in eene schadevergoe ding van 500 doll, aan den persoontegen wien de overtreding ge pleegd is, F1UXHR U K. Gelijk uit een telegraphisch berigt reeds gebleken is was de zitting van de nationale vergadering van Dingsdag weder een der woeligste. De heer Girerd wensebte eene vraag te rigten aan de ministers van binnenland- sclie zaken en van justitie. Voor eenige dagen was iu een spoorwegrijtuig een document gevonden, dat hij van groot gevvigt acht en dat zijn ontslaan te danken heeft aan de verkiezing in het depart. Nièvre. waarop hel van invloed is geweest. Uit dat stuk bleek, dat er te Parijs een staatkundig genootschap is. dat zijne vertakkingen of betrekkingen heelt in hel ganschë land onder den naam van «Centraal comité voor het beroep op bet volk". Hij vroeg of de ministers dit wisten; er had zoo niet eene misdaad, toch eene overtreding der wet plaats gehadwaarlegen maatregelen moesten ge nomen worden. De minister van justitie gaf ten antwoord dal toen hem deze zaak was ter oore gekomen, hij terstond instruction had gezonden aan de procureurs-generaal, om onderzoek te doen naar het bestaan van het centraal comité. Het gouvernement kan bij verkiezingen regelmatige bewe gingen dulden, maar niet het bestaan van geheime en permanente comités, die, welke banier zij ook verheflèn, belooningen beloven aan hen, die hunne belangen bevorderen en dezulken, die hunne werktuigen niet verkie zen te zijn. dreigen. De kamer kon rekenen op 's ministers waakzaamheid. De heer Rouher mengde zich toen in de zaak cn verkreeg verlof daarover het woord te mogen voeren. Ook hij keurde het bedoelde stuk ten hoogste af. maar volgens hem was bet volstrekt niet bewezen, dat het stuk echt was. Indien hel bewijs van de echtheid geleverd was, dan zouden zij de eersten zijn om hun. die er de hand in gehad hebben, de bitterste verwij ten te doen. Kan het stuk niet afkomstig zijn van iemand, die hun vijan dig was? lljj verlangde een onderzoek van de justitie. Eerst daarna kon inen spreken. De heer Gambella zeidc daarop dal in het stuk werd gespro ken van het ministerie van financien; en te ontkennen valt het niet dat de termen van het stuk vrij wel overeenkomen met de neiging van den minis ter van financiën, om aan de mannen van het keizerrijk posten tc bezorgen. De .minister behoorde zich los te maken van een verfoeijelijke factie. Hierna voegde de lieer Gambctta eenige scherpe woorden toe aan den heer Rouher. Hij noemde vcrdèr de mannen, die Sedan over Frankrijk gebragt hebben, «eïlendigen". De voorzitter verklaarde dat hij nooit zou dulden, dat men dergelijke belcedigiugen toevoegde aan een lid dezer vergadering, en riep den heer Gambella tot de orde. Roep ons allen tot de orde, zeiden eeniee leden van de linkerz' de. Wat ik den heer Rouher gezegd heb, antwoordde Gambetta. is geen beleediging. het is meer: bet is eene «flétrissure". De voorzitter kwam nadrukkelijk tegen deze woorden op en zeide, dat hij dit maal de kamer kon vragen de censuur over Gambetta uit te spreken. De heer Rouher zeide: wat de heer Gambetta gezegd heeft, kan mij niet deren. Mijn karakter slaat daartoe te hoog. Zijne woorden bejegen ik slechts met minachting, liet rumoer werd daarop zoo hevig, dat gedurende een kwar tier alle orde verbroken was. en toen de orde hersteld was, was de lust vergaan om verder te discussiëren. Te Versailles is de processie van het H. Sacrament Zondag jl. zeer luisterrijk geweest. Het Sacrament werd voorafgegaan door de gansche geestelijkheid en door een aantal gilden en corporatien met hunne banieren en vaandels. Achter het verhemelte volgden onmiddellijk de voorzitter der I nationale vergadering, de heer Buffet, en de minister van justitie, de heer Tailhand. eenhonderdvijftigtal afgevaardigden, en een niet minder groot aantal ambtenaren der verschillende departementen. De Missions Catholiques deelen mede, dat uit bij haar ontvangen brieven uit zuidelijk Tonkin gelukkig blijkt, dat de vervolgingen tegen de inlaiidsche Christenen aldaar een einde genomen hebben. Eene vijandige ge- zindheid der overheid tegen de Christenen bleef echter beslaan. DUITSCIILAND. De Nord. Allg. Zeit. bevat de volgende officieuse mededeeling: Onder de geruchten, welke geregeld telken jare in den zoogenaamdeu komkom mertijd terugkeeren. behoort ook de mededeeling aangaande het plan der regering om liet bezit van eene ovcrzeesche kolonie als station voor de vloot te verwerven. Men kan verzekeren dat zulk een voornemen bij de marine cn bij de rijks-regering in het algemeen ook thans niet bestaat, en dat de behoefte daaraan volstrekt niet gevoeld wordt. Onze vloot vindt ook zonder dat geschikte stations, het bezit van koloniën zou voor Duitsch- land met meer nadeel dan voordeel gepaard gaan. Te Berlijn is door de policie, op last van het openbaar ministerie, eene huiszoeking bij de aldaar woonachtige hoofdleiders der sociaal-democratische partij gedaan, welke, voor zoover voorloopig is na te gaan, tot belangrijke ontdekkingen geleid heeft. De citadel van Spandati heeft in de afgcloopen week de 40 millioen thaler van bet rijks-oorlogsfonds in bewaring ontvangen. In twee bezendin- gen. elke van 3 millioen gouden twintigmarkstukken, is die som onder militair geleide derwaarts overgebragt. LONDEN, 10 Junij. De Echo spreekt ten stelligste het gerucht tegen, als zou de Engelsche regering de uitlevering beloofd hebben van Rochefort en zijn metgezellen, in geval dezen in Engeland aankomen. PADERBORN, 10 Junij. Gisteren avond is monsgr. Martin, bisschop van Paderborn, bij aanschrijving der districts-regtbank van den 6^" dezer gesom meerdzich binnen acht dagen in hechtenis te begeven voor den lijd van zes weken, ingevolge zijn vonnis wegens bet doen van onwettige benoc- minngen van geestelijken; zijnde deze sommatie gedaan ter voorkoming van arrestatie bij dwang. LONDEN, 11 Junij. De eigenaars der ijzerfabrieken in Schotland hebben besloten niet af te zien van de vermindering van bet arbeidsloon met 40 pCt. VERSAILLES, 10 Junij. Het linker-centrum heeft besloten, zijn pro gramma te handhaven door in de vergadering op eene onverwijlde behande ling van liet eerste artikel van het ontwerp-Dufaure aan te dringen. Mogt dal plan mislukken, dan zal het linker-centrum zich voegen bij de voor standers van de ontbinding der nationale vergadering. EMS, 10 Junij. Prins Fredei'ik der Nederlanden is hier aangekomen om den keizer van Rusland een bezoek te brengen. De prins beeft in het Hotel zum Englischen Hof zijn intrek genomen. INGEBONDEN. Mijnheer de Redacteur. Ofschoon ik een vijand ben van alle twistgeschrijf in de dagbladen, zie ik mij toch genoodzaakt u beleefd om een plaatsje voor de navolgende rege len te verzoeken. Vier leeraren aan Gymnasium cn II. Burgerschool, de heeren v. d. Mey c. s. en ook een, zich noemende «leerling" aan de H. Burgerschool hebben in de Leidsche bladen stukken geplaatst betreflende het bekende plan, om door de leerlingen van genoemde inrichtingen een historischen op tocht te laten houden. In die stukken wordt vrij duidelijk te kennen gegeven, dat ik en de drie andere heeren ons eigenlijk bemoeid hebben met zaken, die ons niet aangingen. Om alle misverstand weg te nemen wensch jk li daarom thans een kort en getrouw verhaal van het gebeurde te geven. Van de zijde van eenige leerlingen is aan mij het eerst medegedeeld, dat men gaarne bij gelegenheid van den 3tn Oct. ek. een hist, optocht zou willen houden cn verzocht men mij, om tot verwezenlijking van dal plan mede te werken Ik had er eerst cenig bezwaar legen; ik wist dat er veel moeite en tijdverlies mee gepaard zou gaan, maar mijn begeerte om de jongelui genoegen te doen had de overhand. Ik stemde dus toe, terwijl waarlijk elke gedachte aan hecrschzucht of bemoeizucht mij vreemd was. Met het zelfde verzoek wendde men zich tot de heeren du Rieu en Riirnke, en nadat wij ons vervolgens ook nog met den heer Wolters vereenigd hadden, begre pen wij dat het best was een vergadering tc beleggen, waar heeren Bestuur ders van Gymnasium en II. Burgerschool en ook ouders of voogden hun gevoelen zouden kunnen uiten. Tegelijk hadden wij ons nog van de zedelijke cn stoffelijke ondersteuning van eenige der aanzienlijkste ingezetenen verze kerd. Die vergadering had Zaterdag 11- in het Nulsgebouw plaats, en bij die gelegenheid bleek hetdat Rector cn Directeur ons plan zeer nadeelig achtten voor den gang van het onderwijs, leder, die tegenwoordig is geweest, zal mij moeten toestemmen, dat eerstgenoemde zich zelfs zeer sterk heeft uitgedrukt. Beide heeren werden in hunne meening krachtig gesteund door prof. Rijkelid van de comm. van toezicht op de H. Burgerschool en van bet collegie van Curatoren van het Gymnasium. De heeren Ileynsins, de Vries en Kuenen verdedigden de zaak in warme bewoordingen en de uilslag der stemming was ons ook niet ongunstig. Er waren drieëntwintig stemmen vóór en acht tegen, terwijl wij zelve buiten stemming bleven. Toen wij na de sluiting der Bijeenkomst met ons vieren achterbleven verklaarden wij eenparig, dat wij ons plan zouden opgeven, omdat de Rector en de Directeur er zooveel bezwaar in zagen. Ziedaar nu de eenvoudige toedracht der zaak. De heeren v. d. Mey c. s. beweren, dat de leerlingen gewenscht hadden dat het plan van hen zelve zou uitgaan. Welnu, andere leerlingen dachten er weer anders over, en zoo zien wij dus. dat er onder de jongelui verschillende partijen bestaan. Wanneer er onder volwassen personen reeds zooveel oneenigheid is, komt het me niet vreemd voor, dal ook niet al de Leidsche jongens het eens zijn! Verder wordt gezegd dat de jongelui elkander eerst wilden polsen, maar ik vrees, dat wanneer men het in veertien dagen tijds niet verder bracht dan «polsen", de optocht op 3 Oct. nog wel niet klaar zou zijn. Wij daaren tegen hebben de hand aan het werk geslagen en wilden het inialief nemen. Ons voornemen was, en het is in de vergadering gezegd, om de jongelui zelve bijeen te roepen cn uit hun midden ook een commissie van vier per sonen te la'en benoemen, ten einde met ons werkzaam te zijn. Op die wijze was hunne vrijheid gewaarborgd en zou, door onze hulp. de zaak hun het minste tijdverlies voor de studie hebben veroorzaakt. Moesten zij alles zelve doen, dan zou dat laatste punt nog veel bezwaarlijker zijn geweest. De zich noemende «leerling" van de II. Burgerschool slaat een zeer onheu- schen toon aan. Hij zegt dat wij eigenlijk van het plan afzagen, omdat wij begrepen, bij de jongelui geen steun meer te zullen vinden. Ik vraag j hem: hoe hij dat weten kan. daar wij met ons vieren het besluit hebben genomen, zonder een leerling bij ons toe te laten. Ik voeg er bij, dat I zijne bewering bepaald omvaar is, en dat wij geen andere dan de reeds genoemde drjjfveer hebben gehad. Op dat moment zouden wij ook niet hebben kunnen weten, dat de jongelui vijandig tegen ons over stonden. De bewoordingen van sommige bezoekers moesten ons juist het tegendeel doen i denken. Ik eindig, mijnheer de redacteur, en al regent het nu ook nog stukken tegen ons, ik ben niet van plan er eenige notitie meer van te nemen, j Ik herbaal wat ik reeds gezegd heb: onze eenige bedoeling is geweest de jongelui en hunne ouders genoegen te doen. en iets bij te dragen tot I een luisterrijke viering van den 3'1'" October. Met de meeste hoogachting Uw Dw. Dr. D. F. VAN HEYST.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1874 | | pagina 3