BUITEKLANDSC11E BEUIGTEN zij dachten, een klein vermogen, maar eenige millioenen heeft nage laten. (Bil.) Te Deventer is Zaturdag avond op de Steenenkamer over de Lange- brug een houten loods, waarin twee gezinnen woonden, afgebrand. Toen men het beddegoed uit een der woningen wilde halen, bemerkte men bij het nederwerpen, dat zich daarin nog een jeugdig kind bevond, waaraan niet gedacht was. Van den inboedel is niet gered. Slechts het gebouw was tegen brandschade verzekerd. Te Middelburg had Vrijdag en Zaturdag het tweedaagsch muziekfeest plaats ter viering van het veertigjarig bestaan der zangvereeniging "tot Oefening en Uitspanning". Zoowel de uitvoering van het oratorium "Bonifacius", tekst van mevrouw Lina Schneider, muziek van W. F. G. Nicolaï, op den eersten avond, als die van verschillende stukken op den tweeden, had met het beste succes plaats. Herhaaldelijk bewees het daverend applaudissement de voldoening van het publiek, dat zoowel den heer Nicolaï, die op den eersten avond dirigeerde, als den heer Kirrwald, die op den tweeden avond directie voerde, met een regen van bloemenruikers hulJe bragt. Maar ook de solisten, mcj. Weyringer, uit Rotterdam, 11. J. de Goey. uit Leiden, Carl Hill, uit Schwerin, en J. Coster, uit Middelburg, en koor en orkest oogstten den meesten lof in. 's GRAVEN1IAGE9 Junij. Door Z. M. is vergunning verleend aan den voor de dienst in O. I. bestemden soldaat C. L. Bollens, van het koloniaal werfdepot, tot het dra gen der Fransche herinnerings-medaille voor het deelnemen aan de expeditie tegen Mexico. Tot burgemeester der gemeente Kralingen is benoemd de heer G. H. Lambert, wethouder dier gemeente, en tot burgemeester der gemeente Bla- ricum de heer E. Heerschop Lz. - Aan den heer mr. C. D. A. de Querlenmont is op zijn verzoek eervol ontslag verleend uit zijne betrekking van bewaarder van de hypotheken, het kadaster en de scheepsbewjjzen te Rotterdam, met dankbetuiging voor de goede diensten door hem gedurende bjjna 48 jaren aan dén lande bewezen. De kolonel L. Z. Veeckens, plaatselijk kommandant l'ikl. te Amster dam. is op pensioen gesteld; voorts is bij den plaatselijken staf benoemd tot kolonel, plaatselijk kommandant 1« kl. te Amsterdam, de luit.-kolonel VV. A. Beck, van het 4ds reg. huzaren. De officier van gezondheid 2e kl. S. F. Kruyt en de scheepskerk F. J. Muller, uit O. 1. teruggekeerd, zijn op non-activiteit gesteld. Nader verneemt men dat 11. M. de koningin Zaturdag 20 Junij uit de residentie naar het buitenland zal vertrekken. De groothertog en groothertogin van Saksen-Weimar verlaten daags na den verjaardag van 11. M. de koningin, zijnde den IS11" Junij e. k., deze stad, ten einde naar Weimar terug te keeren. De minister van binnenlandsche zaken zal Zaturdag aanst. geen gehoor verleenen. Bij de beantwoording van de interpellatie van den heer Fabius, in de zitting der tweede kamer van gisteren, wees de minister van koloniën op de omstandigheid, dat hij nog niet in het bezit was der rapporten door den generaal van Swieten, bij en na zijn vertrek uit Atchin aan de Indische regering gezonden, en herinnerde hij de omstandigheid, dat de redenen die tot het doen der tegenwoordige interpellatie leidden, reeds op 18 April 11. bestonden, bij zijne mededeeling dat het expeditionnaire leger naar Java terugkeeren en een occupatieleger onder leiding van den kolonel Pel achter blijven zou; waartegen geene aanmerkingen waren gemaakt. Thans die mededeelingen doende waartoe hjj in slaat was, las hij een gedeelte voor van het rapport van den generaal van Swieten, op 17 Maart aan den gou verneur-generaal gezonden, en waarin de toestand van zaken omschreven werd. Dc minister geloofde niet, dat de kamer een bepaald antwoord ver langde op de vraag of de regering van oordeel was dal de oorlog geëindigd was, en dat de vredelievende stemming der bevolking als van zelve volgen zou. Hij kon slechts dit zeggen, dat. gelijk uit een lal van berigten bleek, de Atchinezen zich steeds hadden gevleid, dat de tweede expeditie even als de eerste zou afloopen. Mogelijk zouden wij tegenstand blijven ontmoeten, en in Indië genoopt kunnen worden nieuwe troepen naar Atchin uil te zenden. Daaromtrent was echter niets beslist; veel minder was het uitge maakt of de generaal van Swieten casu quo naar Sumatra zou terugkeeren. Hij verwachtte intusschen dat de kamer overtuigd zou wezen, dal de rege ring actief bleef, en trachten zou te doen wal vereischt werd, en naar om standigheden het noodige voor te bereiden. Dc onderwerping der verschil lende op Sumatra bestaande staatjes moest intusschen niet als van weinig beteekenis beschouwd worden. Aangaande de tweede vraag gaf de minister te kennen, dat de generaal Vcrspyck zich verleden jaar gekrenkt had gevoeld door de benoeming van den generaal van Swieten tot opperbevelhebber der naar Atchin te zenden tweede expeditie, niettegenstaande hem van regeringswege verzekerd was, boe hoog zijne diensten werden gewaardeerd. Bij herhaling had hij eervol ontslag gevraagd; nadat hij echter door den minister opmerkzaam was ge maakt op het bedenkelijke van het nemen van ontslag op dal tijdstip, had hij het verlangen te kennen gegeven, dat dan over zijn verzoek zou wor den beschikt na afloop der expeditie. Dienovereenkomstig was door de re gering gehandeld. Terstond na zijne terugkomst op Java had de generaal Verspyck zijn verzoek om ontslag in herinnering gebragt. en verzocht dat 's konings beslissing zou worden gevraagd per telegram aan den minister, omdat hij in Junij wilde vertrekken. Aan beide verzoeken was voldaan. Nadat de heeren NierstraszStorm van 's Gravesande, llaflmans, van Zuylen van Nyevelt, en de ministers van koloniën en van marine het woord hadden gevoerd, stelde de heer Fabius eene motie voor, strekkende «om aan den generaal Verspyck den dank der vergadering te betuigen voor de atit den lande in Atchin bewezen diensten." Hierover ontstond eene zeer breedvoerige gedachlenwisseling tusschcn de hh. Storm van 'sGravesande, Stieltjes, Heydenrijck, Cremers, ldzerda, Rut gers van Rozenburg, Nierstrasz, 'sJacob. Begram, Schimmelpenninck van der Oije, Godefroi. van Zuylen van Nyevelt, van Naamen van Eemnes, van der Does de Willebois, Wybcnga en den minister van koloniën. De leden, die daaraan deel namen, waren eenstemmig in het brengen van hulde aan de verdiensten van den bedoelden generaal; maar aangezien aan de voorge dragen motie, in verband met de daarover gevoerde beraadslagingen, eene verschillende beteekenis werd gegeven, waren er onderscheiden sprekers, die te kennen gaven, dat zij, niets aan die verdiensten noch aan de be kwaamheden van den generaal Verspyck te kort willende doen, niettemin tegen de motie zouden moeten stemmen. De heer van Naamen van Eemnes deed daarop het voorstel om eene stem ming over de motie van den heer Fabius uit te stellen; welk voorstel, nadat de minister van koloniën en de heeren van Zuylen van Nyevelt, C. van Nispen en Jonckblnet het woord hadden gevoerd, met 46 tegen 16 stemmen verworpen werdde motie van den heer Fabius werd met 36 tegen 26 stemmen mede verworpen. De behandeling der interpellatie van den heer Fabius werd alstoen voort gezet, en nadat nog door de hh. Nierstrasz, Stieltjes, Fabius en de minister van koloniën het woord was gevoerd, gesloten. Bij de opening der heden gehouden zitting deelde de minister van kolo niën mede dat hij gisteren verzuimd had te melden dat de gouverneur-gene raal de benoeming van kolonel Pel lot bevelhebber in Atchin had goedge keurd. De instructie van den kolonel Pel is geheel in overeenstemming met de politiek door den generaal var. Swieten gevolgd. Daarop had de interpellatie plaats van den heer Gratama over de Indische spoorwegen. Op de vraag van den heer Gratama; of de regering nog ge zind bleef voor de concessie-verleening aan particulieren, dan wel of er Spoedig een ontwerp tot staatsaanleg was te verwachten, antwoordde de minister van koloniën nog van meening te zijn; liever staatsspoorwegen dan geene. De regering zou nog in dit jaar een wets-ontwerp tot aanleg van spoorwegen op Java indienen. Vervolgens hield de heer Godefroi zijne interpellatie over het Noordzee kanaal. De minister van binncnl. zaken heeft zijnerzijds den stand van zaken opgegeven en de redenen medegedeeld waarom hij nog geen wets ontwerp tot voorziening heeft ingediend. Hij liet doorschemeren dat de zaak ten laatste wel in handen der regering zou moeten komen. De heer Godefroi verklaarde niet bevredigd te zijn, want alles was nog in het on zekere. De interpellatie is daarmede afggloopen. FUANKRIJK. In de republikeinsche dagbladen is het reeds vermelde programma opgenomen van het linker-centrum. Hel is hoofdzakelijk van den volgenden inhoud. Het linker-centrum is altijd overtuigd geweest dat de spanning en de gedruktheid welke Frankrijk ondervindt, hoofdzakelijk voortvloeijen uit de onzekerheid aangaande de naaste toekomst en het gemis eener geves tigde regering. Zij heeft den 7d,D December 1872, bij een door 110 afge vaardigden onderteekend voorstel, aan de nationale vergadering verzocht tot de organisatie van de republiek over te gaan en den 24s,eo Mei 1873 haren steun verleend aan de met dat doel opgestelde wetsontwerpen. Later, ondanks afwisseling van regeringspersonen naar hetzelfde doel strevende, heeft zij zich vereenigd met het oorspronkelijke uit haren eigenen boezem gesproten voorstel: de bevestiging voor een bepaalden tijd van de magt des maarschalks Mac Mahon als punt van uitgang voor de reeds te lang uitge stelde organisatie der regering. Den 20!lfn November zou. indien het van haar afgehangen had, het uitvoerend gezag, hetwelk het innig verband tusschen zijn bestaan en de constitutionele wetten inzag, verheven zijn geworden boven eene verlammende bestrijding. Geen grooter gevaar voor een land dan het overleveren van de grondslagen waarop het oppergezag berust aan den strijd der partijen en aan den naijver van cerzuchtigen. Het linker-centrum zal niets verzuimen tot het bezweren dezer gevaren; het blijft van oordeel dat de aanneming van het eerste artikel der op 19 Met 1873 ingediende constitutionele wetten een vasten waarborg van bestendigheid leveren zou. daar door die bepaling de maarschalk Mac Mahon niet verheven werd tot president eener voor zeven jaren ingestelde republiek, maar lot president der republiek voor een tjjdvak van zeven jaren. liet linker centrum zou ongaarne de ontbinding der huidige nationale vergadering als noodwendig en onmiddellijk gevolg van hare magteloosheid om iets tot stand te brengen eischen, doch voor dien eisch zou het, in geval van nood, niet terugdeinzen. Het wil ook zijne meeningfiiet ver bergen dat, wanneer de organisatie der regering zal zijn tot stand gebragt, het uur der ontbinding weldra zal moeten slaan. Eene dergelijke ontbinding zou echter voor niemand gevaarlijk, doch voor allen voordeelig zijn, omdat de nationale vergadering dan haar mandaat zou nedcrleggen na de gronsla- gen te hebben gelegd voor de verzoening en de cendragt der natie. De Bonapartislen hebben te Lyon als candidaat voor de nationale ver gadering, in plaats van Ranc (wegens deelneming aan de Commune, bij verstek ter dood veroordeeld) den heer Chevreau gesteld en in Seine-et-Uise volgens sommigen Labelonye, volgens anderen den hertog van Fadua. Vrijdag is te Vincenncs Bonnard doodgeschoten, die door den krijgs raad veroordeeld was wegens medepligtigheid aan den moord, tijdens de Commune op den polilie-agenl Vincenzini gepleegd; in dienzelfden dag werd de naar Zwitserland ontvlugle afgevaardigde Melvil-Bloucourt, wegens deel neming aan de Commune, door den krijgsraad bij verstek ter dood ver oordeeld.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1874 | | pagina 2