daor het overlijden van d". Bosken, is liet volgende drietal opgemaakt: dd. van Hoogenhuyze, te Steenwijk; Gronemeijer, te Apeldoorn, en Renier, te Bergsehenhoek. Te Harlingen is eene stoomboot uit Engeland aangekomen, ter opening ëener geregelde vaart tusschen die stad en New-Castle. Dit vaartuig is ex pres voor de haven van Harlingen gebouwd en heelt slechts een diepgang van 10 a 11 voet. Bij de tweede kamer is ingediend een wets-ontwerp tot verhooging van hooldstuk III builenl. zaken der staatsbegrooting voor 1874. Tot toelich ting daarvan wordt gezegd, dat herhaaldelijk de wensch is geuit dat er, gelijk in vele andere laudenzoo ook in Nederlandeene vaste woning voorzien van het noodig huisraad, voor den minister van buitenlandsche za ken mogt worden verkregenwaarin hij bij hel aanvaarden zijner betrek king dadelijk zijn intrek zou kunnen nemen, eu hij de gelegenheid zoude vinden om op gepaste wijze voor de representatie te zorgen, die toch mede beh( oi't lot de taak des ministers. Niet zelden ging het voorzien in de behoefte van eene daartoe geschikte woning in deze residentie voor den nieuw benoemdesoms uit eene buitenlandsche zending of van "elders door den koning tot die betrekking geroepen, gepaard met groote bezwaren, geldelijke opofferingen en tijdverlies. Thans doet zich tot het bekomen van zoodanige woning eene gelegenheid voor, zoo als bezwaarlijk even gunstig later te verwachten zoude zijn. Het huis namelijk van wijlen den heer Hoffmann, op den hoek van den Kneuterdijk en Lange Vijverberg, wordt door zijne erfgenamen te koop aan het rijk aangeboden voor eene som van ƒ75000terwijl berekend wordt dat voor noodzakelijke herstellingen aan het gebouw en voor huisraad T 55000 zoude vereischt worden. Naar het gevoelen van den minister van financiën zou de voorgestelde verhooging van uitgaaf, zonder bijzondere aanwijzing van middelen tot dekking, kun nen worden toegestaan, omdat het zeer waarschijnlijk is dat de middelen meer dan de raming zullen opbrengen, waartoe ook zal bijdragen eene niet onbelangrijke som, die ter zake der Simoneseki-indemniteit, in het begin des jaars. door Zijner Majesteits gezantschap in Japan is overgemaakt en waarop bij de raming der middelen niet was gerekend. Nog is aangeboden een wets-ontwerp tot wijziging en verhooging van .hoofdstuk V (binnenlandsche zaken) der staatsbegrooting voor 1874. Aan de toelichting tot dit ontwerp ontleent men hel volgende: Art, 142. Toen hel physiologisch laboratorium te Leiden in 1866 werd geslicht, is het, bij gebrek aan voldoende middelen, op kleiner schaal in- gerigt dan de hooglecraar raadzaam achtte. De ondervinding heeft thans geleerd, dat de localen te bekrompen zijn voor liet vrij aanzienlijk perso neel dat er dagelijks gebruik van maakt, zoodat het onderwijs gevaar loopt daaronder te lijden. Uitbouwing is alzoo onvermijdelijk. 11e kosten zijn op ƒ21000 geraamd, waaronder 4000 voor meubilair. Werd met het ver- groolen der localen gewacht totdat de gelden bij de begrooling voor 1875 waren aangevraagd en toegestaan, dan zou. naardien de werkzaamheden alleen in de zomer-vacantie kunnen plaats hebben, in de behoefte eerst met September 1875 worden voorzien, en een zoo lang uitstel zou allezins schadelijk wezen. Art. 161. 0e minister had gehoopt in den loop van 1874 tot'het.vcstigen eener rijks-landbouwschool de vereischte voorstellen te kunnen doendoch werd daarvan weerhouden door verschillende bezwaren. Bij gemis hier te lande van onderwijzend personeel voor de eigenlijke landbouwvakken zou het in het buitenland moeten worden aangeworven. Ten einde nu Neder- landsche jongelieden op te wekken zich te vormen tot geschikte leeraren voor ons zich ontwikkelend landbouw-onderwijs, en tevens op die vorming zelve regtslreeks invloed te kunnen uitoefenen en haar te leiden in zoo danige rigting als voor het beoogde doel meest wenschelijk wordt geacht, is het denkbeeld gerezen om, zoolang de behoefte blijft bestaan en naargelang daarvan, jaarlijksche rijkstoelagen uit te loven aan hen, die zich tot zoodanige op leiding, onder voorwaarden door de regering te stellen, zouden willen verbinden. De jaarlijksche toelagen zouden op ƒ1000 kunnen worden bepaald. Met het oog op de bestaande behoefte zouden aanvankelijk jaarlijks drie toelagen be schikbaar zijn te stellen. Voor 1874 zal. vermits een gedeelte van het jaar verstreken zal zijn voordat de toelagen kunnen worden toegekend, een be drag van ƒ2000 voldoende wezen. Dit bedrag is op art. 101 der begrooting voor 1874 te vinden, daar de voor de hoogere burgerschool te Ambt Almelo en de landbouwschool te Zierikzee uitgetrokken subsidiën voor een groot deel beschikbaar zullen blijven, dewijl die inrigtingen nog niet tot stand zijn gekomen. Bij art. 172 werd voor bijdragen aan de gemeenten, door de uitgaven tol eene behoorlijke inrigting van haar lager onderwijs te zwaar gedrukt, eene som van 100,000 gebragt. De minister acht het raadzaam art. 172 met ƒ50000 te verhoogen. Art. 235 bis wordt voorgestèld voorloopig eene som van ƒ1000 uit te trekken, ten einde het beginsel te doen uitmaken, dat rijkssubsidie zal worden verleend voor eene internationale tentoonstelling van voortbrengselen van kunst en nijverheid, die in 1876 zal worden gebonden bij gelegenheid van het eerste eeuwfeest der onafhankelijkheid van de Vereenigde Staten van Noord-Amerika te Philadelphia, Staat Pcnnsylvanie. Men berekent dat daar voor eene som van ƒ200,000 niet zal behoeven te worden overschreden. De regering slaat het gevoelen voor. dat in den regel onthouding moet gelden, maar cr zijn, gelijk hier, uitzonderingen. 's GRAVEN11AGE. 3 Junij. De heer J. Boverhoff, thans ontvanger der directe belastingen te Hoog woud c. a.is benoemd tot ontvanger te Avenhorn c. a., en de heer H. Scholtens, thans ontvanger der directe belastingen te Willemstad c. a.is benoemd tot ontvanger te Oegstgcesl c. a. De dirigerende officier van gezondheid bij de marine J. van llattem is, op zijn verzoek, wegens langdurige dienst, op pensioen gesteld. Voorts zijn bevorderd tot dirigerend officier van gezondheid, de officier van gezondheid le kl. W. C. A. Hajenius, en tot officier van gezondheid 1' kl., die der 2C kl L. P. Gijsberti Hodenpijl. De 2' luit.-kwartiermeester M. P. J. G. Brouwer, van het 2e-reg. infan terie, is overgeplaatst bij de militaire administratie van het leger in Nederl. Indië; aan den met verlof hier te lande aanwezigen luit.-koloncl der genie van het leger in Nederl. Indie J. Schiifer is, op zijn verzoek, eervol ontslag uit de militaire dienst verleend, en aan den gepens. ltn luit. J. Abbink is de rang verleend van kapitein. De kapitein ter zee J. F. Koopman en de officier van administratie kl. J. A. Waldeck zijn op non-activiteit gesteld en de officier van admi- nis'ratie 2-' kl. G. D, van Werdt is geplaatst aan boord van het wachtschip te Willemsoord. Door Z. M. zijn bij hel wapen der infanterie benoemd, tot 2deD luite nant: bij het lc reg. P. Wiersma, H. C. Klerk de Reus, J. de Bruine, A. J. A. Opstelten, J. A. Staring, C. M. I. van den Heuvel Rijnders, J. Witte- vecn; bij het 2' reg. P. Schaap, A. F. G. G. Schwartz, G. P. M. van der Noordaa; bij het 3e reg. F. W. Drressen, G. van Dura, J. C. Bal; bij het 4e reg. J. A. Sikkens; bij het 5' reg. A. II. Blaauw, J. II. Makkink, T. W. Taaie, A. L. de Blaauw, T. J. Anken, G. van Everdingenbij het 6e reg. F. P. L. van Driel, A. HoogeboomC. J. M. Noordttyn. L. Thonus, J. W. van Bisselick, 11. J. W. Verkouteren; bij het 7e reg. M. H. Spruyt, H. R. Hagedoorn, C, van Lente, J. F, Rappold, II. W. Lansdorp, J. D. ten Bosch, R. A. Jackson, P. W. Bosboom, W. Carbentus; bij het 8e reg. N. ten Broek, W. F. K. BischofT van Heemskerk, F. A. Einthoven, C. 11. M. de Man; bij het le reg. huzaren jhr. A. S. E. van Tets; bij het 3e reg. huzaren W. J. Kips; bij het reg. veld-artillerie J. M. Brants; bij het le reg. vesting-artillerie J. A. van Dapperen; bij het 2' reg. vesting-artillerie W. L. Brocx; bij het 3e reg. vesting-artillerie A. H. Huart en P. van Lunteren. Al deze benoemden zijn thans onderofficier bij verschillende corpsen des legers. De minister van koloniëngelet op de verschillende koninklijke be sluiten ten opzigte van bet benoemen van ambtenaren bij de burgerlijke dienst in Nederlandsch Indie, en gelezen: de requesten van de bh.: J. van Weelderen en van zevenenzestig andere candidaten, alle strekkende om te worden toegelaten tot het afleggen van het examen, voorgeschreven in art. 4 van het kon. besluit van 10 Sept. 1864, en van mr. A. de Vries en van vier entwintig andere candidaten, alle strekkende om te worden toegelaten tot het afleggen van het examen, voorgeschreven in art. 1 van het kon. besluit van 12 Febr. 1874, heeft goedgevonden: te benoemen tot leden der com missie. belast met het in dit jaar in Nederland afnemen van het examen, tot lid en voorzitter: dr. W. R. baron van Hoëvell, te 'sGravenhage; tot leden: dr. I'. J. Vcth en mr. P. A. van der Lith, hooglceraren te Leiden; J. J. Meinsma, dr. A. W. T. Juynboll, J. R. P. F. Gonggrijp en G. K. Niemann, hoogleeraren le Delft; A. C. Vreede, privaat-docent aan de rijks instelling te Leiden; G. J. Grashuis, tijdelijk privaat-docent aan de rijks instelling te Leiden; dr. B. F. Matthes, afgevaardigde van het Ned. bijbel genootschap, thans te 's Gravenhage; II. Klcyn van de Poll, oud-resident op Java. te Utrecht; mr. P. J. Roosegaarde Bisschop, raadsheer in het hoog- geregtshof van Ned. Indië, thans met verlof, te Arnhem; jhr. F. van Al phen, laatstelijk adsistent-resident, thans met verlof, te 's Gravenhage; F. G. van Delden. laatstelijk adsistent-resident, thans met verlof, te Arnhem; A. W. P. Verkerk Pistorius, laatstelijk controleur le kl. bij het binnen- landsch bestuur op de bezittingen buiten Java en Madura, thans met verlof, te 'sGravenhage; B. A. II. Wollerbeek Muller, laatstelijk controleur 2ie kl. bij bet binnen!, bestuur voornoemd, thans met verlof, te 's Gravenhage; tot lid en secretaris. J, Spanjaard, hoogleeraar te Delft. Door den minister van financiën is bepaald dat de navolgende ambte naren bij de administratie der posterijen hunne functiën zullen uitoefenen als volgt, t. w.: de commies 2e kl. J. P. van Nieuwkuyk. ten poslkantore te Roermond; de commies 3e kl. H. Helling, idem te Goes; de commies 3" kl. G. Bruch, idem te Haarlem; de commies 3e kl. P. M. Galand, idem te Leiden; de surnumerair J. A. van de Velde, idem te Amsterdam. H. M. de koningin gaat den 19den of 20s,'° dezer maand eene buiten landsche reis ondernemen. Men verneemt tevens dat II. M. tot Berlijn in gezelschap zal reizen van 1111. KK. HH. den groothertog en de groothertogin van Saksen-Weimar, die terzelfder tijd met 11. M. de residentie zullen verlaten. In de zitting van de tweede kamer van heden heeft de voorzitter voor gesteld tegen a. s. Vrijdag, ten 11 uur, op nieuw aan de orde te stellen het in de vorige bijeenkomst reeds aan de orde gestelde wets-ontwerp houdende wijzigingen in de bepalingen omtrent de reglerlijke tucht; en daarna te be handelen de wets-onlwerpen tot wijziging der begrooting van het fonds voortspruitende uit de koopprijzen der domeinen en tot goedkeuring eener dading met den heer Jantzon van Erffrenten van Babylonienbroek gesloten en vervolgens te beraadslagen over de conclusie van het verslag nopens West-Indië over 1873. Daartoe werd besloten. De heer Fabius verzocht verlof aan de kamer om op een nader te bepalen dag tot den minister van koloniën twee vragen te rigten, die uitsluitend betrekking hebben op het militair beleid in Atcliin. Die vragen zijn: 1». Is de terugkeer van den generaal van Swieten naar Batavia gegrond op de be schouwingen van het gouvernement dat de Atchinesche oorlog is geëindigd en de vredelievende stemming der bevolking van zelf zal volgen. Of is de generaal van Swieten bestemd, om. na afloop van den kwaden mousson, naar Sumatra terug te keeren, om verder den vijand met kracht le bedwin gen en zoodanige maatregelen in het leven te roepen als hij noodig zal oor- deelen 2°. Welke zijn de redenen dat te midden van den tegenwoordigen toestand op Atchin dé onderbevelhebber der tweede expeditie, de om zijn flinkheid en dapperheid zoo geroemde generaal Verspyck, op zijn verzoek eervol is ontslagen en gepensioneerd De eer en waardigheid van het land eischen dat ook omtrent de raadsel achtige houding in Atchin het noodige licht verspreid worde. De heer van Oldenhuis Gratama wensclite verlof van de kamer te beko men om tot den minister van koloniën drie vragen te rigten omtrent den stand der zaak van de Indische spoorwegen. Die vragen zijn: 1°. Welke zijn de plannerf der regering ten aanzien van den aanleg van spoorwegen op Java? 2°. Blijft de regering gezind daarvoor aan particulieren concessie le verleenen? 3". Zoo niet, is de regering dan gezind een wets-ontwerp in te dienen om die spoorwegen van staatswege le doen aanleggen Op voorstel van den voorzitter is aan beide heeren het gevraagde verlof verleend. De gemeenteraad heeft zich in zijne gisteren gehouden zitting met 22 tegen 11 stemmen vereenigd met het voorstel van burg. en weth.om bij den koning voorziening te vragen tegen liet bevel van gedep. staten tot op-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1874 | | pagina 2