verlangd wordt, acliiie de regering hei evenwel dienstig daartoe over te gaan, en dit te meer nu zij hel noodig oordeelt de kamer eene nota van wijzigingen in het wets-onlwerp te doen toekomen. Reeds bij de openbare beraadslagingen over het VIII® hoofdstuk der staatsbegrooting, dienst 1874, werd door den minister van oorlog te kennen gegevendal hij wijzigingen in het ingediend wets-onlwerp noodig achtte; zij bepalen zich echter hoofd zakelijk lot den vorm, terwijl de denkbeelden over 's lands verdediging, in liet oorspronkelijk ontwerp nedergelegd, in hun geheel gehandhaafd blijven. De voorgestelde veranderingen vonden ook hun ontstaan, niet slechts in denkbeelden bij den genoemden minister gerezen, maar zij zijn voor een gedeelte het gevolg van den wensch, om gehoor te geven aan billijke aan merkingen in het verslag opgenomen. De vraag of in het stelsel van verdediging ook behoort te worden opge nomen eene permanente positie aan den Beneden-IJssel, meent de regering ontkennend te moeten beantwoorden en dit niet alleen wegens de zeer grootc kostendie het daarslellen eeuer zoodanige positie zou na zich sle pen. maar ook dewijl wij niet over een voldoend aantal troepen zouden kun- j nen beschikken om haar naar eisch te bezetten en lang genoeg te verdedigen. In het gewijzigd ontwerp van wet worden de artt. 1 en 2 vercenigd en aldus gelezen: Het vestingstelsel van het koningrijk der Nederlanden omval: a. de Nieuwe Ilollandsche waterlinie van de Zuiderzee langs Utrecht tot de Lek, van de Lek tot de Merwede door het land van Altena tot de Nieuwe Merwede; b. de stelling van de Geldersche vallei met die in Neder-Betuwe als voorpost- stelling der eerstgenoemde; c. de stelling van het llollandsch Diep en het Volkerak; d. de stelling van de monden der Maas en van het Haringvliet; e. de stelling van den Helder; f. de werken tot dekking van rivier-overgan gen en opname van troepen aan IJssel, Waal en Maas; g. de stelling van Amsterdam; h. de Zuider-waterlinie, van de Maas boven St. Andries tot den Amer beneden Geerlruidenberg; i. werken aan de Wester-Schelde. Verder bepaalt hel 4C artikel: De vestingwerken in de provinciën Fries land en Groningen, de vestingwerken van Deventer, de hoofdwal van Zut- phen met de ravelijnen daarvoor en den bedekten weg voor die werken, de vestingwerken van Elden, de vesting Grave met hel kroonwerk Coehoom <le vestingwerken van en bij Nijmegen met uitzondering van het fort Krai- jenhol en de forten boven en beneden Lentde vesting 's Hertogenbosch en j de vestingwerken bij Brcskens zijn als verdedigingswerken opgeheven en worden na een bepaalden tijd geslecht. In de bedoelde memorie wordt door de regering o. a. medegedeeld dat eene herziening der militiewet reeds in bearbeiding is en de organisatie van hel leger daarop moet wachten. 's GRAVE Nil AGE18 Fcbruarij. Z. M. heeft vergunning verleend aan den heer d'. L. J. de Jongh, te 'sllage, tot het dragen der versierselen van grootofïicier der orde vap den j, Leeuw en de Zon, hem door den Schach van I'erzie, en van officier der orde van den H. Mauritius en Lazarus, hem door den koning van Italië geschonken. Tot substituut-griffier bij de arrond.-reglbank te Assen is benoemd de r heer mr. J. Meinesz Gz.thans griffier bij het kantongeregt te Hillegersberg. Aan den heer mr. II. 11. G. A. Coenegracht is, op zjjn verzoek, eervoUj ontslag verleend als schoolopziener in het 3« schooldistrict van Limburg; voorts zijn tot schoolopziener in Limburg benoemd: in het 4e schooldistrict, de lieer mr. II. H. G. A. Coenegracht, en in hel 3e schooldistrict, de heer i mr. A. J. Sassente Heerlen. De kapitein F. J. C. Broers, van het wapen der artillerie, en de le luit. W. A. II. baron van Voorst van Lynden, thans beiden op non-activi- j teil, zijn op pensioen gesteld, de laatste lijdelijk. Z. K. 11. prins Hendrik keert heden avond ten 7 ure met een extra- j trein van den Rijnspoor uit Luxemburg alhier terug. De tweede kamer heeft heden middag ten 3 ure hare werkzaamheden herval. De reeds bekende wets-ontwerpen zijn ingekomen, zoomede de ge loofsbrieven van den heer Luyben, lot wiens toelating, na beëediging, werd besloten. De heer Gratama heeft voorgesteld omniet het oog op de inne ming van den kraton en de bewijzen van dapperheid, volharding en vader landsliefde van het leger en de marine voor Atchin, uit naam der kamer een adres van gelukwensching aan den koning aan te bieden, en namens het Ncderlandsche volk openlijk dank te brengen aan ons leger en onze vloot en aan den krijgsbevelhebber. In de zitting van Maandag, ten elf ure, zal daarover worden beslist. De dag der discussie over de muntwet en de her ziening van hel reglement van orde zal nader bepaald worden. De heer Gratama zeide b;j het doen van zijn voorstel hoofdzakelijk het volgende: Gedurende het reces zijn wij verblijd met een buitengewoon nommer der Sinatsto urn uiwelke ons de heugelijke tijding biagl van de inneming van den kraton van Atchin; eene tijding, die ons anders zeker van de zijde der regering van de groene tafel zou zijn medegedeeld. Dat berigt heeft de gan- schc natie met vreugde vervuld en met bew ondering over de volharding tact en dapperheid door de Nederlandsche krijgslieden en de Ncderlandsche marine aan den dag gelegd. Dat berigt is in alle plaatsen van het vader land met vrcngdeblijken ontvangen. Inderdaad hebben het Nederlandsche leger en zijn krijgsbevelhebber en de Nederlandsche marine blijken van dap- iverheid, zelfverloocheningvaderlandsliefde en van liefde tot onzen koning gegeven, die herinneren aan de schitterendste dagen der republiek, waarop onze natie en wij ons tcregt mogen verheden. Het kwam ntij gepast voor dat ook de Nederlandsche vertegenwoordiging na het reces niet achtcrblijve in hulde te brengen en dank te betuigen aan het Ncderlandsche leger, de marine en den krijgsbevelhebber der expeditie. Hoe kan het anders, daar wij. toch uitdrukken het gevoel dat gansch de natie bezielt. Deze wijze van huldebetuiging is steeds gevolgd. Bij de inneming van Djagaraga op Bali werd eveneens een adres aan Z. M. gerigl. Maar, waar voor heb ik noodig naar antecedenten le zoekenwaar ieder gevoelt welke dankbaarheid wij aan het leger, de vloot en den krijgsbevelhebber verschul digd zijnwaar ieder onzer met belangstelling en liefde voor hunne daden vervuld is. Ik heb daarom de eer voor te stellen uit naam der- kamer een adres van gelukwensching aan Z. M. den koning te doen uitgaan, en daarin openlijk den dank der staten-generaal, als vertegenwoordigers van 't Nederlandsche volk, te betuigen aan het Nederl. leger, de Nederl. vloot en den krijgs bevelhebber. In de zitting van den raad van state van heden is o. a. ingekomen een kon. besluit hondendc afwijzing van het beroep van den raad der ge meente Katwijk van een besluit van geil. staten van Zuidholland, waarbij goedkeuring is onthouden aan het raadsbesluit tot het aangaan eener geld- leening met de maatschappij van gemeenle-crediet. Alhier is in 84-jarigen ouderdom overleden de heer D T. Huet, rus tend predikant van de Waalsclie gemeente le Rotterdam. ULTEN LANÜSCUK BEK!GTEN BELGIE. Een der meest geachte geleerden, de heer Quételet, is te Brussel over leden. Hij was geboren te Gent 22 Januarij 1796 en wijdde zijn leven aan de beoefening der wis- en natuurkunde en der statistiek. Tallooze werken getuigen van zijnen bijna ongelooflijken arbeid. De kon. Belgische akademie, wier vaste secretaris hij was, heeft aan hem het aanzien te danken dat zij geniet. Zeer vele wetenschappelijke zendingen heeft Quételet als officieel vertegenwoordiger van zijn land vervuld. KNGELAND. LONDEN17 Februai ij. Zaturdag morgen was de brand in het Pantechnicon nog niet gebluscht. Honderden spuiten gaven voortdurend water, en een dikke rook overdekte geheel Piccadilly. Buiten de kosten van wederopbouw wordt de schade op een millioen berekend. Van de vierhonderd rijtuigen, die zich in de beneden-localen bevonden, is slechts een honderdtal gered. Het wordt bevestigd, dat verscheiden kostbare schilderij-verzamelingen een prooi der vlammen zijn geworden. Men berekent dat sir Richard Wallace 150,000, de heer Wisen Ellis 200.000 en de heer Seymour Fitzgerald 200,000 bij de ramp verloren. De heeren Cbristie en Manson hadden in het gebouw een verzameling kunstvoorwerpen gedeponeerd, die binnen eenige dagen zou verkocht worden en waarvan de waarde op ongeveer een millioen werd geschat. Ook van deze collectie is zeer weinig gered. Bij gelegenheid van een brand, die dezer dagen alhier weder plaats had. kwam een der bewoners van het huis om; een man, zijne vrouw en hun zoontje sprongen van de tweede verdieping, doch de moeder verloor haar leven; een man en zijne vrouw sprongen van de derde verdieping en Werden zwaar bezeerd naar het gasthuis gebragt. FBANKRIJ K. De markies de Francli.eu, eeu der hoofden van de legitimislische partij, heeft een schrijven gerigt aan den heer Rouher, ter oorzake van een brief door dezen in t Ami de Tordre geplaatst. Gij zegt, schrijft de markies, dat ten behoorlijken tijde de strijd slechts zal loopen over twee regerings vormen: de republiek en het keizerrijk. Gij vervalt hier, het spijt mij u dit te moeten zeggenin eene schromelijke dwaling. De republiek en het keizerrijk zijn geen twee verschillende zaken; beide zijn onder verschillen den vorm de uitdrukking geweest der revolutie. Beide zijn en blijven de vernielende kracht, die reeds tot drie malen mijn land ten verderve is ge weest. Ivunl gij loochenen, dal het keizerrijk iu 1814, in 1815 en in 1870, nadat al onze nationale krachten uitgeput waren, ons magteloos aan den vreemdeling heeft overgeleverd? Gij beschouwt u dan als gedoemd uw helscli werk le voltooijen? Neen, mijnheer, ten behoorlijken tijde zult gij van de revolutie en van het keizerrijk slechts ééne en dezelfde zaak maken, en zult gij tegenover u vinden, wien? den koning, dit oude levensbeginsel, altoos even magtig, met onveranderlijke vastheid tusschen beiden komende om Frankrijk te redden, als alles verloren schijnt. Te Parjjs heeft zich een comité gevormd, aan welks hoofd de hertog van Padua staat, hetwelk zich belast tegen den 16S(0 Maart aanst., den dag waarop de zoon van Napoleon III zijne meerderjarigheid bereikt, ecnen togt van voorstanders der Bonapartistische partij naar Chiselhurst te orga niseren. Volgens eene door dat comité uitgevaardigde circulaire zal de ont worpen logt het karakter hebben van «een bewijs van dankbaarheid voor het verledene, en van vertrouwen op de toekomst, doch geenszins van een bewijs van ongeduldig verlangen van het oogenblik." Aan den Courr. de Paris wordt betrekkelijk de meerderjarigheid van den keiz. prins het volgende medegedeeld: In 1856 werd de prins kort na zijn geboorte bij een groot aantal levensverzekeringmaatschappijen inge schreven. Bij een speciale clausule en krachlens een souverein prerogatief, is in alle polissen, die gepasseerd zijn, de meerderjarigheid van den prins op 18 jaar vastgesteld, om hem op dat tijdstip de storting te verzekeren van een aanzienlijke som in verhouding tot het primitieve kapitaal, dat bij de inschrijving gestort was. Op 16 Maart e. k. zullen dus al die maat- schappijen het bedrag, waartoe zij zich verbonden hebben, aan den regtma- tigen eigenaar moeten ter hand stellen. De som wordt op verscheiden mil- lioenen Ir. begroot. In eene vergadering van de commissie lot onderzoek van het wets ontwerp op den bockhandel zijn wederom verscheidene boekhandelaren ge hoord, die zich ten gunste van den gebreveleerden boekhandel hebben uit gelaten, doch zich hebben beklaagd over de concurrentie hun door de «Magasins de Nouveautés" aangedaan. Deze toch verkoopen boeken en ver zenden die. dank zij der overeenkomsten met spoorwegdirectiën gesloten,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1874 | | pagina 2