BIJVOEGSEL, behoorende tot de Leidschc Courant van Maandag 09 Januarij ó#74, ó5. STADS-BERICHT EN. NATIONALE MILITIE. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van LEIDEN roepen bij deze pp alle leveranciers, werkbazen enz., welke over het afge- loopen jaar 1873 ten laste der gemeente eenige vordering hebben, om hunne rekeningen ten spoedigste, immers vóór ultimo Januari e. kiter gemeente-secretarie (afdeeling financiën) in te leveren. Burgemeester en Wethouders voornoemd, Leiden, v. d. BR\NDELER, Burgemeester. 17 Januari 1874. E. KIST, Secretaris. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van LEIDEN doen le weten, dat ingevolge art. 18 der Wet van den 19den Augustus 1881 (Staatsblad n°. 72) allen, die volgens art. 15 dier Wet voor de nationale militie behooren te worden ingeschreven (zij die op den lsttn Januari hun 19de jaar waren ingetreden en al zoo de geborenen in S M5>5), verplicht zijn zich daartoe bij Burgemeester en Wethouders aan te geven tu*sclien ileii Ssten e»» ileo Slisten ,Sts.usi5ar2dat bij ongesteldheid, afwezigheid of ontstentenis van den militieplichtige, zijn vader, of, is deze overleden, zijne moeder, of, zijn beiden overleden, zijn voogd tot het doen van die aangifte verplicht is; en dat overtreding van het aangehaalde art. 18, krachtens art. 183 der meergemelde wet, wordt gestraft met boete van ƒ35 tot lül). Voor hendie verzuimden zich op de door het Gemeentebestuur bepaalde dagen ter inschrijving aan te melden, wordt mitsdien daartoe alsnog gelegenheid gegeven ter gemeente-secretarie, van 's voormiddags 10 tot 's namiddags 3 urenopiederen werk dag, tot en met den 315ten Januari aanstaande, op welken dag het register van inschrijving, des namiddags te 4 uren, voorloopig wordt gesloten. En wordt deze door plaatsing in de Leidsche Courant afgekondigd. Burgemeester en Wethouders voornoemd v. D. BRANDÉLER, Burgemeester. Leiden, 17 Januari 1874. E. KIST, Secretaris. De BURGEMEESTER en WETHOUDERS van LEIDEN doen te weten, dat door den Raad dier gemeente, in zijne vergadering van den 20sten November 1873, is vastgesteld het volgende leAADIRESLUIT regelende de heffing van gelden voor het bezichtigen van het Stedelijk Museum van schilderijen en oudheden in de Lakenhal te Leiden. De RAAD der gemeente Leiden, Gezien de artt. 232236, 238, 240 en 254 der Wet van 29 Juni 1851 Staats blad n°. 85), gewijzigd bij de Wet van 7 Juli 1865 (Staatsblad n°. 79); Besluit vast te stellen de navolgende Verordening op de heffing van gelden voor het bezichtigen van het Stedelijk Museum van schilderijen en oudheden in de Lakenhal EENIG ARTIKEL. Ieder persoon die het Stedelijk Museum wenscht te bezoeken betaalt, met uitzon dering van de Zondagen en den 3den October, als wanneer de toegang zonder be taling is opengesteldeen bedrag van tien cents. Gedaan te Leiden, ter openbare raadsvergadering van den 20stenNovember 1873. De Burgemeester, v. d. BRANDELER. De Secretaris, E. KIST. Zijnde de heffing dezer belasting goedgekeurd bij Koninklijk besluit van den 25eten December 1873, no. 23, waarbij tevens is aangehaald de Verordening rege lende de invordering dier belasting, van 20 November 1873 (Gemeenteblad no. 4 van 187,4). En is hiervan afkondiging geschied waar het behoort, den 17den Januari 1874. Burgemeester en Wethouders voornoemd v. d. BRANDELERBurgemeester. E. KISTSecretaris. De BURGEMEESTER en WETHOUDERS van LEIDEN doen te weten, dat door den Raad dier gemeente, in zijne vergadering van den 20sten November 1873, is vastgesteld de volgende VEKORDE1ÏI1VG regelende de invordering van gelden voor het bezichtigen van het Stede lijk Musetim van schilderijen en oudheden in de Lakenhal te Leiden De RAAD der gemeente Leiden, Gezien de artt. 232236, 238, 24Ö en 254 der Wet van 29 Juni 1851 (Staats blad n°. 85), gewijzigd bij de Wet van 7 Juli 1865 Staatsblad n°. 79); Besluit vast te stellen de navolgende Verordening op de invordering van gelden voor het bezichtigen van het Stedelijk Museum van schilderijen en oudheden in de Lakenhal EENIG ARTIKEL. De gelden vqor het bezoeken van het Stedelijk Museum worden door den ge meente-ontvanger ingevorderd en aan de gemeentekas verantwoord. De toegang wordt niet verleend dan nadat de verschuldigde gelden zijn voldaan. Vastgesteld door den Raad der gemeente Leiden, in zijne openbare vergadering van den 20sten November 1S73. De JJurgemeesterv. d. BRANDELER. De SectetarisE. KIST. Zijnde deze Verordening aangehaald bij Koninklijk besluit van den 25sten Decem ber 1*873 n°. 23. En is hiervan afkondiging geschied waar het behoort, den 17den Januari 1874. Burgemeester en Wethouders voornoemd, v. d. BRANDELER, Burgemeester. E. KISTSecretaris. De BURGEMEESTER en WETHOUDERS van LEIDEN doen te weten, dat dpor den Raad dier gemeente, in zijne vergadering van den 20sten November 1873, is vastgesteld de volgende TERORItEKIKG houdende Reglement regelende de tsijzc en de dagen waarop de kunst voorwerpen van het Stedelijk Museum in de Lakenhal door het publiek zullen kunnen worden bezichtigd. Art. 1. De verzameling van schilderijen en oudheden zal op alle werkdagen geopend zijn van des vaormiddags 1.0 tot des namiddags 4 uren en des Zondags van 's middags 12 tot 4 uren. Des Zondags en den 3den October wordt de verzameling gratis voor het publiek opengesteld, terwijl op de overige dagen 10 cents per persoon za! moeten worden betaald. Art. 2. In het Museum zal een concierge aanwezig zijnhij wien zij die liet Museum verlangen te bezichtigen, zich behooren aan te melden. Art. 3. De bezoekers zijn verplicht zich te onderwerpen aan de voorschriften, welke ten aanzien van de wijze van bezichtiging aan den concierge door de Com missie zijn verstrekt. Art. 4. In het Museum mag niet gerookt worden. Art. 5. Kinderen en jongelieden beneden 16 jaren worden alleen in gezelschap van meer bejaarde personen toegelaten. Vastgesteld door den Raad der gemeente Leiden, in zijne openbare vergadering van den 20sten November 1873. De Burgemeester, v. d. BRANDELER. De Secretaris, E. KIST. En is hiervan afkondiging geschied waar het behoort, den 17den Januari 1874. Burgemeester en Wethouders voornoemd, v. d BRANDELER, Burgemeester. E. KIST, Secretaris. Te Nieuwe Niedorp heeft Woensdag avond weder een hevige brand plaats gehad. De woning van P. Dekker, aan de Langereis-vaart, is met den inboedel enz. in de asch gelegd. Men meldt uit Leeuwarden: Donderdag middag had alhier buiten de Wirdumerpoort, bij den overgangsweg van den spoorwegeen ongeluk plaats, dat meer ernstige gevolgen had kunnen na zich slepen. Bij het arrangeren van de treinen, dal bijna altijd over den straatweg plaats heeft en ook nu weder het geval was, werd door den baanwachter het hek gesloten. Dit geschiedde echter, naar men zegt, met geweld, om reden een rijtuig nog zoude passeren Het hek sloeg het paard tegen borst en kop, waarvan het gevolg was, dat paard en rijtuig in de vrij diepe sloot, bezijden den spoor weg, teregt kwamen. Met groote moeite werden menschen en paard gered, doch het zal nog de vraag zijn of het daarmede goed zal afloopenhet paard vooral moet zeer gehavend zijn. In den nacht van Donderdag op Vrijdag brak hier, in een huis op de Nieuweburen, waarin eene smederij-affaire werd uitgeoefend, een brand uit, die al ras een hevig aanzien verkreeg. Door de werking van een viertal spuiten mogt men er weldra in slagen den brand meester te worden, en, hoewel de belendende gebouwen, vooral dat ten oosten, nog al aanmerkelijk hebben geleden, de ramp tot dit gebouw te beperken. Dit perceel echter, door twee gezinnen bewoond, is geheel uitgebrand, Volgens het U. D. loopt te Enschedé het gerucht, dat te Delden in de vorige week een meisje is bevallen en daarna overleden; men riep een doc tor, wien bij onderzoek van het lijk dadelijk bleek, dat er een bevalling had plaats gehad. De docter vraagde naar het kind en dit werd daafop uit een doos te voorschijn gehaald. Hierdoor ontstond argwaan bij den ge neesheer, die daarop het ljjk van de moeder nader onderzocht en bevond, dat het meisje vermoedelijk was vergiftigd. De beschuldigde, een jong mensch, zou daarop gevankelijk naar Almelo overgebragt zijn. De bij de tweede kamer ingediende wet, houdende regeling van het hoo- ger onderwijs, is verdeeld in de volgende titels en hoofdstukken: I. Alge- meene bepaling; II. Van het openbaar hooger onderwijs: 1. Van de gymna sia, 2. Van de athenaea, 3. Van de rijks universiteiten; III. Van de weten schappelijke titels; IV. Van het bijzonder hooger onderwijs; V. Van de in specteurs; VI. Overgangsbepalingen. In het geheel 89 artikelen. Hooger onderwijs wordt gegeven in openbare en bijzondere scholen. Openbare scholen zijn die, opgerigt en onderhouden door de gemeenten en door het rijk, afzonderlijk of gezamenlijk. De overige zijn bijzondere scholen. De scholen van openbaar hooger onderwijs worden onderscheiden in: gym nasia; athenaea; universiteiten. De zorg voor de oprigting en instandhou ding van gymnasia is overgelaten aan de gemeentebesturen. Rijks-gymnasia kunnen gevestigd Worden waar daartoe behoefte bestaat. Athenaea zijn gemeentelijke instellingen van hooger onderwijs. De inrig- ting wordt geregeld bij plaatselijke verordening, die, even als de daarin te brengen wijzigingen, binnen veertien dagen na de vaststelling aan den minister van binnen), zaken medegedeeld wordt. Het hooger onderwijs aan de rijks-universiteiten te Leiden, Utrecht en Groningen wordt gegeven door hoogleeraren, die verdeeld zijn in de vol gende faculteiten: regtsgeleerdheid; geneeskunde; wis- en natuurkunde; wijsbegeerte en letteren; godsdienstwetenschap. Het studiejaar vangt aan den eersten Dingsdag der maand September. Er zijn drie vacantifineene van den laatsten dag der maand Junij tot den aanvang van den volgenden cursus; eene van den laatsten Zaturdag vóór Kersmis tot den vierden Dingsdag daaraanvolgende, en eene van tien dagen, beginnende den laatsten Woensdag vóór Paschen. Het programma der lessen wordt voor elk studiejaar door den senaat der universiteit in de maand Junij daaraan voorafgaande vastgesteld en aanstonds algemeen ver krijgbaar gesteld. iedere universiteit schrijft beurtelings elk jaar tien prijsvragen uit, twee in elke faculteit, volgens de daarvoor te geven voorschriften. Het meest voldoende antwoord van een der studerenden aan eene instelling van hooger onderwijs, dat door de faculteit die de vraag uitschreef der bekrooning wordt waardig gekeurd, wordt met een gouden eerepenning bekroond. Er kunnen aan elke universiteit zes beurzen van rijkswege worden ver leend, ieder van acht honderd gulden, ter ondersleuning van onvermogende studenten. De hoogleeraren worden door de koning benoemd en ontslagen. Door den senaat der universiteit wordt eene met redenen omkleede aanbevelingslijst voor elke opengevallen plaats aan curatoren ingezonden, die deze met hun advies aan onzen minister van binnenlandsche zaken aanbieden. De jaarwedde der hoogleeraren bedraagt minstens vier duizend gulden. Na vijfjarige dienst wordt zij op vijf duizend gulden, na tienjarige dienst op zes duizend gulden gebragt. Aan ecneii hoogleeraar kan dadelijk bij zijne benoeming het maximum der jaarwedde toegelegd worden. Behoudens de bevoegdheid tot kostelooze behandeling van lijders in zieken- inrigtingen aan hunne zorg toevertrouwd en bijstand aan geneeskundigen op verzoek van dezen in de behandeling hunner lijders te verleenenalsmede het geven van reglsadviezenoefenen de hoogleeraren noch medische noch regtspraktijk uit. Zoodra een hoogleeraar den ouderdom van zeventig jaren bereikt heeft, wordt hem ontslag verleend. Tot het geven van hooger onderwijs aan de rijks-universiteiten worden privaat-docenten toegelaten. De senaat kan de aankondiging hunner lessen op het programma toestaan. Van de inrigtingen. verzamelingen en hulpmiddelen voor het universitair onderwijs, kan de minister, onder de door hem te stellen voorwaarden, aan privaat-docenten hel gebruik vergunnen. Tot de lessen aan de universiteit heeft elk, die door den reclor-magnificus is ingeschrevenvrijen toegang. De inschrijving geschiedt kosteloos en onvoorwaardelijk; zij wordt bij den aanvang van elk studiejaar, vóór 1 October, herhaald, Ieder, die de lessen aan de universiteit wenscht te volgenstort bij den aanvang van elk studie jaar eene som van honderd vijftig gulden. Hij verkrijgt daardoor aan de rijks-universiteiten loegang tol alle lessen der hoogleeraren en tol de inrig tingen en verzamelingen aan de universiteiten onder de bepalingen daarloc

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1874 | | pagina 5