LEIDSCHE COURANT. 1874. ZATURDAG 17 JANUARIJ. 14. BINNEN LAN DSCHE BEÜ'GTEN. I i De Courant verschijnt dagelijks, Zon- en Feestdagen uitgezonderd. De prijs der Courant is per vierendeel jaars ƒ3. - franco p. p. f 3.50 mei het P erslag der Handelingen van den 'lemeenteraad f 3.35, franco p. p. f 3 85. liet verslag afzonderlijk is verkrijgbaar voor f '2.50 's jaars. buiten de expediliekosten. Afzonderlijke nommers der Courant zijn verkrijgbaar voor 5 Cents, franco p. p. 6 Cents. De prijs der Ad verten tien is van i4 regels 1.iedere regel meer 25 cents. Bij. deze Courant wordt verzonden IV". 4 blad 4) der Handelingen van den Gemeenteraad. LEIDEN 16 Januarij. Een heden namiddag ontvangen telegram van Reut. Off. luidt als volgt: Penang, 16 Januarij. Men verzekert dat de Hollanders de buitenversterkingen van de kraton genomen en de gemeenschap der A'chinezen met het inwendige van de kraton afgesneden heb ben. De verliezen der Hollanders zijn onbekend. Men meldt ons uit 's Hage: Volgens het thans bij de tweede kamer ingekomen wets-ontvverp tol regeling van het hooger onderwijs, zullen de scholen voor openbaar hooger onderwijs worden onderscheiden in: gymnasia, aihenaea en universiteiten. De universiteiten zullen gevestigd zijn te Leiden, Utrecht en Groningen, waarbij faculteiten zullen beslaan in regtsgeleerd- heid. geneeskunde, wis- en natuurkunde, wijsbegeerte en letteren, en godsdienstwetenschap. Heden morgen had op de begraafplaats aan de Groenesteeg de ter aardebestelling plaats van den ontslapen oud-hoogleeraar dr. G. C. B. Surin- gar. Een tal van professoren en studenten, met name van de medische faculteit, de praeses van het studentencorps en de praesides der faculteiten, het hoofd en de wethouders der gemeente, veriegenwoordigers van de gemeente-commissie der lierv. kerk (van welke commissie de overledene vroeger lid was), vrienden en nabestaanden van den overledene vormden gezamenlijk eene aanzienlijke schare, welke de laatste hulde bragl aan de nagedachtenis van den hooggeschat ten man. Professor A. E. Simon Thomas sprak bij de groeve een warm woord ter herinnering aan den afgestorvene. Hij drukte zich aldus uit: »llet zij mij vergund aan de groeve, waarin het stoffelijk overschot van Gerard Coenraad Bernard Suringar is neêrgelaten, een enkel woord van hulde aan zijne nagedachtenis te wijden. Niet dat het mijn voornemen zou zijn om in hoogdravende bewoordingen zijn lof te verkondigen, want daarmede zou ik zeker niet in den geest van den ontslapene handelen, die zoo nederig was en wars van al ijdel ver- loon, maar omdat ik het mij ten pligt reken den man, dien ik reeds in mijne jongelingsjaren als leermeester eerbiedigde, dien ik later gedurende een reeks van jaren als ambtgenoot zoo hoog waardeerde, dien ik bij zoo vele gelegenheden als mcnschlievend geneesheer leerde kennen en lief had, voor eenige oogenblikken in aller gedachten terug te roepen. Het is bijna het derde van eene eeuw geleden, toen ik, student in Am sterdam, waar Suringar toer. reeds als hoogleeraar sedert verscheidene jaren werkzaam was, hem leerde kennen en eerbiedigen. Hij was toen nog be trekkelijk jeugdig in jaren, maar reeds grijs in ervaring, algemeen bekend door zijne grondige geleerdheid en op meer dan eene wijze met roem en eere gekroond. Was het wonder dat hij bij de eerste gelegenheid, die zich daartoe aanbood, door 'slionings vereerende keuze, hier naar 's rijks eerste hoogeschool werd geroepen, waaraan hij gedurende een tal van jaren met eere mogl werkzaam zijn. Hier vond ik hem eenige jaren later terug, nu in eene andere betrekking tot hem staande; hier leerde ik hem toen in zijne volle waarde kennen, als degelijk geleerde, die aan eene echt klassieke vorming eene zoo groote mate van scherpzinnigheid en onvermoeide werkzaamheid paarde, die zich in de verschillende tijdperken zijner ontwikkeling op zeer verschillende gedeelten van het gebied der wetenschap had bewogen en daarvan eene verwonder lijke gemakkelijkheid had overgehouden om over zaken die men zou mcenen dat met zijne studiën naauwelijks in verband stonden, met kennis en zelf vertrouwen te spreken; hier leerde ik hem ook kennen als den man, wien getrouwe pligtsbetrachting zoo na ter harte ging. dat hij zelfs, toen bij afnemende krachten en eene wankelende gezondheid het vervullen van zijn ambt hem zwaar begon te vallen, uit pligtgcvoel werkzaam bleef, tot op het oogenblik, waarop de wet hem een eervolle rust schonk, die hij helaas! maar zoo kort mogt genieten. Als hoogleeraar was Suringar steeds een vaderlijk vriend voor zijne leer lingen, ik spreek hier uil eigen ondervinding, een vertrouwd raadsman voor zijne jongere ambtgenootenook dit is mij zoo dikwijls persoonlijk gebleken; hij w aardeerde op billijke wijze de verdiensten van anderenook van hen met wie hij in geeslesrigting verschilde, en voor allen was hij steeds de edele mensch, wien het by alles wat hij sprak en verrigtte, om waarheid en deugd te doen was. Als geleerde! Wie onzer kent niet verscheidene zijner geschriften van vroeger en later tijd, alle even degelijk van gehalte als gekuischt van vorm en zoo verschillend van inhouddat het meer dan eens mijne ver bazing heeft opgewekt, hoe dezelfde geest zich met zoo verschillende onder werpen heeft kunnen bezig houden, zonder ooit oppervlakkig te worden of onjuist of zelfs ligtvaardig te oordeelen. En als geneesheer! Hoe helder was zijn blik aan het ziekbed; hoe spoedig doorgrondde hij den aard van hel lijden, hoe voorzigtig was hij in zijne voor spelling, hoe naauwkeurig in zijne adviezen, hoe eenvoudig in zijne voorschrif ten; hoe geduldig, belangstellend en liefderijk voor zijne patiënten, en dat zonder onderscheid des persoons, zonder ooit te vragen of zij zijne diensten ruim of minder ruim of zelfs in het geheel niet konden vergoeden. Voor allen was hij de kundige raadsman en vriend en waar hij niet meer helpen kon of redden, daar ontbrak het hem nooit aan een woord van troost en bemoedi ging, van deelneming en liefde voor den stervenden lijder en zijn bedroefde betrekkingen. Ja, Suringar was in waarheid een vriend zijner zieken en is bij den uitgebreiden werkkring, dien hij jaren lang gehad heeft, voor dui zenden en nogmaals duizenden tot een zegen geweest. En wij die met zijne treurende naaste betrekkingen, wij allen die hier als zjjne vrienden en vereerders aan zijn graf staan, wij willen zijne nagedach tenis in eere houden; wij willen trachten, zij 'tdan ook niet in geleerdheid en veel omvattende kennis, want dit is zeker slechts weinigen gegeven, dan toch in trouwe pligtsbetrachting zijn voorbeeld te volgen.- Zoo zal de afgestorvene nog voor ons blijven levenzoo moge zijn voorbeeld door ons voor velen ten zegen zijn." De heer R. Bijlsma voerde vervolgens het woord, als praeses der medische faculteit. Hij was de tolk van de leerlingen, die nog het voorregt hadden genoten zijn lessen te mogen volgen, ja, van alle studenten der Leidsche hoogeschooldoor een woord van hulde en rouw op deze plaats uit te spre ken. llij herdacht den kondigen leeraar en vriend, wiens naam, mogten zijn jongste leerlingen eenmaal in de maatschappij zijn teruggekeerd, immer met eerbied zou worden genoemd, wiens nagedachtenis in eere zou wor den gehouden. De heer G. Roorda, schoonzoon van den gestorvene, sprak daarop, namens de nabestaanden en zichzelven, een woord van dank tot allen, die den doode op deze plagts de laatste eer hadden bewezen. De kapel onder leiding van Julius Langenbach, die gedurende den afge- Ioopen zomer in het tentoonstellings-gebouw te Weenen concerten gal ea zich thans hier te lande bevindt, zal ook in de volgende week alhier een concert geven. Reeds is die kapel in verschillende plaatsen opgetreden en, even als in België, werd zij ook hier met de meeste voldoening gehoord. Die kapel telt 70 leden en haar programma omvat zoowel de gecompli ceerde muziek van Wagner als de eenvoudigste wals van Strauss. Vooral wordt lof gebragt aan de partij der eerste violen, waarvan de zuiverheid zoo schoon en wegslepend is, als maar zelden gehoord wordt. Onder de solisten wordt eene eerste plaats ingenomen door den heer Felix Meyer, die de composiliën van Paganini en van Ernst in al hare eigendommelijke nuances vertolkt, met eene zekerheid en diepte van opvatting, dat hij den toehoorder in verrukking brengt. Naast den heer Meyer trekken ook de aandacht de heer Bocli. cornet-a-pistonen mcj. Cervantes, harp. De laatste, ofschoon nog jong, mogt er in slagen door de kristalheldere loonen, die zij uit haar instrument ontlokt, het publiek in geestdrift te brengen. Van de verecniging van zoo uitmuntende muzikale krachten, onder eene be kwame leiding, mag men ook hier een hoogst genolvollen concert-avond verwachten. Te Beek, bij Nijmegen, is in 72-jarigen ouderdom overleden de heer II. G. van Hall, oud-hoogleeraar van de Groningsche hoogeschool. Als beoe fenaar der plantenkunde had hij zich eenen gunstigen naam verworven. Naar men verneemt, meldt de N. R. C., heeft de Moerdijksche his torie reeds gedeeltelijk navolging gevonden en wel te Opheusden (classis Tiel). Eenige dagen, nadat de predikant vertrokken en de gemeente aldaar vacant geworden was, hebben de vroegere kerkvoogden, door de synode indertijd wegens overtreding der kerkelijke verordeningen van hun lidmaat schap der Ned. lierv. kerk vervallen verklaard, maar nog altijd onwillig om

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1874 | | pagina 1