had hem echter de hand boitu hel boold gehouden. l>e Sjah.iudai had
mededeeling gedaan van het plan van den resident om Atchin te bezoeken.
(De brief van den gouverneur van Sumatra's Westkust heelle nog niet ge
lezen). Dit berigt was door de twee partijen met zeer verschillende ge
waarwordingen vernomen. De Sultan en zijne partij zouden den resident
gaarne zien komen, maar nog ni't aanstonds, daar zij eerst den invloed
van den eersten rijksbestierder nog meer wilden verzwakken. Daartoe
hadden zij zich reeds verzekerd van den steun der hoeloebalangs beoosten
Atchinmaar nu moesten nog die bewesten Atchin en vooral Troemon ge
wonnen worden. Was dit geschied, dan zou de Arabische partij hel onder
spit delven en dan zou het de tijd voor den resident zijn cm te Atchin
te komen. De Sultan en dc zijnen wilden dus bij een brief aan den resi
dent verzoeken dat hij zijn bezoek zon uitstellen. De eerste rijksbestierder
en de zijnen wilden dien brief niet. Bij wijze van transactie was een brief
opgesteld, waarin als reilen voor het uitstel werd opgegeven dat men ant
woord wachtte op een schrijven aan den Sultan van Turkije. Wat dit
schrijven behelsde wisten de gezanten niet. Wel wisten zij dat de Sultan
van Atchin twee malen geweigerd had een hem door den eersten rijksbe-
beslierder voorgelegd ontwerp te onderteekeuen, omdat het onwaarheden
bevatte, en eindelijk aan een derde concept zijne handleekening had gege
ven, hetwelk daarop verzonden was. Alleen om aan de Arabische part ij
genoegen le geven, was van het schrijven aan Turkije in den brief aan den
resident gewag gemaakt, maar men wist zeer goed dat Turkije met Atchin
niets le maken had. De gezanten bragten nog brieven van eeltige hoeloe
balangs voor den resident mede, waarin hem werd verzocht over den brief
des Sullans niet gevoelig le zijn, «want" schreven zij «vele hoeloeba
langs zijn met elkander in onmin; een deel is op de hand van de Arabieren,
de anderen op de hand van den Sultanuiaar de Sultan is tt zeer genegen".
Voorts ondersteunden zij het verzoek om de voorgenomen reis naar Atchin
uit le stellen, «want wij zijn van plan den radja moeda van Troemon te
gaan halen, en als wij van daar zullen zijn teruggekeerd, dan zullen
Panglima Tibang Mohamad en de hoeloebalangs, die op de hand van den
Sultan zijn, hunne opwachting bij u komen maken."
Bij deze gelegenheid beklaagde de Sjabandar zich over het nemen der
Gtpsey. De zaak werd hem uitgelegd en dc resident gaf le kennen, dat
het de bedoeling der regering was dit vaartuig zoo spoedig mogelijk aan
den Sultan van Atchin over te leveren, opdat hy regt zou kunnen doen ter
zake van de gepleegde rooverijen.
In de gegeven omstandigheden meende de Indische regering met de zen
ding der commissarissen naar Atchin eenigen lijd te moeien verwijlen. Zij
magtigde den resident van Riouw om de gezanten met het stoomschip
l/arntx naar Atchin le doen terugbrengen en dan tevens de Gipsey aan den
Sultan over te leveren. Toen aan de gezanten het aanbod, out met de
1turnix te worden leruggebragtgedaan was, namen zij dit aan; maar
verzochten dat onder weg de Atchineschc havens mogien worden aange
daan, omdat zij daar brieven van den Sultan hadden af te geven, waarbij
de vorsten werden aangespoord lot ondersteuning van liet gezag des Sultans.
De resident stond dit toe, na de noodige voorzorgen le hebben genomen,
dal gecne handelingen zouden worden gepleegd, die lot verkeerde inter
pretation van het doel der bezoeken van liet sloomscbip kónden "aanleiding
geven. Terwijl de gezanten nog te Riouw waren, vernam de Indische re
gering dal in het begin van January pen afgevaardigde van den Sullan van
Atchin naar het Fransche gouvernement was afgezonden om hulp en be
scherming te vragen. Dc gezanten, door den resident met dit berigt in
kennis gesteld, toonden zich ten hoogste verbaasd en verzekerden dat de
Sultan aan de zending geen dêel kon hebben gehad, doch dat van zijn
stempel misbruik moest zijn gemaakt.
Den 25,,en Januarij vertrokken de gezanten met de Marnix van Rionw
naar Singapore, waar zy eenige dagen verbleven. Van Singapore heeft de
Marnix met de Atchinesclie gezanten de reis voortgezet langs de verschil
lende door hen aangewezen havens.
Terwyl nu die havens werden bezocht, ontving de Indische regering uit
allezins vertrouwbare bron omstandige beriglen, die nader nog bevestigd
zyn, omtrent bezoeken, door de Atchinesche gezanten, gedurende hun ver
blijf niet de Marnix te Singapore, afgelegd bij de agenten van vreemde
mogendheden aldaar, om hun het voorstel te doen tot het sluiten van trac-
taten tussclien hunne gouvernementen en Atchin, omdat Atchin door Neder
land bedreigd werd. Naar aanleiding van deze berigten hebben èn de Indi
sche regering èn het opperbestuur, dat per telegram met liet voorgevallene
in kennis werd gesteld, begrepen, dal onmiddellijk van Atchin opheldering
en rekenschap voor zijn verraderlijk gedrag moest worden gevraagden
dat het mogelijke moest worden gedaan om inmenging in de zaken van
Atchindie voor de regeling der betrekkingen tussclien Nederland en dien
staat zeer beiemmerer/d zou kunnen zijn, te voorkomen.
De vice-president van den raad van Iridië werd dienvolgens als gouvernc-
utenls-commissaris met vier oorlogsschepen naar Atchin gezonden, om op
heldering en rekenschap te vragen en dc betrekkingen tussclien Nederland
op behoorlijken voet te regelen, opdat voortaan geene moeijclijkliedcn meer
zouden kunnen rijzen; en om. wanneer Atchin weigerde voldoende ophelde
ringen of de noodige waarborgen voor eene goede verhouding tol Nederland
in het vervolg te gevenden oorlog te verklaren.
Het vertrek van den gouvertiements-commissaris is, met het oog op de
bovenbedoelde handelingen van de Atchinesche gezanten te Singapore, zoo
veel doenlijk bespoedigd. Tevens is eene bekwame krijgsmagt bijeengebragt
om den gonvernemeiils-commissaris op den voel te volgen. Daarmede is niet
gewacht tot na de oorlogsverklaring, vooreerst omdat wegens zeevaartkun
dige redenen eene expeditie niet later dan tegen liet einde van Maart kon
afgezonden worden, maar ook omdat men hoopte door de verlooning van
aanzienlijke strijdmiddelen voor Aichiu, aan de vertoogen van den goiivcr-
iiements-commissaris nog meer klem te kunnen bijzetten en eene minnelijke
schikking aisnog le kunnen bevorderen. Tot het laatste «ogenblik is dus
naar eene minnelijke schikking met Atchin gestreefd en liet doel der expe
ditie is dan ook in de instructie voor den opperbevelhebber aldus omschre
ven:" «om. bij.onverhoopte mislukking der door den gouverneuients-commis-
saris daartoe vooraf aan tc wenden pogingen van vredelieveiiden aard, des
uoods door kracht van wapenen, de bestuurders van het rijk van Atchin te
noodzaken oin te voldoen aan de luin door den gwivernemeuts-eonnnissaris
te stellen eischeic"
Atctiin hcftt echter geweigerd ophelderingen te geven, cd daarop is. den
Maart, de oorlogsverklaring gevolgd. Inmiddels is, naar aanleiding
van hetgeen omtrent de handelingen der Atchinesche gezanten te Singapore
berigt was geworden, niet de betrokken mogendheden in gedachteriwisseling
vr et reden, en heeft de regering by dezen de meest gewenschle welwillendheid
en medewerk i ig ondervonden.
'sGRAVE.S'ÜAGE. 25 April
Naar men. verneemt heeft hel Z M. den koning behaagd te benoemen
tot ridder 3' kl. van tien fioujlen Leeuw van Nassau, den kapitein ter zee
a. YandeA'cWè;
Z. M. heelt aan M. Groeu. le Amsterdam, als btyk van goedkeuring
en tevredenheid, wegens de redding van kindereu uit liet water aldaar,
toegekend de bronzen medaille ingesteld by besluit van 22 Sept. 1855, als
mede een loffelijk getuigschrift.
Tot burgemeester der gemeente Willemstad is benoemd de lieer C.
Maris Hz.
De heer jhr. A. L. van Spengler, thans ontvanger der directe belastin
gen te Dalfsenis benoemd tot ontvanger te Lisse, en de heer J. A. Vlug,
thans ontvanger der directe belastingen te Emmen, is als zoodanig benoemd
tc Dirksland.
De benoeming van F. Molenaar tot 2de° opziglcr bij 's rijks museum te
Amsterdam is op zijn verzoek ingetrokken; als zoodanig is thans benoemd
P. Kiers.
Door Z. M. is bepaald dat de commissie tot liet a'nemen van liet eind
examen van de adelborsten der 2C klasse in dit jaar zal bestaan uit: den
lieer J. M. Obreen, voorzitter der commissie lot hel examineren van zee
officieren enz., als voorzilier; den kapitein ter zee J. M. I. Brutel de la
Rivière, non-aclief; de kapitein-luit. ter zee jhp. M. VV. Bowier, non-actief,
en A. Dronkers, benoemd ko.mmandant van het raderstoomscliip Valkden
luit. ter zee 1' kl. 11. van Goens, lid der commissie lot liet examineren van
zeeofficieren enz., als leden.
De 1' luit. L. Tissot van Palot is van liet 2e reg. infant, te Maastricht
overgeplaatst bij het 4f reg. infant, te Leiden.
De le luit. W. E. Willink Ketjen, van het 5' reg. infanterie, is in
zijnen rang overgeplaatst bij liet wapen der inlanterie van het leger in O. I.
De officieren van gezondheid 2e kl. G. L. Aalbertsberg en dr. A. W.
van Renterghem worden respectivelijk geplaatst aan boord van den monitor
Krokodil en het schroefsloomschip Schouwen; de officier van gezond
heid 3e kl. J. A. G. Hulst wordl geplaatst hij het hospitaal der marine te-
Willemsoord; de luit. ter zee 2' kl. G. C. Sterk, dienende aan boord van
liet wachtschip le Amsterdam, wordt op non-acliviieil gesteld en vervangen
door den luit. ter zee 2' kl. W. J. van Iloogenhuyzc.
Z. K. II. de prins van Oranje is gisteren middag, vergezeld van HD.
adjudant, naar Amsterdam vertrokken.
Z. K. H. prins Frederik wordt heden avond uit Duitschland in de resi
dentie terug verwacht.
In den namiddag van den 20,l,D Fehruarij werd brand ontdekt in een
woning tc Giessendam. die behalve door zekeren Overgouw, wien de wo
ning toebehoorde, ook bewoond werd door een ander huisgezin. Bij onder
zoek bleek, dat de braud op den zolder in eenige spaanders, die daar ver
spreid lagen, was ontslaan. De brand was gelukkig spoedig gehlusclit,
.maar het bleek later dat hier niet aan een ongelukkig toeval of onvoorzig-
heid was te denken. Het vermoeden van brandstichting viel al spoedig
op de vrouw van O., die dan ook, nadat zij was gearresteerd, aan den
veldwachter en later aan den reg Ier-commissaris verklaarde dat zij op ge
noemden middag met een brandenden zwavelstok naar hoven was ge
gaan, dezen toen in eenige op den zolder verspreid liggende spaanders
had geduwd en toen hare woning had verlaten, en dat zij het gedaan
had omdat zij zoo arm was. Zij stond'heden, beschuldigd van moedwillige
brandstichting, waardoor het niet le voorzien was, dat menschenlevens in
gevaar werden gebragt. voor het prov. geregtshof in Zuidholland teregt.
De door haar vroeger afgelegde bekentenis trok zij thans in en zij deed het
voorkomen, dat zij niet geweten heeft wat zij toen had opgegeven; zij kon
niets van het in brand steken mededeelen en was daaraan geheel onschuldig.
Uit het getuigenverhoor kwamen echter verschillende feilen ten haren na-
deele aan het licht. Zij had namelijk een harer kinderen, dat ziek was,
tegen liet verbod van den doctor buiten 'shnis gezonden; terwijl bleek dat
de rente van een hypotheek der woning van J200 reeds sedert December moest
worden voldaan en dat zij bovendien wegens andere zaken aan schulden tezamen
300 te betalen had. Bij de Utrechtsehè brandwaarborgmaalschappij was de
woning voor 900 geassureerd, welke maatschappij kort na den brand 250
als brandschade uitbetaalde. Ook bleek liet, dat vijf jaren geleden in het
zelfde huis brand was ontstaan, maar dat die aan ecu ongelukkig toeval
inoest worden toegeschreven. Advocaat-generaal mr. van Maapen was van
mccning. 'dal de voor den regter-commissaris afgelegde bekentenis, hoewel
heden ingelrokkenin stand blijft, omdat voor die intrekking geen aanne
melijke redenen zijn bijgebragt. De afgelegde bekentenis achtte hij thans
door het getuigenverhoor voldoende geslaafd. Advocaat-generaal reqnireerde
eene veroordeeling tot tuchthuisstraf van minstens 5 en hoogstens 20 jaren,
in strijd met dit gevoelen hield de verdediger, nr. Pape, het ten laste
gelegde voor niet bewezen, teil minste oordeelde hij. dat er aan geen
hoos opzet kon gedacht worden. Mogt beschuldigde onvoorzigtig met vuur
hebben omgegaan en daardoor brand veroorzaakt, zoo kon zij niet wegens
moedwillige brandstichting veroordeeld worden. Pleiter hoopte, dat het hof
weinig waarde aan de buiten regten afgelegde bekentenis zou hechten,
want deze zou toch op zich zelve staan, daar die door geene getuigen werd
bevestigd. Er waren z. i. allezins voldoende redenen voor de vrijspraak
van besch. aanwezig. Morgen ochtend zal het hof uitspraak doen.
De commissie, benoemd in de zitting van den gemeenteraad van 4 Fe
bruary j!., ten einde een onderzoek in te stellen omtrent liet al of niet
wenschelijke van de exploitatie van hel gemeente-badhuis le Scheveningen
van gemeentewege, geheel of gedeeltelijk, heeft daaromtrent rapport uilge-
hragt. Zij is daarin van oordeel, dat de exploitatie van het badhuis niet
overeenkomstig de roeping van liet gemeentebestuur is en dal zoodanige ex
ploitatie. thans, nu particuliere krachten in voldoende male optreden tot
ontwikkeling van Scheveningen als badplaaats, te minder |>assend is, omdat
daardoor concurrentie tusschen de gemeente en de particulieren zal geboren
worden. Zij geeft daarom de voorkeur aan eene verpachting en heeft
daarom bet voorstel gedaan eene ernstige proef le neuien tot verpachting
van liet gcmcenle-badhuis met uitzondering evenwel van de binnen- en bui
tenbaden. welke zjj vermeent dal bepaald aan de gemeente moeten verblijven.