Ung is liet ministerie toegedaan? Wen misprees dat liet bij zijne optreding zich niet door een programma van beginselen beeft verklaard en zich alleen kenbaar heeft gemaakt als een ministerie van de meerderheid; dit scheen met betrekking tot eigen beginselen en vastheid van overtuiging eer zwak heid dan kracht te verraden. Daartegenover werd gesteld dat, toen er eene ministeriele crisis ontstaan was, er toch in 'slands belang een ministerie in de rigiing der meerderheid van de volksvertegenwoordiging moest optre den. De verklaring door het kabinet afgelegd sloot daarom niet in, dat het aan de meerderheid onderworpen zoude zijn; het ministerie had wel is waar geen geformuleerdmaar toch een zakelijk programma medege deeld; het had zich verklaard omtrent de verdediging des lands; welke orde bij het doen van voordragten daaromtrent in acht genomen zoude worden: hel had medegedeeld dal het eene hervorming van het belastingstelsel, in den geest die vroeger bedoeld werd, zou laten rusten; het had zich bereid verklaard de herziening van den census voor de kieswet af te doen. Nog werd. wal de defensie betreft, aangemerkt dat dit kabinet deze zaak wel niet, gelijk het vorige, op den voorgrond heeft gesteld, maar toch over tuigd blijkt tc zijn dat eene spoedige regeling daarvan noodzakelijk is. Daarop werd geantwoord dat, wanneer men let op hetgeen in de eerste plaats aanleiding schijnt gegeven Ie hebben tot de laatste ministeriele crisis, te weten de verwerping van de "belasting op de inkomsten, alsdan de qua- lifiealie van ministerie der meerderheid niet juist was, aangezien in dit kabinet ook leden der toenmalige minderheid zitting hebben; en verder dal wel is waar de delensiequaeslie door deze regering niet wordt ter zijde gesteld, maar die zaak toch ook daardoor nog niet veel verder ge- bragt is. Maatregelen, daarmede in verband staande, zijn niet populair; om die lot stand te brengen is vóór alles een krachtig ministerie noodig. Dit schijnt tot nog toe niet aanwezig te zijn, en daaraan schreef men toe, dat hel ministerie met de ccnsusquaestie hel eerste te voorschijn is geko men. Intusschen hadden verscheidene leden tegen de voorgedragen regeling dezer quacstie bezwaar. In de troonrede was sprake van uitbreiding van hel kiesregt, waar het binnen te enge grenzen is beperkt; die uitdrukking kon alleen doelen op enkele groote sleden, waar hel belastingbedrag, voor den census vereischt, veel te hoog is; eene uitbreiding van het kiesregt over het gcheele land lag niet in de bedoeling der leden, die de toezegging der troonrede op dit punt hebben beaamd, en is ook geen volkswensch. Eene verlaging van den census als zoodanig behoort niet tol de behoeften van den tijd. Wat herziening van het belastingstelsel aangaat, de regering heeft die voor het oogenblik uitgesteld, maar schijnt er later op te zullen terugkomen, en dan zon eene uitbreiding van kiesbevoegdheid intusschen verkeerd zijnin welk geval het vroegere denkbeeldom eerst belastingen te herzien, en dan te onderzoeken wie lot kiezen bekwaam is, meer goed keuring verdient. Wil men het kiesregt nu reeds uitbreiden, dan zou men genoodzaakt zijn daarop later terug te komen. De vraag .is .daarna opge komen: moet uit dit alles worden afgeleid dat de regering welligl eene her ziening van hel belastingstelsel, niet voor dit oogenblik alleen, maar voor goed heeft ter zijde gesteld? Door eenige leden werden de besluiten, die door de beide kamers der slaten-generaal nu genomen zijn, met betrekking tot het adres van den akademischen senaat der hoogeschool van Groningen, als bewijzen aange haald van de dringende noodzakelijkheid eener wettelijke herziening van hel hooger onderwijs. Ook op de indiening van een wets-ontwerp tot be scherming van kinderen, die in de fabrieken werken, is aangedrongen, anderen waren evenwel de meening van den vorigen minister van binnenl. zaken toegedaan. In het antwoord op het verslag der eerste kamer omtrent hoofdstuk VII B (Financiën) der slaalsbegrooling voor 1873, zegt de minister van financiën, dat zoo hij als lid van de tweede kamer meermalen heeft aange drongen op het brengen van verbeteringen in de bestaande belastingen, hij zich toch niet herinnert, daarbij eene algemecne, gelijktijdige hervorming van ons belastingstelsel bijzonder op den voorgrond te hebben gesteld. Ge leidelijke herziening en verbetering der deelen komt hem voor een meer zekere weg te zijn. om werkelijk iets tot stand te brengen, dan hel voor stellen van dergelijke alles omvattende geheel nieuwe stelsels, llij vraagt of eenige wijziging van houding niet geregtvaardigd wordt door hetgeen met een gewigtig voorstel tot belastingherziening van zijn voorganger in de vorige zitting der staten-generaal is voorgevallen? Konden nieuwe voorstel len, na de gehouden discussiën en de gevallen beslissing, terstond weder aan de orde worden gesteld zonder de vrij zekere kans, dat zij, bij het gebleken groot verschil van inzigt, op nieuw onopgelost zouden blijven? Hij meende, dat hel verstandiger was, niet onmiddellijk weder met nieuwe plannen te komen, maar eenigen lijd van beraad te nemen en na te gaan. op welke andere wijze men tot verbetering zou kunnen geraken. Hij geeft de verzekering, dat hij. bij elke voordrag! tot wijziging, nimmer de zorg voor het evenwigt onzer financiën zal uit het oog verliezen. Het ontwerpen ecner nieuwe comptabiliteitswet hoopt hij spoedig ter hand te nemen. 'sGRAVENIlAGE, 9 January. Door Z. M. is dc kolonel der infanterie van het leger in N'ed. Indië J. H. R. Köhler benoemd tol generaal-majoor bij dat leger, en zulks met ingang van den dag in de maand April 1873, waarop de tegenwoordige generaal-majoor N. H. W. S. Whition, in den rang van luit.-generaal, als kommandant over gemeld leger zal optreden. De prins en prinses von Wied, met gevolg, zijn heden middag ten 4 ure uit de hoofdstad in de residentie teruggekeerd. Ten paleize van prins Hendrik had heden morgen op last van Z. K. H. een armenbedceling plaats. Rij het heden door het provinciaal geregtshof in Zuidholland uitgespro ken arrest in zake S. d. II., sjouwer tc Rotterdam, beschuldigd van ïnoed- willigen doodslag gepleegd tegen G. d. V.. smidsknecht aldaar, heeft het hof het aauvezig zijn van provocatie niet bewezen geoordeeld; den besch. schuldig verklaard aan moedwilligen manslag, vergezeld eu gevolgd door het wanbedrijf van het toebrengen van slagen en een kwetsuur; als ver zachtende omstandigheid aangenomen dat de wond is toegebragt in eene wederkeerige vechtpartij en dat de eerste klap door den verslagene is ge geven, en S. d. II. veroordeeld tot 3 jaren gewone gevangenisstraf. BUITEN LAN DSC1IE IJEIllfiTEN. BELGIË. Te Anderlecht had Vrijdag 11. een voorval plaats, dat de geheele ge meente in opschudding bragt. Een vader heeft zijp elfjarig zoontje opge hangen en daarna zich zeiven. De volgende bijzonnderheden worden daar omtrent medegedeeld: Zekere Dubois had vernomen dat zijn zoontje den vorigen dag van zijne werkplaats was weggebleven en om hem te straffen zette hij hem op den zolder op water op brood. Daarna zond hij zijne vrouw uit om een boodschap te doen, Toen deze terug kwam vond zij haren man aan de keukendeur hangen. Verschrikt riep zij om hulp en liep naar den zolder om haar zoontje te halen, maar vond dezen insgelijks hangende en levenloos. Het bleek uit de houding van het kind dat er eenige worsteling met den vader had plaats gehad. ENGELAND. LONDEN8 Januarij. Door den oud-minister Bright is in het Daily News een artikel van Richard Cobden geplaatst, hetwelk voor een achttal jaren door dien staat huishoudkundige zonder onderteekening in een der Londensche dagbladen was ingezonden. Het artikel behandelt de thans in Engeland op nieuw be sproken vraag of het Engelsche stelsel van grondbezit, bij wijze van majo raten, dan wel het in andere landen en ook op de Engelsche eilanden van het kanaal heerschende stelsel van kleine grondeigendommen, bij wijze van erfopvolging in gelijke deelen. de voorkeur verdient. De heer Cobden is voor het laatste. Op het vaste land van Europa, zegt hij, beantwoordt men deze vraag overal ten voordeele van het verdeelde grondbezit; en wanneer wij in Engeland niet zeer onopregt zyn in onze aansporingen aan de arbei dende klassen om zich door spaarzaamheid en het gebruik maken der spaar banken of door coöperatie tot de klasse van voortbrengers te verheffen moeten wij ook toegeven dat het verkrijgen van kleine grondbezittingen den vcldarbeidcr eene trede op de maatschappelijke ladder zou doen opklim men. De ondervinding leert in Frankrijk op eene groote schaal dat dit het geval is. De Times komt tegen deze meening van Cobden op en zegt: Deze quaes- lie raakt de geheele organisatie van den slaat, de zedelijke en politieke ontwikkeling des volks, en wie het Fransche stelsel van grondbezit als een geneesmiddel voor den min gunstigen toestand van de landbouwende bevol king aanprijst, blijkt blind te zijn voor de gewigtige belangen, welke by dit vraagstuk betrokken zijn. Voorts merkt het blad op dat, al ware alles wat de heer Cobden aangevoerd heeft on wederleg baar, dit toch niets be wijst voor de noodzakelijkheid eener wijziging van het grondbezit in Enge land, vermits er geene enkele wet gevonden wordt, welke den veldarbeider, die door besparing eenig kapitaal gevormd heeft, verbiedt zich grondbezit te verschaffen, even als dc handwerksman zich door hetzelfde middel kan verheffen. Ook afgescheiden daarvan, vraagt het blad of het gebruik van eene gezonde woning met eenigen grond en van een behoorlijk loon voor den veldarbeider niet van veel meer practisclie waarde is dan grondeigendom. De Globe meldt dat de werkstaking der mijnwerkers in Wales thans haar toppunt heeft bereikt. Haar tooneel omvat eene ontzaggelijke uitge strektheid land, en ofschoon slechts tegen een dozijn werkgevers verzet ge pleegd wordt, is de tegenpartij 70000 man sterk, waaronder steenkolen mijnwerkers en ijzerwerkers, en de vrouwen en kinderen niet medegerekend. Zaturdag 11. is aan de voornaamste werken voor het laatst loon uitbetaald. De tegenwoordige stand van zaken heeft Zondag in de kerken een onder werp van behandeling uitgemaakt. De godsdienstleeraars riepen met warmte den Goddelijken bijstand in ter afwering van onecnigheid en tweedragt. Te Cyfarthin bedraagt het aantal ontslagenen 4700; te Dowlais zijn er van de 11000. die er werken, 10000 naar huis gezonden. De maatschappij heeft nu nog zestien hoogovens in werking. Te Cyfarthin daarentegen staan allen stil. In het andere gedeelte van de parochie van Plymouth slaan de etablissementen van de maatschappij tot metaal ontginning stil, daar al de werklieden in de algemeene werkstaking betrokken zijn. Deze lak van locale industrie, die onder directie van hel parlementslid Folhergill staat, houdt gewoonlijk 5000 man aan het werk. De kolenbranders uit het woud van Dian hebben eeu groote meeting gehouden, waarin besloten is, hun broeders in Zuid-Wallis, die het werk hebben gestaakt, bij te staan. Uit het jaarverslag over 1871 van het Brilsch museum blijkt, dat ge durende dat jaar die inrigting is bezocht door 542,532 personen, waarvan 105,130 zich in de leeszaal ophielden voor hunne studiën en 1,302,859 boek- deelen raadpleegden; 418,094 vergenoegden zich met een vlugtigen blik te sfaan op het geheel. Uit China wordt van 28 November gemeld, dat de jonge keizer den 23"!° Februarij de regering zou aanvaarden. In Japan is een gebod uitge vaardigd, om het haar op Europesche wijze te laten groeijen. FBANKRM H. De Corr. Havas deelt het ontwerp mede eener grondwet, voorgesteld door den afgevaardigde dë Chambrun, van het linker-centrum. Volgens dat ontwerp wordt de president der republiek voor vier jaren gekozen en is hij herkiesbaar. De regering wordt gemeenschappelijk uitgeoefend door den president, zijne ministers, het hoogerhuis, de kamer van afgevaardigden en den staatsraad. De wetgevende magt wordt gemeenschappelijk uitgeoefend door den president, het hoogerhuis en de kamer van afgevaardigden. Wets voorstellen kunnen door den president, het hoogerhuis of de kamer van afgevaardigden worden ingediend. Het hoogerhuis vult zich zelve aan, op

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1873 | | pagina 2