genoemde 11 -jarig meisje, en volstrekt niet op eenig wettig bewijs. Er
was o. a. niet bewezendat het onmogelijk was dat een ander de dader
kon zijn, en evenmin dat juist met het geweer, waarvan slechts de kolf en
niet de loop gevonden was, het misdrijf werkelijk was geschied. Na we- i
derlegging der bezwaren van het 0. M.eindigde spieker met voornamelijk
de aandacht des reglers te vestigen op hel gebrek aan motief bij den derden
beschuldigden voor de daad, bij ontstentenis van eenig belang. Na re
en dupliek werd de uitspraak bepaald op Dingsdag 11 Junij.
Onder Werkendam is in de zoogenaamde Bakkerskil een steur, geen
genoegzaam w ater vindende om te ontkomenmet de handen door een paar
landbouwers op het drooge gehaald. Hij woog ongeveer 300 halve Ned. S.
Gedep. stalen van Gelderland hebben, naar aanleiding van den onlangs
vermelden briel van den minister Thorbecke aan den burgemeester van
's lleerenberg, in hunne dezer dagen gehouden vergadering besloten met
betrekking lol die missive over te gaan tot de orde van den dag, over
wegende o. a. dal zoodanig schrijven niet anders is te beschouwen dan als
de uitdrukking van eene subjective meening des ministers; dat toch het
cenige middel, waardoor de werking van hel besluit tot schorsing van ge-
dep. staten zou hebben opgehouden te bestaanhad moeten gezocht worden
in de toepassing der betrekkelijke wetsbepalingendoor namelijk eene
koninklijke beslissing, na advies van den raad van state, uit te lokken,
waardoor liet besluit van gedep. staten werd vernietigddat hiertegen niet
kan afdoen de door den minister beweerde, doch door gedep. staten nadruk
kelijk ontkende vertraging van de beantwoording der ministeriele brieven,
vermits de minister reeds dadelijk door schorsing, ingevolge art. 166, 169
en 170 der prov. wet, de werking van het door gedep. stalen ten opzigte
van den burgemeester genomen besluit voor een jaar had kunuen doen
stuiten.
Naar men uit Oosterhout meldt is sedert 1 April 11. het inwerpen
van glasruiten aldaar eene chronische kwaal geworden. Er gaat schier
geen week voorbij, of bij protestantsche ingezetenen worden 'savonds laat
glazen ingeworpen. De krachten van het gemeentebestuur schijnen tekort
te schieten om deze halddadighedendie den ingezetenen veel kosten en
o:.rust berokkenen, te keer te gaan.
Te Maastricht onstond Maandag 11. aan het spoorwegstation om nietige
redenen twist tusschen twee jongelieden, die spoedig aanleiding gaf tot eene
vechtpartij. Een hunner ontving daarbij een steek met een mes, die weinige
oogenblikken daarna den dood ten gevolge had. De dader is aangehouden.
Nederland heeft een gevoelig verlies geleden: het heeft den staatsman ver
loren. die langer dan het vierde eener eeuw, hetzij aan liet bewind, hetzij
in 'slands raadzaal, eenen grooien invloed op zijr.e aangelegenheden heeft
uitgeoefend: de heer Thorbecke is gisteren avond aan-de ziekte bezweken
die in de laatste dagen van steeds meer zorgwekkenden aard geworden was.
Onder den eersten indruk van die mare, geen breedvoerige bijzonderheden
over de zoo gewigtige, veelomvattende loopbaan des overledenen, hel moge
zijn als geleerde of als schrijver en redenaar of als staalkundig leider en als
bewindvoerder, in al welke opzigten hij, naar de getuigenis van alle zijden,
reeds voorlang afgelegd, eene eerste plaats had weten te verwerven. Enkele
herinneringen van feiten mogen thans voldoende zijn.
Mr. Johan Rudolph Thorbecke was den 15rt'n Januarij 1798 te Zwolle ge
boren en had dus bij zijn afsterven een ruim 74-jarigen ouderdom bereikt.
Van der jeugd af wijdde hij zich aan de ernstigste studiën, woonde van
1815 -17 de academische lessen bij aan het athenaeum illustre te Amster
dam, en vervolgens tot 1820 aan de hoogeschool van Leiden, waar hij tot
tweewerf de gouden medaille voor zijne beantwoording van uitgeschreven
prijsvragen verwierf. Nadat hij den graad van doctor bekomen had, bezocht
hij gedurende een paar jaren Duitschland, waar hij zich met de studie der
wijsbegeerte vertrouwd maakte; na voor een korten tijd in het vaderland
te zijn teruggekeerd, bezocht hij op nieuw Duitschland. en opende te Gies-
seu, als vrij hooglceraar, een academischen cursus. Hij begaf zich daarna
naar Göltingen. alwaar hij van zijne wijsgeerig-geschiedkundige kennis blij
ken gaf, o. a. door zijnen brief aan den hoogleeraar Eichhorn«Ueber den
organischen Charakter der Geschichtc" en als beoordeelaar in het beroemde
tijdschrift: //Göttinger gelehrler Anzeiger." In 1824 keerde hij naar Neder
land terug, en deed zich ook bier als schrijver kennen door zijne «Beden
kingen aangaande het regt en den staat."
In 1825 werd hij henoemd tot hoogleeraar in de staatkundige weten
schappen aan de hoogeschool te Gent. Zijne rede. tot aanvaarding van die
betrekking, betrof «het onderwerp der geschiedkundig-staatkundige weten
schappen." Ook in de hoofdstad gal hij lessen over de staatkundige ge
schiedenis, de statistiek, de staathuishoudkunde en hare verschillende toe
passing. en wijdde zich in deze jaren, gelijk later te Leiden, meer en meer
aan de beoefening van al die vakken, die hem vervolgens als volksvertegen
woordiger of staatsdienaar zoozeer te stade zouden komen. In 1829 gaf hij
een geschrift uit «over het bestuur van het onderwijs." Na de gebeurtenis
sen in België werd hij als hoogleeraar in de reglen bij Leidens hoogeschool
overgeplaatst, en schreef hij o. a. (in 1831) zijn beroemd werk: «Over de
verandering van het algemeene slatenstelsel van Europa.' Onder de leervak
ken, waarin hij, behalve de reeds genoemde, onderwees, behoorden de
geschiedenis van hel Romeinsche regt en het handelsregt, de constitutionele
geschiedenis, de geschiedenis der wetgeving in Nederland, het administratie!
regt en de uitlegging der grondwet. Tal van kweckelingen volgden die les
senwelke Thorbecke's naam wijd en zijd verbreidden, en de studerende
jongelingschap bleef, na het verlaten van de academie, den geleerden leider
op het innigst toegedaan, en bragt om zoo te zeggen zijne staatkundige
leerstellingen en school in de maatschappij over.
De aard zijner studiëndc omstandigheden zelve braglen er den heer
Thorbecke toe meer en meer in zijne geschriften het veld der staatkunde
te betreden, zij waren de voorboden als het ware van zijne dadelijke deel
neming aan deze. Reeds had hij vroeger een geschrift geleverd: «Over de
erkenning der onafhankelijkheid van België", reeds had hij in 1840 eene
brochure geschreven: «Wat kan de dubbele kamer doen?" die veel bespro
ken werd; van grootere beteekenis waren zijne «Aanteckening op de
grondwet", waarbij hij eene «Proeve van herziening der grondwet" voegde.
Hij was in 1840 als lid der dubbele kamer er op uit eene ruimere dan de
toen voorgedragen herziening tot stand te helpen brengen; toen dit mislukt
was, was hij, in Dec. 1844, een der negen voorstellers van «eene verande
ring en bijvoeging in de grondwet". Niet alleen leed ook dit ontwerp schip
breuk, maar in 1846 werd de heer Thorbecke door de prov. staten van
Zuidholland niet weder ter tweede kamer afgevaardigd. Ilij won echter
daardoor in invloed, en bij de groudwets-herziening van 1848, werd de
heer Thorbecke (17 Maart van dat jaar) tot lid der staals-commissie be
noemd, met de opdragt den koning een volledig ontwerp van grondwets
herziening aan te bieden. Grooien, zoo niet den grootslcn invloed heeft hij
op die herzjening uitgeoefend. Hij ging daarbij uit van zijne diepe overtui
ging: de grondwet mag geen louteren vorm, zij moet eene nationale kracht
wezen. Hij ondervond bij de toepassing zijner denkwijze echter geen onver-
deelden bijval, en hij werd ook niet tot lid gekozen van het eerste minis
terie na de tot stand gekomen herziening van de grondwet. Dit was eene
bron van latere moeijelijkheden en partijgeschillen, waarmede de heer Thor
becke, in of buiten het bestuur, te worstelen had.
Wat zijn bestuur betreft, op drie tijdstippen was hij minister van binnen-
landsche zaken, en men mag wel zeggen, de ziel van het kabinet, van
31 Oct. 1849 tot 19 April 1853; van 1 Febr. 1862 lot 10 Febr. 1866, en
van 3 Jan. 1871 tot aan zijnen dood. (In 1866 was hij tot minister van
staat benoemd.)
Welk eene gewigtige beteekenis zijn beleid op 's lands wetgeving gehad
heeft, daarvan getuigen o.a. de kieswet, de provinciale wet, de gemeente-
wel, die op het middelbaar onderwijs, op het geneeskundig staatstoezigt;
bekend is zijn groot aandeel aan de onderneming of voortzetting van tal
van openbare werkenwegenkanalenspoorwegenkortomop moreel
en materieel gebied was hij onbezweken werkzaam, gelijk in het raderwerk
des bestuurs. Hij was, behoudens eigen oordeel, zeer ingenomen met de
lessen en het voorbeeld van Gijsbert Karei van Hogendorp, met die van
Falck, wiens bescherming hij bij zijn eerste optreden ondervond; van van
Hogendorp's «Bijdragen" bezorgde Thorbecke den tweeden druk; zijne eigene
«Redevoeringen" sluiten zich in zekeren zin daarbij aan; hij komt voor als de
voortzetter van wat gene wrochtte, of waarvan gene de kiemen strooide:
beiden hadden bij hun leven met veel miskenning en weerstreving te kam
pen, doch beiden hadden bij veel overeenkomst van middelen, helderheid
van geest, zucht tot grondig onderzoek, bezielende kracht -- toch dezelfde
groole bedoelingen: het paren van vrijheid met orde, de grondwettige mo
narchie, de liefde voor den verlegenwoordigenden regeringsvorm, de verhoo
ging van 's lands bloei en welzijn, onder de leiding van Oranje de éénheid
van Nederland
De overledene was grootkruis der orde van den Nederlandschen Leeuw en
grootkruis of ridder van verschillende andere orden.
's GRAVENHAGE. 5 Junij.
Z. M. heeft vergunning verleend aan H. N. C. baron van Tuyll van
Serooskerkenkolonel militie-commissaris in het 1' district van Zuidhol
land, te 'sGravenhage, lot het dragen der versierselen van de Kroon-Orde.
3e kl. aan het herinneringslint met het Roode Kruis, hem door den keizer
van Duitschland, koning van Pruissen, geschonken.
Door Z. M. is de heer mr. P. P. van Rosse, minister van koloniën,
tijdelijk belast met de waarneming van het beheer van het dep. van hinnen-
landsche zaken.
Aan den heer mr. W. de Sitter is, op zijn verzoek, op de meest eer
volle wijze ontslag verleend als burgemeester der gemeente Groningenonder
dankbetuiging voor de belangrijke diensten als zoodanig bewezen.
Tot opzigter van den waterstaat 3e kl. is bevorderd de heer H. L. C.
IL Sarolea, thans opzigter 4e kl., en tot opzigter 4' kl. is benoemd de heer
H. van Diermen.
-- Door den Nederl. consul te Koningsberg is de heer A. van Riesen aan
gesteld tot zijnen vice-consul te Elbing.
De luit. ter zee 1' kl. A. .1. Visser, adjudant van den directeur en
kommandant der marine te Amsterdam, is benoemd tot lid van den raad
van tucht voor de koopvaardij aldaar.
De nieuwbenoemde buitengewoon gezant en gevohnagtigd minister van
de Fransche republiek bij het Nederl. hof. de burggraaf de Gabriac, is gis
teren avond in de residentie aangekomen.
-1- Bij de gisteren voortgezette examens door dc commissie voor het mid
delbaar onderwijs zijn toegestaan twee actcn voor boekhouden, aan de heeren
A. P. Gerstel Jr. te Amsterdam en L. J. C. de Visser te 's Hage; geweigerd
werden eene acte voor boekhouden, èene voor geschiedenis en eene voor de
aardrijkskunde.
In de gisteren gehouden zitting van den gemeenteraad alhier is o. a.
in behandeling gekomen het praeadvies van burg. en weth. op het adres
van een aantal ingezetenen, met verzoek om een jaarlijksch subsidie van
ƒ6000 ten- behoeve van eene alhier op te rigten ambachtsschool. Tevens
vragen zij dat aan de leerlingen dier school moge worde vergund gebruik
te maken van de lessen der teeken-akademie. Door den heer de la Basse-
cour Gaan werd aangedrongen op eene vereeniging van de ambachtsschool
met de alhier bestaande burger dag- en avondschool, en aangezien deze in
geen gunstigen toestand verkeert, geheele opheffing daarvan. Hij deed
daarom het voorstel burg. en weth. uit te noodigen in overleg te treden
met de commissie voor het middelbaar onderwijs, en aan de regering vrij
stelling te verzoeken van het bepaalde bij art. 14 der wet op het middel
baar onderwijs, o. a. voorschrijvende dat in elke gemeente waar de bevol
king 10000 zielen te boven gaat, ten minste ééne burger dag- en avond-