Molière daarin rijn eigen huisseljjk leven schilderde. De wufte Cétimène, de courtisane, die Aleeste's trouwe en opregte liefde versmaadt, zelfs nadat hij hare ontrouw had vergeven, om liever in die onware en wufle wereld te blijven verkeeren, was zijne vrouw en hij zelfs de ongelukkige Alceste. Célimène en Alceste werden beide op meesterlijke wijze weergegeven door mevr. Fernandez en den heer Marek. De wijze, waarop mevr. Fernandez hare rol voordroeg, en de opvatting daarvan, zijn o. i. boven alle kritiek verheven. Niet minder schoon was ook de opvatting van Alceste door den heer Marek. Herhaaldelijk werden beiden teruggeroepen, om de luide toe juichingen van het talrijke publiek voor hun uitstekend spel te ontvangen. De verdere rollen, als van Philinle, Oronte, Acaste. werden mede zeer verdienstelijk vervuldterwijl die van Eliaute door mej. Lecomte wel eene afzonderlijke vermelding waardig is. Ten slotte zij nog gezegd dat allen in hunne rol volkomen te huis waren en dat de costumes buitengewoon schoon en zuiver waren. In "ha grève des Forgerons" deed de heer Marek even als in «Le supplice d'une femme" zijne dramatische gaven bewonderen erg ook mevr. Dembrun verwierf in het laatste vele welverdiende toejuichin gen. Ontegenzeggelijk bezit deze actrice als tragédienne grootc verdiensten. Ook de kleine Jeane was allerliefst en voor zulk een jong kind al zeer on gedwongen. Wij eindigen met den wensch, dat de residentie nog langen tijd in het bezit blijve van den talentvollen Emile Marek en zijn verdienstelijk gezelschap en dat Leiden nog menigmaal in de gelegenheid zijn zal hen toe te juichen, 's GRAVENHAGE, 22 Maart. Door Z. M. is vergunning verleend aan den heer m'. P. Mijer, oud gouverneur van Ned. Indie, tol het aannemen van het hooge ecreteeken ge naamd Maha Sura Bhorn, hem door den eersten koning van Siam geschon ken; aan den lieer W. A. Rowbijes, gezagvoerder van de reddingskotter Willem van Houten, te Zierikzee, tol hel dragen van de hem door den keizer van Duitschlandkoning van Pruissenverleende medaille, wegens het redden van schipbreukelingen, en aan den lieer L. Polano, te Iliogo in Japan, tot het aannemen der betrekking van consul van Denemarken aldaar. Door den Ncd. consul op Haïti zijn de hh. C. Moravia en J. A. Gerdes aangesteld tot zijne vice-consuls te Jaemel en Caijes. Aan den heer A. P. 11. baron, van Iltersum is, op zijn verzoek, eervol ontslag verleend als burgemeester der gemeente Voorst, en aan den heer D. Raven is, op zijn verzoek, eervol ontslag verleend als plaatsvervangend kantonregter te Onderdendam. Aan den heer F. D. J. YV. Gulden is eervol ontslag verleend als direc teur van het postkantoor te YVoudrichemen in zijne plaats is benoemd de heer H. Eiewiet de Jonge, thans geagreëerd klerk te üragten. Z. M. de koning wordt aanst. Dingsdag26 dezer, van het Loo in de residentie terugverwacht. In de zilling van de tweede kamer van heden is behandeld: I".'Het wets-ontwerp tot wijziging van enkele bepalingen der wet op de brieven- poslerij; aangenomen met 54 legen 3 stemmen. 2°. Het wets-ontwerp tol wijziging van hoofdst. VIII der siaalsbegrooling voor 1871; aangenomen met algemeene stemmen. 3". Het wets-ontwerp tot beschikbaarstelling van gelden van door het dep. van oorlog gedane verstrekkingenaangenomen met algemeene stemmen. 4°. Het wets-ontwerp tot verstrekking van tijde lijke hulp aan de Amsterdamsche kanaalmaatschappij. Ook dit ontwerp, strekkende om tijdelijk een voorschot van een inillioen aan de maatschappij te doen, werd aangenomen met 50 legen S stemmen, na aanneming van het amendement van den heer Fransen van de Putteom die som op de staatsbegrooling te brengen. Rij de nadere interpellatie van den heer Fransen van de Putte, betreffende de opium-pacht, heeft de minister van koloniën verklaard dat de aanschrijving aan de residenten in ludië niet atkomslig is van den heer Loudonen ook niet overeenkomt met hel gevoelen van hem minister, maar dat het een plan was van den heer Mijer. De inkomsten belasting is tegen 22 April aan de orde gesteld en de kamer op reces gescheiden. Rij den hoogen raad is gisteren behandeld de zaak van den procureur- 1 generaal bij den hoogen raad. legen directeuren der lloll. ijzeren spoorweg- maatschappij. Zij worden vervolgd Ier zake van het invoeren van tarieven zonder voorafgaande goedkeuring der regering en wegens het niet onder houden van paralelwegcn. Daar ceu der beklaagden lid is van de eerste i kamer, zoo werd deze zgak voor den hoogen raad behandeld. De procu reur-generaal inr. Kaïseboom hield de l.lagle vol en requireerde dat de vijf l beklaagden zouden worden schuldig verklaard aan de feilen, hun ten laste j gelegden te dier zake veroordeeld ieder tot acht geldboetenieder van 100, of subsidiaire gevangenisstraf van acht dagen. De heer mr. van Stipriaan Luisgïus trad als gevolmagtigde voor de beklaagden op en trachtte de ongegrondheid der klagte aan te loonen. De uitspraak in deze zaak is bepaald op 11 April. Door hel prov. gercglshof van Zuidholland is Helena van As. uit Schcr- penisse, die, beschuldigd van brandstichting reeds bad teregt gestaan voor de hoven van Zeeland en Noorbrabant en tot 5 jaren tuchthuisstraf was veroordeeld, vrijgesproken, omdat het niet wettig en overtuigend was ge- j bleken dat de bedoelde brand moedwillig was gesticht. Voor de arrend.-realbank alhier diende gisteren het geding, waarop bijzonder de aandacht gevestigd was, liet voorval, dat daartoe aanleiding gat, kwam op het volgende neder: Op den avond van 7 Janna rij jl. had in zeker café chantant een zoogenaamd «standje" plaats lusschen den heer 11. W. L. B.student te Delft, en den heer v. d. D.muziekmeester, met dat gevolg, dal de eerste den laatste een tamelijk onzachte kastijding met een stok toebragt op het hoofdwaardoor ernstige verwonding ontstond en de beleedirde geruimen tijd in hoogst bcdenkelijken toestand verkeerde. De mishandelingn hadden plaats na eene woordenwisseling, en zij hadden tot onderwerp het vindiceren der gunsten van zekere dulcinea. Na de gewone vOorlc n? van de stukken en daaronder van het proces-verhaal van bevin ding van deskundigen, werd tol het getuigenverhoor overgegaan. Naar de opgave van den beleedigde, moet de bckl., na de bewuste dame te vergeefs te hebben aangezocht hem en niet den beleedigde te volgenlaatstgenoemde een //ploert" genoemd, en toen deze opheldering verlangde, hem hevige slagen loegebragt hebben, waardoor hij schrikkelijk bloedde en een gerui- men tijd buiten kennis geraakte. Bepaaldelijk verklaarde de beleedigde op de vraag van het opeub. min., dat hij niet de hand had opgeheven om den bekl. te bedreigen, veel minder om hem te slaan, zelfs dal hij op hel be wuste oogenblik geen stok in de hand hield. Gedurende tien dagen na de verwonding was hij wel uitgegaan om voor zijne ouders de zaak,te vei ber gen en geene sensatie te verwekkenmaar afwisselend leed hij aan koortsen en nog is zijn toestand zoodanig, dat hij vooralsnog buiten staal is zijne lessen waar te nemen. Naar de opgave van een der deskundigen waren den heer v. d. D. kneuzende wonden loegebragt, die in den regel van hoogst ernsligen aard zijn, gelijk dan ook ten deze voorkomende sterke bloeding het ergste deed vreczen. Hij had den lijder na zijn aanvankelijk herstel bij herhaling aangeraden te huis te blijven, hoezeer daaraan geen gevolg yvas gegeven. Twee belangrijke abcessenals dadelijk gevolg der verwonding, waren zigtbaar. Die gezwellen waren gevaarlijk. Een der wonden was het gevolg van de indrukking van den schedel. Ruim eene maand ol ander half was de beleedigde onder zijne behandeling geweest, en aanvankelijk bestond er aanleiding voor eene hersenontsteking te vreezen. Geen bepaald symptoom was evenwel door den deskundige ontdekt, volgens hetwelk de ziekte van meer dan 20 dagen van den patient was toe te schrijven aan zijn uitgaan 10 dagen na de verwonding. In min of meer gelijken zin wa ren de opgaven van twee anderfc deskundigen. De moeder des verwonden gal een treffend tafereel van den toestand haars zoons-na liet gebeurde; hjj had wel 20 nachten slapeloos doorgebragt. Van het oogenblik dat hij den bewusten nacht was te huis gekomen lot op heden, heeft hij, zeide zij, nog geen gezond oogenblik gehad. Bekl bekende het feit. Den slok, dien hij had gebruikt, had hij van een ander geleend. Hij erkende dat hij den bewusten avond in een opgewonden toestand had verkeerd. Die stok was nog al een geduchte en de president noemde hem in den waren zin des woords //een wapen". De bekl. zeide, dal hij met het door hem gebe zigde woord «ploert" geen heleediging ten doel bad. Het is eene gebruike lijke studententerm, llij was verstoord, dat //Sttze" aan v. d. D. de voor keur gaf. Daarom zeide hij; «ais ge niet met mij mee wilt, blijf dan bij dien ploert zitten!" Over het feit van hel ook aan een ander, op den 23*lfn Januarij, toebren gen door den bekl. van een slag met een zwaren rottingen wel aan den persoon van den kcilner van het badhuis te Sclieveningendeed een getuige eenige mededeelingen, waaromtrent de bekl. zijn gedrag trachtte te regt- vaardigen, door het heioog van provocatie. «Gij schijnt nog al handig in dat werk," zei de president, //want uwe slagen zijn nog al raak." Dp de bepaalde vragen van den president, of bekl. niet erkennen moest moedwil lig, zonder bepaalde aanleiding, in opgewonden toestand de beide slagen Ie hebben toegebragt, erkende hij dat alleen ten aanzien van den heer v. d. D., niet van den kellner. Ten slotte zeide de president, dat bekl. toch moest erkennen, dat een en ander liet gevolg was van een sedert lang getoond losbandig gedrag. De heer subst.-officier, jhr. de Jonge, trad vervolgens in eene ontwikkeling der verschillende feiten. Hij moest zijne toelichting van het te nemen re quisitoir echter doen voorafgaan door zijn innig leedwezen te kennen le geven, dat een jongeling van 19 jaren, die door stand opvoeding en fortuin, alles heeft wat men op de wereld kan verlangen, hier als gevangen man staat. Hij wilde niet alles in de donkerste kleuren schetsen, maar toch moest hij er op wijzen, dat een leven begonnen in bordeel en tuchthuis, niet veel te verwachten laat, ofschoon hij nog hoopte op inkeer. Ook moest hij er op wijzen, dat de beleedigde, ook het slagtoffer van booze hartslog- ten, even als bekl., de zoon is van een der eerste toonkunstenaren; ja, door de hand van den bekl. zijn leven lusschen hemel en aarde zag zwe ven, maar toch ook door eigen toedoen, want hij was ter plaatse waar hij niet behoorde te zijn. Treffend was de schildering der smart van de ouders des bekl. over Let verblijf van hun kind in den kerker. Maar in geen» verdere bespiegelingen willende treden, begaf spr. zich len slotte in het bepaalde onderzoek der feiten en requireerde daarna de schuldigverklaring aan I". het moedwillig toebrengen van slagen en kwetsuren, waardoor eene ziekte vart meer dan twintig dagen is veroorzaakt en 2°. liet toebrengen van slagen die geene ziekte van meer dan 20 dagen hebben doen ontslaan; en, gelet op de geaardheid van den bekl., de veroordeeling te dier zake in eene eenzame opsluiting voor den tijd van een jaar en eene geldboete van J 8, subsidiair hij niet betaling één dag eenzame opsluiting, met bevel tot vernietiging of onbruikbaarmaking van het gebezigde voorwerp. De verdediger van den bekl., mr. YYintaens, verklaarde getroffen te zijn door de gestrengheid waarmede de ambtenaar van hel openb. ministerie zijne laak vervulde. Hij trachtte voorts vele verzachtende omstandigheden in liet licht le stellen; de bekl. locli was wel eenigermate door de opvlie gende houding van v. d. D. geprovoceerd. De zaak van den kellner te Scheveningen had met deze zaak niets le maken. De uitspraak zal Donderdag aaust. plaats hebben. 1 boor de policie alhier is gisteren aangehouden een krankzinnige, die uit het gesticht te Rosmale, nabij 's Bosch, oulviugt was. "BUITEN LA NÜSUÜK BE BIB T EN E SS ELAN SS. LONDEN 21 Maart. Volgens de Times heeft de Russische regering besloten Sebaslopol weder te openen als eene haven voor oorlogsschepen en voor den handel. - Op den 8Maart zijn, niet ver van de Dortiigesclic kust, tnsschen Oporto en Lissabon, twee 2de luitenants en acht zeelieden, belioorende W'

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1872 | | pagina 2