gjjVOEGSEL, behoorerafe lot de Leidsche Courant
van Maandag 25 September óX7stIV0. 226.
IN,
SIIIT8CHLAKD.
Volgens de laatste officiële opgaven, waren van 1 Augustus totlOSep-
wber >n ('e provincie Pruissen door cholera aangetast '2601 personenwaar-
L |273 overleden620 genezen, en 708 nog in behandeling waren. Ko-
„sbei'sen heeft het grootste aandeel in die cijfers; aldaar zijn sedert het
crschijnen der ziekte 2194 personen aangetast.
OOIT-I1ÏDIE.
BATAVIA, 14 Augustus,
j Door den gouverneur-generaal van Ned.-Indië zijn de volgende beschilt-
jigen genomen
Civiel departement. Verleend: een tweejarig verlof naar Nederland, aan
L predikant bfl de prot. gemeente te Soerabaija F. N. J. Brouwer, aan
len hoofdonderwijzer aan de openb. tweede lagere school te Batavia C. F.
jloot. aan den 2Jt° commies bij de algem. rekenkamer A. de Bruin, aan
fsla» jtn telegraphist 2e kl. F. W. Klicks, aan den 3<l,n commies bij het depart.
Noiariran onderwijs H. A. A. E. Deckers en aan den hoofdcommies bij hel dep.
|er burg. openb. werken D. Aalstius den Appel. Ontslagen: eervol, de com-
sJjiies-ontvanger der in- en uitvoerregten te Muntok (Banka) J. Diepenhorst,
de geschorste telegraphist 3kl. J. S. C. A Lutgert, de gewezen klerk bij
"ontvanger der in- en uitvoerregten te Batavia C. H. Salomons, de bui-
,rerv. subst.-griffier bij den landraad te Kraksakn (Probolingo) mr. J. Tijl
n de buitengew. subst.-griffier bij den landraad te Indramayoe (resid. Olie
ton; J. M. Esche. Benoemd: tot commies-ontvanger der in- en uitvoerreg-
PI1"Z! en ie Muntok (Banka), de commies-ontvanger der in- en uitvoerregten te
T^Natal (Sumatra's Westkust) 11. H. Jansen; tot hoofdonderwijzer aan de
'openb. tweede lagere school te Batavia, de hoofdonderwijzer aan de openb.
-jerde lagere school aldaar J. J. de Weijer; tot hoofdonderwijzer aan de
benb. derde lagere school te Batavia, de hoofdonderwijzer aan de openb.
ierde lagere school te Soerabaija J. Schoonderbeeklot hooldondenvijzer
1 'I an de openb. derde lagere school te Soerabaija, de hoofdonderwijzer aan
le openb. lagere school te Bonthain H. Schoemaker; tot hoofdonderwijzer
'jaan de openb. lagere school te Bonthain J F. W. Winterberg, laatstelijk
'kweede onderwijzer aan de gouv. tweede lagere school te Soerabaija; tot
jptu commies bij het college van boedelmeesteren te Batavia, de ambtenaar
op non-activiteit E. Young Ter algemeene secretarie: tot Ist"1 commies, de
'j2' commies A. Sol; tot 2den commies, de ambtenaar voor de burgerl. dienst
"jin Ned.-Indië W. 0. Gallois. Bij het dep. der burgerl. openb. werken: lot
Tioofdcommies, de le commies J. C. de Bruyn; tot Ist' commiezen: L. E.
■Hartens, thans le commies bij het dep. van binnenl. bestuur; G. F. II. Wat-
n, thans 2e commies bij het dep. van burg. openb. werken. enE. H. Prins,
ibans 2e commies; bij het dep. van binnenl. bestuur: tot 2den commies, de
commies ter algem. secretarie P. Bulgers. Ter algemeene secretarietot
i'» commies, de klerk H. K. Mijer. Door den directeur van onderwijs,
iredienst en nijverheid zijn benoemdtot 2dcn hulponderwijzer aan de openb.
igere school te Ternate C. van Duuren; lot 3dcD hulponderwijzer aan de
ipenb. lagere school le Buitenzorg J. L. G. Ducker; tot hulponderwijzer
aan de openb. lagere school te Modjokerto (Soerabaija) J. J. Cleypool; tot
'fculponderwijzer aan de openb. lagere vierde school le Soerabaija D. G.
'Sgmond, onlangs uit Nederland alhier aangekomen.
'k Departement van oorlog. Verleend: een tweejarig verlof naar Nederland,
'jan den kapt. der art. A. J. Meijer, aan den kapt. der inf. W. C. H. Eich-
lollzaan den 2den commies, levens magazijnm. bij het groot mil. hospitaal
e Soerabaija W. II. Lux. Benoemd: bij de mil. administratie: tot 2deo luit.-
wartierm., de serg. der inf. D. van der Groen, de four, der art. G. J. A.
chotman en de serg. der inf. H. G. Palm. Ontslagen: bij de mil. geneesk.
ienst, op verzoek, eervol, wegens volbraglen diensttijd, de le apotheker
majoor) P. J. Maier. Bevorderd: tot 1« apotheker (majoor), de mil. apothe-
ler le kl. A. A..Backer Overbeek, thans met verlof in Nederland, en
j Hekmeijer.
Departement van marine. Ontslagen: op verzoek, eervol, uit 'slands
ienst, de le commies bij het dep. der marine J. W. Samuels. Benoemd:
bij het dep. der marine in Ned.-Indië, tot Ist"1 commies, de 2de commies
1). J. Bonte; tot 2d,n commies, de 3dc commies II. C. A. Desperoux; tot
1' 3'™ commies, de klerk C. Hoovers. Door den kommandant der zeemagt en
ehel van het dep. der marine in Ned.-Indië zijn benoemd: tot vice-komman-
ant voor bet vak van scheepsbouw bij het marine-etablissement te Soera-
li luija J. Duyvetter en W. Sterktot viee-kommandanl voor het vak van
hecpsboitw bij het marine-etablissement te Onrust H. A. de Rooze; allen
[esteld ter beschikking van den gouverneur-generaal, om als zoodanig te
orden geplaatst. Bij de dienst der gouv.-marine zijn benoemdtot machi-
-Imst-leerling le kl.de machinist-leerling 2e kl. J. A. C. Schmidt; tol machi-
list-leerling 2e kl. W. F. Bauman.
Volgens het N. B. Hbl. zou de kolonel van de militaire administratie
foesen tot lid in den raad van Ned. Indië zijn voorgedragenter vervan-
van den generaal-majoor llappé, die wegens ziekte zal repatriëren,
terwijl de gepensioneerde kolonel Boers, laatst gouverneur ter kust van
Vuineaonlangs aangekomen, in aanmerking zou komen voor lid van de
[emeene rekenkamer.
j Genoemd blad meldt nog het volgende: De klerk ter algemeene secretarie
,'H.K. Mijer, zoon van den gouv.-generaal van Ned. Indië, die den cursus
aan het gymnasium Willem III niet verder volgde dan het 4de studiejaar;
"die ongeveer 5 maanden geleden op een tractement van /70 werd aange-
sleld en die bezoldiging in dien tusschenlijd nog zag verhoogen lot ƒ100,
J is benoemd tot derden commies bij dat bureau op een tractement met 150
J'smaands, waardoor hij andere geschikte personen, die langer diensttijd heb
ben, over het hoofd springt. Niet dat wij de betrekking van derden com-
m|es zoo schitterend vinden of die den jeugdigen en' hoopvollen titularis be
nijden, maar wij behoeven bloot te constateeren, dat hij door die benoeming
eene bezoldiging van 150 's maands verkreeg. Daardoor wordt hijvolgens
bet kon. besluit van 23 Juni jl.welks afkondigiug in het Staatsbl. van
«ed. Indië nu wel spoedig verwacht mag worden, vrijgesteld van hel afleg
den van examen A, dat hij anders voor ultimo Dec. 1872 moest gedaan
I fsbebben om het in 's lands dienst verder te kunnen brengen.
a. 3«'
chi
dai
r
Redevoering uitgesproken door den minister van financiën lij
de indiening der staatslegrooting voor 1872.
Mijne Heeren!
Slechts enkele maanden liggen tusschen het tegenwoordig oogenblik en
den tijdwaarop de definitive begrooting voor het loopende dienstjaar met
de vertegenwoordiging behandelden mededeeling nopens 's lands financiëlen
toestand gedaan werd. Toch zal voorzeker de aanbieding der staatsbegroo-
ting voor de lienst van 1872 door u met belangstelling worden te geinoet
gezien. Heeft dat onderwerp, onder alle omstandigheden zijne eigenaardige
belangrijkheid, thans is daarenboven het oogenblik aangebroken waarop het
kabinet behoort te doen blijken van de gedragslijn welke het met opzigt
tot 's lands financiewezenen het daarmede naauw zamenhangend beheer der
geldmiddelen onzer overzeesche bezittingenwenscht te volgen.
Vooraf echter, als gewoonlijk, een terugblik in het verledeneen een
kort overzigt van den stand der zaken op het oogenblik.
Het verledene. Voor zooveel de reeds geheel aangezuiverde diensten na
melijk tot en met 1867, betreft, gedraag ik mij aan de bijzonderheden,
opgenomen in twee overzigten (A en B) van de staatsontvangsten en uitga
vendie ik ten vervolge op vroegere gelijksoortige mededeelingen aan u
overleg.
Eene dergelijke mededeeling betreffende de ontvangsten en uitgaven der
Indische administratie, is vervat in twee mede door mij overgelegd wordende
vervolg-staten (C en D).
De rekening van de staatsontvangsten en uitgaven over de dienst 1868,
thans nader ter algemeene rekenkamer onderzochtzal een nadeelig slot op
leveren van 461,963.68s. Daarentegen wijst die, betreffende de dienst
1869, waarvan het onderzoek nog aanhangig, een voordeelig saldo aan
van 1,833.322.45. De uitkomst dezer beide diensten is dus een vermoe
delijk overschot van f 1,371,358.76sof ruim ƒ450,000 meer dan, naar
de toen bekende voorloopige uitkomsten en opgaven bij de toelichting van
het ontwerp tot aanvulling van de wet op de middelen voor het loopende
jaar, door mij werd opgegeven.
De ontvangsten voor de dienst 1869 hebben namelijk ruim f 120,000
meer, de uitgaven voor die dienst ongeveer f 330,000 minder bedragen
dan waarop men ze toen meende te moeten stellen.
Bedenkt men dat bij de wet van 27 Junij 1868 magtiging was verleend
om in het tekort van de dienst 1868 tot een bedrag van ƒ4,000,000 door
uitgifte of beleening van schatkistbilletten te voorziendan is deze uitkomst
voorzeker gunstig te heeten.
Doch men vergete daarbij niet, dat aan de dienst van 1868 nog bijna
f 10,800,000 en aan de dienst 1869 bijna f 4,550,000 wegens batige
sloten van vorige diensten kon worden goedgedaan en dat op de laatstge
noemde dienst niet minder dan 13,475,000 wegens bijdragen uit de
geldmiddelen van Ned. Indië verantwoord is.
Ik stel mij voor om nadat de rekeningen dezer beide diensten definitief
ter Algemeene Kekenkamer gesloten zullen zijn, regelmatigheidshalve eene
wet voor te dragen, waarbij het nadeelig slot van de dienst 1868 uit het
voordeelig slot van de dienst 1869 vereffend, en de bate, welke daarna van
laatstgemelde dienst nog overblijft, tot gedeeltelijke dekking van het tekort
op de dienst 1870 bestemd wordt.
De uitkomst der dienst van het jaar 1870 meen ik voorloopig te kunnen
ramen als volgt: De uitgaven zijn, blijkens de algemeene recapitulatie op
de hoofdstukken der begrooting voor 1872, te stellen op ƒ99,747,520.03,
en de ontvangsten volgens den vergelijkenden staat gevoegd bij de toelich
ting van het ontwerp der wet op de middelen op 94,331,942.50s, zoodat
bet vermoedelijk tekort van deze dienst is te stellen op 5,415,577.52'.
Vermindert men dit met de som, die, zoo als wij hierboven zagen, van
de dienst 1869 beschikbaar kan blijven, ad 1,371,358.76', dan daalt dit
tekort tot f 4,044,218 76.
De uitgaven en ontvangsten voor de dienst 1870 zijn aldus te verdeelen:
Uitgaven: algemeene dienst 55,250,736.83'rentebetaling en verpligte
amortisatie ƒ27,463,422,06', aanleg der staatsspoorwegen 10,000,000.00
buitengewone uitgaven schier uitsluitend voor de departementen van oorlog
en marine f 5,876,840.14voorschot, afgescheiden van de betaling wegens
rentegarantie, voor de werken van het Noordzeekanaal 500,000.00 kos
ten van het auxiliair eskader der zeemagt in Indië, gedurende het jaar 1868
ƒ656,520.99, te zamen 99,747,520.03.
Ontvangsten gewone middelen ƒ78,474.193.50', bijdragen uit de geld
middelen van Nederlandsch Indië 13,007,749.00idem uit de koopprijzen
van domeinen 350 000 00, aflossing vau het voorschot in 1866 aan de
maatschappij tot exploitatie van staatsspoorwegen verleend ƒ2,500,000.00,
te zamen 94,331,942,50'.
Hieruit blijkt dat, al hadden de bijdragen van Indië over 1870 niet
meer dan 10,000,000 beloopen, de gewone middelen, met inbegrip dier
bijdragetoch niet alleen toereikend zouden geweest zijn tot bestrijding dei-
uitgaven voor de algemeene dienst en die der nationale schuld, maar nog
ruim 5,760,000 voor buitengewone uitgaven beschikbaar zouden gelaten
hebben.
Met betrekking tot de dienst van het loopende jaar zijn nog geen stellige
gegevens te verschaffen. De vermoedelijke uitkomst daarvan is echter wel
eenigermate na te gaan. De begrootingen zijn vastgesteld tot een gezamen
lijk bedrag van 96,206,720.78 en de middelen geraamd op 87,243,480.50
het tekort op het papier beloopt dus ƒ8,963,240.28, doch het zal kunnen
verminderen a. door het vrijvallen van de renten van de waarborgkapita
len der muntbilletten ƒ500,000.00, de som op de begrooting gebragt voor
rentebetaling van schatkistbilletten ƒ250,000.00, sommen op andere begroo-
tingsposten toegestaan 1,000,000.00, b. door vermoedelijke opbrengst der
middelen boven de raming 1,500.000.00, te zamen 3,250,000.00,
blijft dus vermoedelijk tekort ƒ5,713,240.28.
Mijne meening dat de middelen in het loopende jaar de raming met
ƒ1,500,009 zullen overtreffen, is gegrond op de werkelijke opbrengst over
pe eerste acht maanden van dat jaar van de in- en uitvoerregtenaccijnsen
en indirecte belastingenwaarbij ik voegde de opbrengst dier middelen
over de vier laatste maanden van 1870; terwijl ik voor de overige midde
len over het geheele jaarveilig eene met de raming overeenkomende
opbrengst meen te kunnen aannemen.
Wij staan dus tegenover een vermoedelijk tekort tot en met 1870 van
ƒ4,044,218.76, en over 1871 van 5,713,240.28, te zamen ƒ9,757,459.04,
zonder dat tot dusver eeuig gebruik behoefde gemaakt te worden van de
bij de wet verleende magtigingen om, tot bestrijding van dat tekort,
schatkistbilletten uit te geven.