LEIOSCHE COURANT. 1870. N". 130. ZATURDAG 4 JUNI J. f)e Courant verschijnt dagelijks, Zon- en Feestdagen uitgezonderd. De prijs der Courant is per vierendeel jaars ƒ3.franco p.p. 3.50/ 'jwie/ het Verslag der Handelingen van den Gemeenteraad ƒ3.35, frartco p. p. ƒ3.85. liet verslag afzonderlijk is verkrijgbaar voor 2.50 "l', jaars, buiten de expeditiekosten. Afzonderlijke nommers der Courant zijn verkrijgbaar voor 5 Cents, franco p. p. 6 Cents. De prijs der Advertenliën is van 14 regels 1.- iedere regel meer 25 cents. STA DS-BERIG TEN. DE BURGEMEESTER VAN LEIDEN, Gezien art. 109 der Algemecne Policieverordcning van den 24"cn October ltS7, waarbij de bevoegdheid wordt verleend, om bij bijzondere gelegenhe- 1 nadere bepalingen omtrent het rijden en verblijven van rijtuigen op _aat te maken Bepaalt: 1°. dat op Dingsdag den 7den Jnnij e. k.ter gelegenheid van den tostumeerden optogt, door 1111Studenten der Leidsche Uoogeschool te adenlangs den weg, welken de optogt neemt, op dien tijd gcene rijtui- 'i of paarden zullen mogen stilstaan, alsmede dat rijtuigen of paarden, a optogt ontmoetende, niet in tegenovergestelde rigting zullen mogen irarrijden, maar zich naar elders moeten verwijderen; en 2". dat des avonds gedurende de illuminatie alleen stapvoets mag wor- l o gereden. Wijders noodigt hij de ingezetenen dringend uit alle belemmeringen uit "a weg te ruimen, welke aan dien optogt hinderlijk zouden kunnen zijn, tot den geregelden en ongestoorden alloop daarvan, ieder naar zijn ver- Jn»genmede te werken. De Burgemeester voornoemd 'Leiden, 3 Junij 1870. v. n. BRANDELER. De BURGEMEESTER van LEIDEN nrengt ter kennis van belanghebbenden, t dagelijks, uitgezonderd Zon- en Feestdagen, des voormiddags tusschen en 1 uur.de Paspoorten voor de miliciens dezer gemeente, bchoorende de ligting van den jare 1865, verkrijgbaar zijn ter gemeente-secretarie, Is men zich in persoon, en voorzien van zijn zakboekje, daartoe aanineldc. De Burgemeester voornoemd, Leiden, 3 Junij 1870. v. d. BRANDELER. lilNiNENLANDSCliE BKl\IGTEN 5: LEIDEN, 3 Junij. Ij ^Gister enden eersten dag van het door de Leidsche Zangvereeniging in Ilooglaudsche kerk te geven muziekfeestwaarmede zij tevens haar j - I-jarig bestaan zou vieren, werd de generale repetitie, die des morgens i - erd gehouden, door den voorzitter der (eestcommissie, dr. I. L. van Praag, "Hopend met eene toespraak tot de medewerkende dames en heeren. Na hun pjji welkomstgroet te hebben gebragt, vestigde hij hunne aandacht op drie uiten en vroeg: 1°. Wat is hier onze roeping? 2°. waar zijn wij? en 3". Ope bereiken wij ons doel? Men veroorlove ons hier eenige trekken uit het 8 ior hem op die vragen gegeven antwoord mede te deelen. Het doel waartoe zamen kwam was, volgens den spreker, om muziek uit te voeren van edelste soort, die de toehoorders liooger stemt, die allen doel opzien 4Aar den Schepper en den AlbcsUiurder. Wij zullen trachten, zeide hij, - et oratorium Elias op eene waardige wijze uit te voerenwij zullen trachten - ieder te geven wat de profeet onder het Joodsche volk en onder dc heidenen "heeft gepredikt en gewerkt, hoe hij is ten hemel gevaren; wij zullen traeh- in den indrukdien deze feilen op het gemoed uitoefenenin harmonische 4 danken te schilderen. Morgen zullen wij de Gaecilia, de heiligste zangster 0$uv vroegere eeuwen bezingen. Wij zullen in zielverheffende accoorden de van den Heiland verkondigen en er naar streven daaraan den ernst paren, die aan die onderwerpen regtinatig toekomt. Dat is onze roeping, g„aarvoor zijn wij hier. Maar wij hebben nog een nevendoel, vervolgdespr. 7^'ij hebben tien jaren beslaan en hebben ons dien tijd ten nutte gemaakt 9ijm op te wassen tot eene zangvereeniging, die in ons land, naar de uit- - jiraak van bevoegde beoordeelaars, haar weergade niet vindt. Wij hebben en naam verworven, die ons tot prikkel moet zijn dien gevestigden roem 5 handhaven. Laten wij toonendie gunstige mecning waard te zijn en ooral bedenken dat wij eenen naam te verliezen hebben, dit Waar zijn wijvroeg despreker in de tweede plaats. Wij zijnantwoordde 2 «ij, in een kerkgebouwin een gebouwwaar de gothische zuilen met hare ge- 7~loernde kapiteelen ons in den oude tijd verplaatsentoen ter cere Gods nog in de perken muziek werd gemaakt, toen als eene vercering van den Allerhoogste werd .escliouvvd de voordragt ecner schoone mis. toen dc psalmen Davids onder =rgelbegeleiding in symphonische klanken door dit gebouw weergalmden, (ergens klinken oratoria zooals in eene kerkomdat zij daarvoor zijn ge il I maakt, daarin te huis belmoren. Wij zijn thans, wel is waar, niet bijeen gekomen ter uitoefening of bijwoning cencr godsdienstige plegligheidmaar ons zamenzijn is toch nergens zoo goed op hare plaats als in de kerk, en geene handeling in de kerk grenst nader aan de oorspronkelijke bestemming van dit hooggewelfde gebouw, dan juist de voordragt van God gewijde muziek, want wij zingen den roem van God en zijne gezanten. lil de derde plaats vroeg spreker: wat zullen wij doen, wat hebben wij gedaan om aan onze roeping te beantwoorden? Wij hebben, gaf hij ten antwoord, den man, die zulks verdient, gevolgd, wij hebben zijne lessen aangenomen, wij hebben ons in alles aan zijne leiding toevertrouwd. Wij hebben onzen directeur lief. Hij is de ziel van de Leidsche zangvereeniging. is de fijne musicus, de man van smaak, van edele opvatting, van juiste opmerking. Wij zullen ons doel bereiken, en onzen roem bandhaven, zoo lang wij zijn edel voorbeeld van liefde voor de kunst volgen. God schenke hem die vurige geestkrachtdien helderen zindie warme kunstliefde nog een tal van jaren. En mogt de zangvereeniging hem eenmaal moeten ver liezen, dan zal zij hem overleven, wanneer zij maar het geluk heeft een man aan haar hoofd tc krijgendie hem evenaart. Ten slotte bragt de voorzitter nog een woord van dank aan de leden van de gemeente-commissie der llerv.gemeente en aan de leden van den kerke- raad, die in gemeen overleg het gebruik der kerk voor dit doel hadden toegestaan. Vol van dc grootste verwachtingen stroomde des avonds eene talrijke menigte, waaronder velen van elders gekomen, naar het kerkgebouwter bfjwofthig van het muziekfeest. Geen wonder dat al wie cenigen smaak en ecnig gevoel voor de kunst heeft zich derwaarts spoedde. De eerste dag van het feest toch was bestemd voor de uilvoering van den Elias, een der treffendste oratorien, die ooit werden voortgebragt, en dat men, door de schoonheid van het geheel, door den innig godsdiensti- gen geest, dien het ademt, zoo menige roerende passage, die daarin voor komt, niet ligt moede wordt te hooren, een oratorium, dat zeer zeker nimmer zal verouderen. Dat aan dit meesterstuk van den onsterfelij- ken componist thans eene hem waardige vertolking zou te beurt vallen, daarvan hield men zich ten volle overtuigd. Van de vorige door de zang vereeniging gegeven muziekfeesten was de indruk nog levendig geblevenen bij velen was het nog niet in vergetelheid geraakt, met hoeveel genoegen men de uitvoering van den Elias eenige jaren geleden, terzelfder plaatse, had bijgewoond. Hoeveel te meer mogt men thans, nu koor en orchest over meerdere krachten konden beschikken, nu men zich, niet minder dan toen, beijverd had voor de solo-partijen corypheèn der kunst te engageren, eene uitstekende uitvoering verwachten. Ook wist men dal de zangvereeni ging zich met zooveel ijver voor hare taak had voorbereid en het was van haren met zooveel liefde voor de kunst bezielden directeur niet anders te verwachten dan dat hij alles zou aanwenden om de uitvoering zoo onberis pelijk mogelijk te doen zijn. liet oratorium Elias is vrij algemeen bekend. De boetgezant wordt daarin voorgesteld in al de phasen van zijn werkzaam en zoo moeitevol leven. In een tijd van de grootste verbastering en de diepste vernedering van zijn volk treedt hij moedig op om het op de oorzaken daarvan te wijzen en den koning de straffen des hemels aan te kondigen. Gedurende den tijd dat, volgens de verklaring van den profeet, dauw noch regen de aarde zou be vochtigen, volgt men hem naar de beek, waar de raven hem spijzigen, en naar de weduwe te Zarfath, wiens zoon hij in het leven terugroept. Daarna zien wij hem weder moedig verschijnen voor Acliab, die in hem zijnen grootstcn vijand ziet, maar wien hij eerbied afdwingt. Treffend worden vervolgens de bijzonderheden voorgesteld van het gebeurde op den berg Karmel, waar een teeken des hemels het volk moet overtuigen, wie dc God van Israël is. De wraak van Izébel duchtende, die zwoer hem te zullen dooden, vlugt hij naar de woestijn, en daar, naar ziel en ligchaamafgemat, begeert hij tc sterven. Op goddelijken last naar den berg Iloreb gegaan zijnde, wordt hij door eene verschijning van den Heer bemoedigd, en wijdt hij zich op nieuw aan de zaak van zijnen Zender toe. Met eene schildering van zijne hemelvaart wordt de beschouwing van des proleten leven en werk besloten. Nog wordt op het doel van Elia's werk ccn blik geworpen en met eene treffende profetie van den Messias geëindigd. Het geheel is eene aaneenschakeling van schoonheden, waarvan elk punt als het ware om den voorrang dingt, maar waarbij het toeli mocijclijk is aan het een of aan net ander den ecrepalm toe te kennen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1870 | | pagina 1