LEIDSCHE COURANT. 1870. MAANDAG 2 MEI. BINNENLANDSCHE BEHIGTEN. PEK TELEGRAAF. AD VERTE ATI EN. fl\ 10 2. De Courant verschijnt dagelijks, Zon- en Feestdagen uitgezonderd. De prijs der Courant is per vierendeel jaars ƒ3.franco p.p. /3.50; met het Verslag der Handelingen van den Gemeenteraad f 3.35, franco p. p. f 3.85. Het verslag afzonderlijk is verkrijgbaar voor ƒ2.50 'e jaars, huiten de expeditiekosten. Afzonderlijke nommers der Courant zijn verkrijgbaar voor 5 Cents, franco p. p. 6 Cents. De prijs der Advertentiën is van 14 regels f 1.iedere regel meer 25 cents. Bij deze Courant reordt verzonden 6 blad 7 en 8) der Handelingen van den Gemeenteraad. Bij deze Courant behoort een BIJVOEGSErlj LEIDEN. 30 April. Heden morgen is de 41,e comp. van het 3" bat. reg. infanterie uit Gouda alhier binnengerukt. Door de bataillons alhier in bezetting werd de compagnie ontvangen en, voorafgegaan door de muziek vau het regi ment, naar de kazerne geleid. Des namiddags ten half 2 ure zjjn het depot en reserve-eskadron van het Is" regiment huzaren, van Zutphen komende, alhier binnengekomen. Deze troepen werden nabij de stad opgewacht en verwelkomd door den kommandant en hel corps officieren der dienstd. schnlterijen den komman- dant en het corps officieren van de bataillons 4de reg. infanterie alhier in bezetting, en vervolgens voorafgegaan door de muziek der beide corpsen, naar de kazerne geleid. Het getal der in het Werkhuis alhier opgenomenen bedroeg gedurende deze week dagelijks van 124 tot 135 volwassen personen en 51 tot 57 kinderen. In de Staatscourant leest men "In de Arnhcmsche Courant van 15 April wordt als ingezonden stuk, onder het opschrift "Ilollandsche rijksdaalders'', het volgende aangetroffen: «Door een vriend opmerkzaam gemaakt, onderzocht ik eenige rijksdaal ders en vond een 15-tal kunstig doorboordwaarschijnlijk zijnin de plaats der daaruit gehaalde zilveren, looden ingewanden daarvoor in de plaats gebragt. Wij meenen vepligt te zijn daarop opmerkzaam te maken. Keppel Hesselink." Door het departement van financiën worden wij in staat gesteld omtrent deze zaak het navolgende te berigten. De justitie heeft zich gehaast den heer Keppel Hesselink te hooren en de door hem bedoelde muntstukken van dezen op Ie vragen. Drie daarvan zijn door hem aan den commissaris van politie te Arnhem ter hand gesteld. Hij verklaarde dat de overige waarschijnlijk door zjju zoon weder in den handel waren gebragt. Zijn vermoeden van vervalsching der stukken bleek te berusten op de omstandigheid, dat in het randschrift tusschen de woor den «God zij met ons" een klein ovaal werd opgemerkt, als met ecu scherp werktuig van gelijken vorm aangebragt. Dit ovaal is echter, volgens het daaromtrent door den waardijn van 'srijks munt uitgebragte verslag, niets anders dan de indruk van een der nokjes, welke vroeger bij het indrukken van het randschrift, door kleine holten van gelijken vorm in de letter- blokjes, met opzet aan de nog ongemunte plaat werden aangebragt, met oogmerk om bij het geven van den muntslag de plaat op evenwijdigen af stand te houden van de wanden van den munlring, en welke nokjes door de kracht van den muntslag en den weerstand, dien de muntring daarbij bood, weder inwaarts werden gedrongen. Deze "moeten" blijven meer of minder zigtbaar, naar male het muntstuk met minder of meer kracht ge munt werd. "Moeten" of indruksels van dien aard waren op sommige zil veren speciën van koning Lodewijk Napoleon, op de hier geslagen gouden en zilveren Napoleontische stukken en op de gouden en zilveren speciën van koning Willem I veelal zigbaar, ook op de 2%guldenstukken van koning Willem II. Zij zijn een eigenaardig en natuurlijk gevolg van de fabricatie, zoo als die toen plaats had. Op de thans gemunt wordende stukken wor den zijten gevolge eener voor eenige jaren ingevoerde wijziging in de fabricatie, niet meer aangetroffen. Het muntcollegiedat de drie uitgele verde rijksdaalders heelt onderzocht, heeft dan opk niet geaarzeld deze, aan welker gewigt ook niets bijzonders viel waar te nemente verklaren voor echt cn niet geschonden." Naar men verneemt bestaat er bij eenige studenten te Utrecht het voor nemen, zich naar buitcnlandsche akademiën te begeven, omdat, naar hunne meening, aan de Nederlandsche geneeskundige instellingen eene goede gele genheid tot voorbereiding voor het slaats-examen zou ontbreken. De confessionele vereeniging heeft eergisteren hare jaarlijkschc verga dering gehouden te Utrecht, onder voorzitting van prof. de Geer. Van eene goed onderrigtezijde kunnen wij, zegt het U. D., mededee- ien, dat op de predikantenverceniging, door de orthodoxen dezer dagen te Utrecht gehouden, de heer van Rhijn in zijn verdediging van de doodstraf, die ter sprake werd gebragt, geheel alleen stond. Alle sprekers vielen hem af en aan, zoodat men niets anders van de meerderheid der confessionele rigting kan verwachten, dan mede-instemming in het afschaffen van de doodstraf. M. de koning en Z. K. H. de prins van Oranje hebben zich gisteren middag ten 12 ure van Amsterdam naar de werken der kanaalmaatschappij bij Schellingwoude begeventen einde aldaar den gedenksteen der Zuidcr- zeesluis te leggen. Zij werden aldaar op eene plegtige wijze ontvangen en door de talrijke aanwezigen met geestdrift begroet. De heer S. W. Josephus i\a' ,I'res'rïent. der maatschappij, sprak den koning toe, die wel zoo wel willend was zijne sympathie in deze onderneming op treffende wijze te be tuigen. Hij bragt daarbij in herinnering, dat dit een werk was, hetwelk den "aam verdiende van een der meest grootsche ondernemingen van Europa «n dat daarbij de niet minder grootsche gedachte ten grondslag lag van de verbinding der hoofdstad met de Noordzee, van de vereeniging van Noord en Zuiderzee. De heer Jitta gaf verder eene korte schets van de moeite, die het. gekost had om deze onderneming in het leven te roepen en van de moeijelijkheden die daarna reeds waren overwonnen, en verzocht Z. M. den koning tot het gewigtig werk der steenlegging over te gaan. Vooraf echter werd de oorkonde door den secretaris, den heer P. 11. Bruin, gelezen, en daarna, behalve door Z. M. den koning, Z. K. H. den prins van Oranje, den directeur en de hoofdingenieurs der maatschappijook door de ministers van binnenl. zaken, financiën, marine, buitenl. zaken en justitie in duplo onderteekend. Een der exemplaren werd alsnu in een blikken koker ge daan, welke gesondeerd en daarop in den gedenksteen ingemetseld werd. Vervolgens heeft Z. M. de koning onder daverend gejuich den steen gelegd. De president heeft vervolgens den koning dank betuigd voor zijne herhaal delijk, ook thans weder gebleken krachtige ondersteuning van de doorgra ving van Holland op zijn smalst en de verbinding van Amsterdam met de Noordzee. De maatschappij was gelukkig door het voorregt haar thans ten deel gevallen, waarvoor ook voor de hoofdstad de band was hernieuwd en versterkt, die Nederland aan Oranje verbindt. Hij verzocht dan ook ver gunning om aan de nu ingewijde sluizen den naam van Oranjesluizen te mogen geventen einde daardoor ten eeuwigen dage de naam van Oranje aan dit werk zou blijven verbonden. Daarna bragt de geachte spreker den dank der maatschappij aan haren eere-voorzitter, Z. K. H. den prins van Oranje, die den moed had gehad zich openlijk voor de maatschappij te ver klaren, toen nog bijna ieder weifelde en twijielde, en in die moeitevolle dagen als haar eere-voorzitter optrad. Ook bragt hij hulde aan hetgeen vroegere ministers, de hh. Thorbecke, Geertsema, Heemskerk Az. en Schim- melpenninck, en de tegenwoordige ministers, de hh. Fock en van Bosse, ter bevordering der zaak hadden verrigt. Z. M. betuigde zijn genoegen •sver de hem bewezene welwillendheid. Het was hem goed hier voor deze grootsche zaak te midden van zijn dierbaar volk te zijn. Hij uitte dan ook den opregten wenschdat deze onderneming lot heil zou zijn voor het vaderland, voor de hoofdstad des rijks. De koning, de prins van Oranje en de officieren cn verdere genoodigden namen alsnu in de versierde tent aan een collation deel. Z. M. de koning heeft in regt hartelijke woorden her haaldelijk het woord gevoerd en een toast gedronken op het Nederlandsche volk en diens ondernemingsgeest, een erfdeel zijner voorvaderen, op Z. K. II. den prins van Oranje, op de Nederlandsche marine, die nog onlangs bij de kust van Guinea zich dapper gekweten en het bloed voor Nederland ten ofler gebragt hadop van Speyk en de nagedachtenis van 's konings door- luchtigcn vader Willem II. Z. K. H. de prins stelde een dronk in op den koning, die, evenals bovengemelde toasten, met geestdrift werd beantwoord en bovendien door een: leve de koning! werd begroet. Ook door vele andere der tegenwoordig zijnde gasten werden toasten ingesteld. Ten 4 ure ging men uiteen en keerde Z. M. met den kroonprins naar de hoofdstad terug. Later werd er in de Galerijzaal van het paleis een diner gehouden, waaraan dc commissaris des konings en de leden van den gemeenteraad deel namen. Des avonds bezocht de kon. familie het concert der maat schappij Felix Meritis. Zie verder hel Bijvoegsel). PARIJS, 30 April. De Figaro en de Gaulois dcelen mede dat een jong soldaat, een deserteur, komende van Londen, gisteren alhier is aangehou den; hij was in het bezit van een geladen revolver. De Figaro zegt ook dat hij compromitterende papieren hij zich had. Deze aanhouding heeft aanleiding gegeven lot de geruchten betreffende een aanslag op het leven des keizers. PARIJS, 29 April. Het gerucht ter beurze in omloop, dat eene poging tot het vermoorden van den keizer was gedaan, is van allen grond ontbloot. De heer Jules Favre heeft een brief geschreven, waarin hij verklaart tot het manifest der linkerzijde toe te treden. LONDEN, 29 April. De Engelsche gezant te Athene meldt dat 500 solda ten de vlugtende roovers vervolgen. Getrouwd: FREDERIC MAITLAND DAVIDSON en CLARA MARIA CORNELIA PRUYS VAN DER HOEVEN. Soerabaya 3 Maart 1870. Bevallen van een Koon P. J. SPRINGER OOSTVEEN. Leiden, 30 April 1870. Hartelijk dank aan allen voor de deelneming, ons betoond bij het over lijden van onzen jongsten lieveling LEONARD GERARD. J A. VAN DE LAAR Jr. LeydeN", 30 April 1870. II. G. VAN DE LAAR, van Moerkerken.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1870 | | pagina 1