LEID8CHE
COURANT.
N\ 26,
1870.
74
iisc
rad
la
e ii
DINGSDAG 1 FEBRUARIJ.
De Courant verschijnt dagelijks. Zon- en Feestdagen uitgezonderd. De prijs der Courant is per vierendeel jaars ƒ3.franco p.p. /3.50;
met het Verslag der Handelingen van den Gemeenteraad ƒ3.35, franco p. p. f 3.85. Het verslag afzonderlijk is verkrijgbaar voor 2.50
'sjaars, buiten de expediliekosten. Afzonderlijke Hommers der Courant zijn verkrijgbaar voor 5 Cents, franco p. p. 6 Cents.
De prijs der Advertenüt'n is van 1—4 regels 1.— iedere regel meer 25 cents.
313ÉH--5
STADS-BER1GTEN.
i.a
9.-
8.-
7M
6.-
==T De BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Leiden doen te weten, dat door
den Raad dier gemeente, in zijne vergadering van den 1 lden November 1869, is
"vastgesteld, en gewijzigd in de openbare vergadering van den 20stcn December 1869,
"~"het volgende
RAAUSBESLl'IT
regelende de heffing een er plaatselijke directe belasting te Leiden.
De Raad der gemeente Leiden,
Heeft besloten:
Art. 1. Te beginnen met 1 Jamtarij 1870 wordt in deze gemeente eene plaatse-
/-ilijke directe belasting gelieven tot een, telken jare bij de vaststelling der begrooting
-cjte bepalen, bedrag van hoogstens ƒ150,000, vermeerderd met vijf ten honderd voor
I kwade postenmet vergunning zoo uoodig hoogstens vijf ten honderd voor supple-
toire kohieren te mogen omslaan.
- Art. 2. In deze belasting worden aangeslagen in evenredigheid van hnn belast
baar inkomen:
a. do hoofden van huisgezinnen, en de meerderjarige afzonderlijk wonende
personen
4. de meerderjarige personen die bij anderen inwonen.
- Art. 3. Ter bepaling van het belastbaar inkomen wordt genomen de huurwaarde,
de waarde van het meubilairhet getal dienstboden en het getal paarden van
weelde.
Voor hen diebehalve het perceel dat zij geheel of gedeeltelijk bewonenin deze
gemeente nog een stal of een of meer andere perceelen of gedeelten van perceelen
als woning in gebruik hebbenwordt ter bepaling van het belastbaar inkomen
wat betreft den eersten en tweeden grondslag, genomen de gezamenlijke werkelijke
huurwaarde en de waarde van het in deze perceelen aanwezig meubilair.
Art. 4. De huurwaarde wordt door schattersvan wege het Gemeentebestuur aan
te stellenbepaald.
De kosten van deze schatting komen ten laste der gemeente.
Art. 5. Wie een gedeelte van zijn perceel aan anderen verhuurt of uitsluitend
bezigt ter uitoefening van zijn bedrijf, doet daarvan aangifte. Blijkt die aangifte
juist dan wordt, ook voor zooveel den hoofd bewoner betreft, bij het bepalen van
de huurwaarde alleen gelet op dat gedeelte van het perceel 't welk hem voor eigen
gebruik overblijft.
Als verhuurde kamers worden enkel aangemerkt die, welke op het oogenblik
dat de schatting plaats heeft, werkelijk verhuurd zijn; als vertrekken dienende tot
uitoefening van cenig bedrijf alleen die, welke uitsluitend daarvoor en niet op
eenigerlei wijze tevens tot woning strekken.
Gcene splitsing wordt toegelaten waar het geldt de verhuur van kamers aan per
sonen in dienst van den hoofdbewoner of hem bestaande in den eersten of tweedon
graad van bloed- of aanverwantschap.
Art. 6. Gestichten van liefdadigheid en inrigtingen van algemeen nut worden
als zoodanigniet beschouwd als bewoonde perceelen onverminderd de belasting-
schuldigbeid van de in die inrigtingen wonende doch niet verzorgde personen.
Art. 7. De waarde van het meubilair wordt
15
Huurw.
oten met
60
1 X die waarde
Van 301 toteumc^ 400 6' X die waarde
Vun/ 61
a
a
65
401
a 500 7
66
a
a
70
2
501
a
600 7*
71
a
a
75
2}
w 9 601
a
700 8
- 76
u
a
80
3
- 701
S
800 8j.
a a
81
a
a
90
3'-
801
a
900 9
a
91
a
a
100
4
901
a
1000 9*
a
101
a
a
125
1001
a
1100 10
a
126
a
a
150
5
>1101
a
1200 10J-
u
151
a
a
200
5J
'1201
liooger 11
a
201
a
a
300
6
6. of ten verzoeke van den belastingschuldige geschat. De kosten van deze schat
ting komen ten laste der gemeente.
Onder meubilair worden begrepen al de voorwerpen, bij art. 13 van de wet van
29 Maart 1833, Staatsbl. n°. 4, houdende belasting op het personeel, als belastbaar
aangewezen.
Art. 8. Ter bepaling van het vermoedelijk inkomen wordt de huurwaarde, ver
meerderd met vijf percent van de waarde van het meubilair, vermenigvuldigd als
volgt
tut
en
met
100
met
6.
Van 951 tot en met ƒ1000
met
7.8
Van
101
a
a
150
6.1
9
a 1001
a 1050
a
7.9
a
151
a
a
200
a
6.2
a
1051
a
1100
a
8.
a
9
201
a
a
250
a
6.3
a
1101
a
1150
a
8.2
a
9
251
a
a
300
a
6.4
a
1151
a
1200
a
8.4
a
9
301
a
a
350
a
6.5
a
1201
a
1250
a
8.6
a
9
351
a
400
a
6.6
a
- 1251
a
1300
a
8.8
a
9
401
a
a
450
a
6 7
a
1301
a
1350
a
9.
a
9
451
m
a
500
a
6.8
a
1351
a
1400
9.2
a
9
501
a
a
550
a
6.9
a
1401
a
1450
a
9.4
-
9
551
a
a
600
a
7.
a
- 1451
a
1500
a
9.6
a
9
601
a
a
6-50
a
7.1
a
1501
a
1550
a
9.8
a
9
651
a
a
700
a
7.2
a
1551
a
1600
a
10.
a
9
701
a
a
750
a
7.3
a
1601
a
1650
a
10.2
a
9
751
a
a
800
a
7.4
a
1651
a
1700
a
10.4
a
9
801
a
a
850
a
7.5
a
1701
a
1750
a
10.6
a
9
851
a
900
a
7.6
a
1751
a
1800
a
10.8
a
9
901
a
950
a
7.7
a
- 1801
hooger
a
II.
Van elke door bovenstaande vermenigvuldiging verkregen som wordt ter bepaling
van het belastbaar inkomen ƒ250 afgetrokken.
Gedeelten van een gulden komen bij de vermenigvuldiging niet in aanmerking.
Als het belastbaar inkomen nog geen 60,bedraagt, is geene belasting ver
schuldigd.
Art. 9.
o. voor
Het belastbaar inkomen in art. 8 aangewezen, wordt verhoogd:
eene inwonende dienstbode, met200
twee dienstboden met«500
drie tooo
vier 2000
en voor elke dienstbode meer 1000
voor eiken mannelijken dienstbode, dienonverminderd500
Voor dienstboden beneden den leeftijd van 18 jaren wordt het belastbaar in
komen niet verhoogd, terwijl bij houders van logementen, koflijhuizen en
gaarkeukens de verhooging voor elke dienstbode (mannelijke of vrouwelijke)
slechts ƒ40 bedraagt.
5. voor een paard van weelde f 600
twee paarden van weelde1200
drie isoo
vier 3000
ieder paard daarboven 1200
Als paarden van weelde worden aangemerkt alle, waarvan de rijks personeels be
lasting naar de eerste klasse betaald wordt.
7S£Art. 10. Voor felk eigen of aangehuwd kind of inwonend kleinkind van den
"belastingschuldige, beneden den leeftijd van 18 jaren, wordt de belasting met twee
ten honderd verminderd.
Inwonende kinderen boven den leeftijd van 18 jaren, die wegens voortdurende
ligehaams- of zielsgebreken niet in hun onderhoud kunnen voorzienworden met
kinderen beneden den leeftijd van 18 jaren gelijk gesteld.
Art. 11. Vermeerdering of vermindering gedurende den loop v»n het belasting
jaar in de grondslagen dezer belasting of in het getal leden des gezinsbrengt geene
verandering te weeg in den aanslag.
Art. 12. Van het belastingschuldig cijfer wordt in verband met ari. I een even
redig percent geheven.
Art. 13. Heeft de belastingschuldige bezwaar om schatters in zijne woning toe
te laten, dan zal voor den aanslag als maatstaf genomen worden de rijks personcele
huurwaarde van het vorige jaarvermeerderd met een tweede gedeelte.
De kamerhuur zal in dat geval gelijk worden gesteld met de rijks personeel®
huurwaarde van het geheele perceel.
Art. 14. Het dienstjaar loopt van 1 Januarij tot en met 31 December van
elk jaar.
Art. 15. Voor het geheele jaar worden aangeslagen alle belastingschuldigen die
op I Januarij in de gemeente verblijf honden. Zij, die in den loop des jaars zich
binnen de gemeente vestigen, worden naar tijdsgelang aangeslagen, een en ander
overeenkomstig art. 245 der wet van 29 Junij 1851 (Staatblad nc. 85) en art. 6
der wet van 7 Julij 1865 (Staatsblad n°. 79).
Gedaan te Leiden, ter openbare raadsvergadering van den 11 den
November 1869, en gewijzigd in de openbare vergadering van den
20stcn December daaraanvolgende.
De Burgemeester, v. t>. BRANDELER.
De Secretaris, v, PUTTKAMMER.
Zijnde do heffing dezer belasting goedgekeurd bij Koninklijk besluit van den
Ildcn Januarij 1870, n°. 4, waarbij tevens is aangehaald de verordening regelende
de invordering dier belasting, van 11 November/20 December 1869 (Gemeenteblad
n°. 2).
En is hiervan afkondiging geschied waar het behoort, den 29sten
Januarij 1870.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
v. d. BRANDELER, Burgemeester,
v. PUTTKAMMER, Secretaris.
De BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Leiden doen te weten, dat door
den Raad dier gemeente, in zijne vergadering van den llden November 1869, is
vastgesteld, en gewijzigd in de openbare vergadering van den 2osten December
1869 de volgende
VËKOKDEKING
regelende de invordering der plaatselijke directe belasting te Leiden.
Art. 1. Aan ieder belastingschuldige, die op 1 Januarij in de gemeente zijn
hoofdverblijf heeft of aldaur op dat tijdstip verblijf houdt, wordt door Burgemeester
eu Wethouders in de eerste helft van Januarij een beschrijvingsbillet gezonden.
Dit billet bevat eene beknopte opgave van de voornaamste bepalingenomtrent
de heffing en invordering der belasting en de noodige vragendoor beantwoording
waarvan de vereisehte aangifte wordt bewerkstelligd.
Art. 2. De belastingschuldigen zijn verpligt die vragen behoorlijk bepaald en
zonder voorbehoud te beantwoorden, en die beantwoording door hunne handteeke-
ning te bekrachtigen.
Voor hen die niet kunnen schrijven zal de ambtenaar, belast met de ophaling
der beschrijvings-billettendes gevraagd, de invulling namens hen verrigten en na
voorafgaande voorlezingin tegenwoordigheid van een derden persoonmet en be
nevens dezen het billet onderteekenen.
Het billet wordt 8 dagen na de bezorging teruggehaald.
Art. 3. Die zoodanig billet niet heeft ontvangen of bij wien het niet is afge
haaldzal voor of op den 31sten Januarij de gevorderdo aangifte doen ter ge
meente-secretarie.