bijïtkm. .\r>s(:mrm:ui(; ik.v Z. 11. heelt goedgevonden op pensioen le stellen den luit. ter 2ee 2hl. J- L. Inckel, wegens ongeschiktheid voor de militaire dienst, ter zake van in en door de dienst ontstane ligchaamsgebrekenonder toekenning van een jaarlijksch pensioen van ƒ700, en te bevorderen tot luit. ter zee 2de kl. de adelborsten 1»'« kl. jhr. J. C. F. Westpalm van Hoorn en B. de Groot. De hooge raad heeft heden vernietigd het arrest van het hof in Zuid holland, waarbij de heer J. A. de la Vieter. drukker van het Dagblad van Zuidholland en 's Gravenhageis veroordeeld ter zake van het als drukker van een geschrift, waarvan de schrijver niet bekend of aangewezen isin een gedrukt en verspreid geschrift aan iemand toevoegen van belecdigende uitdrukkingen houdende tc laste legging eeuer aangeduide ondeugd. De heer de la Vieter is van alle regtsvervolging ontslagen, de kosten te dragen door den staat. Voor de arrond.-rcglbank, correctionele kamer, stond gisteren tc regt de persoon van Hendrik Willem Walther. beklaagd van op den I7d"' No vember 1869ter gelegenheid der onthulling van het nationaal monument in het Willemspark tc 'sGravenhage, als schutter in dienst zijnde, den I"I,D luit. bij de 5d' comp. van het 1»'« balaillon jhr. in'. A. van der Goes, toen deze het geweer van een anderen schutter vastgreep, ten einde onge lukken te voorkomen, dien officier, welke destijds zich bevond aan het hoofd van een pelelon der dienstdoende schutterij, in dreigende houding met de punt van de sabel op de borst gerigt, te hebben toegevoegd de woorden: "Verdomme, laat los!" Nadat zes getuigen waren gehoord, vatte de substituut-officier van justitie, jhr. nr. B. G. de Jonge, het woord op. Hij begon met zijn leedwezen te betuigendat het schoone feest was ontsierd geworden door het gedrag van sommige leden der schutterij, een ligchaani. dat juist door zijnen aard bij de wet geroepen is de orde en rust le bewaren, en welke perso nen desniettemin dien dag op zoo bedroevende wijs zich onbehoorlijk gedragen hebben. Komende op het gebeurde speciaal met dezen be klaagde, herrinnerdc hij, dat de schuttersraad ten zijnen aanzien had ge oordeeld dat door hem niet bloot was gepleegd overtreding van de schut- terlijke discipline, en hem dienvolgens heeft verwezen naar den burgerlijken regtcr. als zoude door den beklaagde overtreden zijn art. 209, in verband met art. 212 van liet wetboek van strafregt. en alzoo gepleegd zijn straf bare rebellie. De vraag nuof de schuttersraad de zaak aan zich had moe ten houden, meende de spreker ontkennend te moeten beantwoorden. Hij geloofde dus, dat de schuttersraad zeer juist besliste; en hij staafde dit zijn gevoelen nader door te wijzen op de bepalingen der wet van 1827 op de schutterij, inzonderheid op art. 60, 2' al. dier wet. De eerste alinea kon hier buiten aanmerking blijven, als ziende op rebellie in geval van oproer, doch de 2' al. achtte de subst.-officier hier toepasselijk, als bepalende, dat in deze gevallen, gelijk mede in alle andere, waar de vergrijpen tegen de ondergeschiktheid mogten gepaard gaan met verzwarende omstandigheden, welke bij het wetboek van stralregt onder de misdaden of misdrijven wor den gerangschikt, de schuldigen aan den burgerlijken regtcr zullen worden overgeleverd. De juistheid dier verwijzing alzoo vaststaande, zooals hij' nader door beroep op cene beslissing van het hoog militair geregtshof staafde, meende dan ook de spreker dat de schutterlijke dienst geen brevet mogt zijn om allerhande stralbare handelingen te plegen. In de tweede plaats meende de subst.-officier, dat het feit voldoende was bewezen door de verklaringen der getuigenterwijl hij in de derde plaats door die feiten de qualificatiezooals zij hierboven is vermeld, voldoende geregtvaardigd achtte. Hij requireerde op grond van een en ander tot schuldigverklaring aan het te laste gelegde feit en veroordeeling te dier zake tot eene gevan genisstraf van zes dagen en in de kosten. De heer mr. G. Belinfanle, als verdediger van den beklaagde optredende, wees al dadelijk alle denkbeeld af. als zou ook hij niet betreurendat de schoone dag van 17 November was ontsierd door het gedrag van een deel der schutterij. Ook hij verdediger moest diep betreuren de feiten van ver zet en insubordinatie door sommige leden dier schutterij gepleegdook door hen, die niet teregt stonden. Maar toch meende hij, dat die overwegingen niet moesten terughouden om, met het oog op dezen beklaagde, billijk en regtvaardig tc zijn. Wanneer al de klager meende, dat deze zaak vooral daarom streng moest w orden vervolgdten einde het zoo noodige prestige van de officieren bij de minderen op te houden, dat bij de schutterij al zoo verminderd is, meende de verdediger echter, dat het ophouden van dat prestige iiiet de taak is van den regtermaar deze alleen heeft te onderzoe ken wat gebleken is en daaraan de wet te toetsen. Na eene korte ont wikkeling van dat punt deed de pleiter vervolgens uitkomen, dat 1". z. i. hel leit niet naar eisch van regten was bewezen. Immers er bleek uit de verhooren van de 6 getuigen niet anders, dan dat één hnnner den beklaagde herkent als dengene, die de meermalen aangehaalde woorden, onder de daarbij vermelde omstandigheden, zou hebben geuit, nadat de heer van der Goes het noodig had geoordeeld aan een ander schutter het geweer uit de band le rukken, omdat die schutter in zoodanigen toestand van beschon kenheid verkeerde, en dat. geweer op zoodanige wijze hield, dat hjj niet voor den vijandmaar voor den ingezetenen gevaarlijk was. De andere ge tuige die iets bezwarends voor den beklaagde zou hebben moeten aanvoe ren. kon niet anders verklaren, dan dat hij gezien had, dat beklaagde op last van een ander officier ontwapend was. Maar de ongelegenheid zelve, waarin de beklaagde tc voren met den luit. van der Goes zou zijn gewik keld geweest, was door geen der verdere getuigen kunnen verklaard worden. Zells de klager kon hem bekl. niet bepaald herkennen. En nu wees pleiter vooral op de omstandigheid, dat zoovelen dien dag in een abnormalen toe» sjaanl verkeerden, dat alle onderscheiding en herkenning hoogst moeijelijk was. lil de tweede plaats komeude tot de qualification beriep hjj zich op de onduidelijkheid der bepaling van de 2d' zinsnede van art. 60 der schutterij- wet, waar die alinea spreekt van "verzwarende omstandigheden, welke bij liet Welhoek van Strafregt ouder de misdaden of misdrijven worden gerang- schikt." Hij achtte zoodanigen casus een casus non dabilis. Maar zonder op dat punt verder aan tc dringen, stelde hij toch de vraag, of wel een 4® D officier bij de schutterij kan genoemd worden een commandant de la force sersl puhlique. Hij moest evenwel erkennen, dat er veel voor te zeggen was, noei maar ook tegen, al ware het, dat in het vervolg dezelfde toepassing alsnu ook zou kunnen gelden op de officieren der scherpschutters-corpsenof ihaa welke soortgelijke burger-wapenvereenigingen later ook mogten gevormd >efei worden. Toch moest, meende hijblijven vaststaan dal onder de bestaande tersi wetgeving een officier bij de schutterij geen militair is, maar een civiel «eid ambtenaar. In de derde plaats besprekende de gebezigde woordenmeende [ere hij, dat, zoo ze al niet beleefd, ja zelfs hoogst onvoegzaam waren, zij ech- 'an ter niet droegen het belcedigend karakter, bij de wet gevorderd. Zij waren vie zeer kort en apodictisch, maar bevatten geene eigenlijke bedreiging. Maar tan ook aangenomendat de feiten bewezen warenkon de pleiter niet aanne- deel men, dat deze zaak zoo streng zou moeten worden behandeld als zij door 'eidi den klager is opgezet; ja vertrouwde hij zelfs, dat die klager, zelf advocaatlen stond hij op dit oogenblik in de plaats des verdedigers, hier op verzachtende lat omstandigheden de aandaeht van den regter zou vestigen. De spreker beriep lire zich eindelijk op de algemeene opgewektheid en geestdriftwaarvan de dag van tone I" November aan ingezeten en vreemdeling in dé hofstad het schouwspel iiij -had gegeven, om le kunnen billijken den meer dan gewonen toestand, le v waarin menigeen verkeerde. En dan deed hij vooral gelden, dat de beklaagde, dien ochtend reeds vroeg in de weer. om ten gerieve zijner buren, die er |n op hadden aangedrongen hunne woningen te decoreren, ongevraagd telkens tale een borrel tot belooning had gekregen en daardoor welligt gedaan heeft fler handelingen, waarvan hij zich in de roes der brooddronkenheid geen reken- seqi schap meer kon geven. De pleiter slaafde overigens 'smans te voren ge- bedi toond goed gedrag en onbesproken levenswandel door overgelegde certificaten, in- llij vertrouwde dat eene veroordeeling van dezen gunstig bekenden beklaagde ziel niet de vage vlek zou zijn, welke op de Noveinber-feestviering bleef kleven, mui De uitspraak werd daarop bepaald op Dingsdag aanst. u Voor het prov. geregtshof werd heden behandeld het hooger beroep ceei van een vonnis der regtbank tc Leiden, waarbij zekere G. II., schippers- ziji knecht van beroep, tot een jaar eenzame opsluiting is veroordeeld wegens hei diefstal in dienstbaarheid. Hij had zich namelijk op 17 November jl. mees- tan ter gemaakt van cene som van 9 1 in papier en specie uit het vaartuig Liv van zijn meester, bij wien I ij tegen betaling in dienst was, welk geld zijn bre meester van anderen onder zich had en aan derden ler hand moest stellenwei terwijl bekl. in een herberg de daar aanwezigen onthaald en vervolgens Hel met andereu naar den Haag gereden is en ook daar weder verteringen ge- zijr maakt heeft, zoodat hij bij zijne aanhouding nog ruim ƒ10 overhad. Ileeds der vroeger w erd dezelfde persoon wegens diefstal van een horlogie tot een half hvi jaar en wegens opligting lot twee maanden cellulaire gevangenisstraf ver- Zw oordeeld. Het openh. min. requireerde tot bevestiging van het vonnis met Het uitzondering der qualificatie, daar die zou moeten luiden: diefstal in dienst- drt baarheid jegens zijnen meester. f)c uitspraak zal heden over acht dagen bei plaats hebben. ma ENGELAND. ni( LONDEN. 24 Jauuarij. Fri Te Soulhwark dongen twee personen) van liberale denkwijze benevens een conservatief en een handwerksman naar de verkiezing lot lid van het ,c? parlement. De liberale partij had in dat distriet vroeger de meerderheid, l0< maar zou die verliezen door verdecling barer stemmen tusschen twee can- sla didateuer is alzoo aan scheidsregters opgedragen te onderzoekenwie van 'ia die twee de meeste kans en aanspraak op de verkiezing had; zij deden uit- Sa spraak ten gunste vau den lieer NVaterlowdaarop heeft de anderede heer w< Lycett, van de candidatuur afgezien. Het gedrag van den heer Lycett 8e wordt door liberale dagbladen met lof en erkentelijkheid vermeld, v'< Te Thornelifïe nabij Sheffield hebben leden eeuer arbeidersvereniging <'e cene nieuwe proeve van de dwingelandij dier genootschappen gegeven. Zij hebben er verleden Vrijdag ochtend hunne makkers, die uil de vereniging °P waren getredenomdat zij anders door liet bestuur der steenkolenmijnen 'lc weggezonden zouden zijn, in hun verblijf overrompeld, hunne have vernield, ne hunne woning gesloopt, daarin brand gesticht en ain vrouwen en kinderen wonden tocgcbragl. De aanvallende schare bestond uit verscheiden bonder- w' den arbeiders; de aangevallen arbeidslieden waren 30 in getal, en hadden eene ontoereikende policicmagt tot hunne bescherming. b' 1 Als een bewijs, hoever thans in Ierland het stelsel van angstaanjagen ,s gaat, wordt medegedeeld, dat onlangs iemand, die aan een zijner pachters t de huur wilde opzeggen, aan de regtbank, voor welke hij zijne zaak heeft m gebragt, gevraagd heeft, dat een afschrift der dagvaarding over de post di aan den pachter zou worden overgemaakten dat die dagvaarding in de li< plaatselijke dagbladen openbaar gemaakt zou wordendaar er geen deur- o) waarder te vinden wasdie het exploit wilde heteekenen ofschoon daarvoor di eene grootc belooning was uitgeloofd. vi Volgens den Cork Examiner is de heer Maguire onlangs in het Vati- t( caan ter audiëntie geweest en heeft de Paus hem hij die gelegenheid zijne gl vreugde le kennen gegeven over het eerlijke streven van Engeland naar t< een verstandig en edelmoedig handelen ten aanzien van Ierland. De Pans w gaf tevens de hoop te kennen dat de verwachte Iersche landbill bevorder lijk mogt zijn aan de rust en goede gezindheid bij de Iersche bevolking. vi FRANKRIJK. n PARIJS, 24 Januarij. n lie Constitaiionnel zegt dat de ministers Zaturdag morgen aan het t< ministerie van justitie vergaderd zijn geweest om le overwegen welk ge- v volg tr te geven zou zijn aan de interpellatie van den heer Steenackers o ntrent de wijze van uitvoering der doodstraf. Naar verzekerd wordt zijn de ministers van oordeel dat de voltrekking der doodstraf voortaan binnen

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1870 | | pagina 2