liUITiuNL A N DSC H E BEUIGTËN.
PEP. TELEGRAAF.
leverde den spreker de gelegenheid tot de meest afwisselende schetsen en
tafereclen.
ESGELAÏB.
LONDEN3 Januarij.
De inkomsten des rijks hebben gedurende het geëindigde jaar bedra
gen 70,715,374 legen 71,860,677 in het jaar 1868; hetgeen dus eene
vermindering der inkomsten met 1,145,303 aanwijst.
Omtrent den reeds vermelden moordaanslag op twee policie-beambten
in Ierland, meldt men het volgende: Op twee policie-agentendie te As-
keaton, een dorp van het graalschap Limerick, langs de straat patrouil
leerden, is verleden Donderdag nacht van de overzijde der straat geschoten.
De een van hen werd getroffen met vier hagelkorrels, waarvan eene de
longen doorboorde; de ander werd in den linkerarm gewond. Het voor
dien aanslag gebruikte wapen was denkelijk eene donderbus. Terstond
daarna werden er nog eenige schoten gelost ten einde degenen, die de daders
vervolgen wilden, af te schrikken. De daders ontsnapten zonder eenig
spoor achter te laten; gevangennemingen zijn er nog niet geschied. Er was
in Askeaton eenige dagen geleden een fcniansclie optogt gehoudenten blijke
van blijdschap over de verkiezing van den ingekerkerden fenian O'Donovan
Rossa tot lid van het Britsche parlement; en daarbij was ook dekreet: leve
de lersche republiek! gehoord. Vier en twinti» personen werden deswege
door de politie vervolgdde hierdoor veroorzaakte misnoegdheid wordt voor
de reden van den nieuwen moordaanslag gehouden. De politieagent, wiens
long is gewond, leeft nog; doch de wonde wordt doodelijk geacht.
FRANKRIJK.
PARIJS, 3 Januarij.
De ministeriële crisis heeft thans een einde genomende heer Ollivier
is er in geslaagd de noodigc mannen te vinden, en hij is gelukkiger ge
slaagd dan men met reden had kunnen vermoeden. Het officiële blad bevat
het keiz. besluit, waarbij het nieuwe ministerie benoemd is. Het bestaat
uit de heeren Ollivier voor justitieDarn voor buitenlandsche zakenChe-
vandier voor binnenlandschc zakenRullet voor financiënLebouf voor
oorlog, Rigault de Genouilly voor marine, Segris voor ouderwijs. Talhouet
voor openbare werken, Louvet voor koophandel, Vaillant voor het huis des
keizers, Richard voor schoone kunsten. Het bestuur der schoone kunsten
is bij het besluit afgescheiden van het ministerie voor het huis des keizers.
De heer Pariau is tot president van den staatsraad, en de heeren S'. Paul
en Duvergier zijn tot lid van den senaat benoemd.
Volgens het Journ. des Déb. hebben de leden van het regter centrum,
die in het ministerie zouden tredenden heer Ollivier verzocht nieuwe po
gingen te doen bij bet linker centrumwelks bondgenootschap zij te regt
volstrekt onmisbaar achtten. Deze stap schijnt geslaagd te zijn; immers
toen de leden van die gewigtige groep der kamer, tot welke men zich
wendde, verklaarden aan den hun kenbaar gemaakten wenscli niet te kun
nen voldoen, ten zij aan vier mannen, de heeren Ségris, de Talhouet, Rullet
en llaru, gezamenlijk zitting in het kabinet wierd gegeven, heeft de heer
Ollivier verklaard dat beding aan te nemen. Ruitendien wenschte de heer
Daru vooraf een onderhoud met den keizer te hebben om zich te verklaren
omtrent zekere verwijlen, hem en velen van zijne politieke vrienden tijdens
de jongste verkiezingen door het bestuur gedaan. De keizer deed antwoor
den dal hij de door den heer Ollivier voor te dragen ministers zou aanne
men, zonder hunne goede trouw en eerlijke bedoelingen in twijfel te trek
ken. Met dit antwoord nam de-lieer üaru genoegen, en verklaarde zich
bereid met de heeren Buffet, de Talhouet en Segris in het bewind te
treden.
De dagbladen bevatten bet volgende berigt uit Rome van 31 Decem
ber: Gisteren heeft het concilie in comilë-generaal de discussie over de
wijsgeerige dwaalbegrippen hervat en de voortzetting daarvan op 3 Januarij
gesteld. Denkelijk zullen de beraadslagingen op 6 Januarij nog niet zoo
ver gevorderd zijndat er dien dag eene openbare zitting gehouden kan
worden. Er wordt nog eene poging gedaan om het spreken en het ver
staan in de tegenwoordige vergaderzaal gemakkelijker te maken.
Na de uitspraak van het geregtshof in de zaak van Troppuiann heeft
men den veroordeelde, naar gewoonte, het ijzeren dwangbuis doen aantrek
ken, hetgeen, volgens de Gaz. des Trih., een zeer pijnlijken indruk moet
hebben gemaakt. Den volgenden ochtend heeft hij een bezoek van zijnen
advocaat, den heer Lachaud, ontvangen. Ilij heeft dezen zijnen dank be-
Uiigd voor de pogingen, door hem aangewend om zijn hoofd te redden, en
is er op het advies van dien geregtelijken raadsmantoe overgegaan om
zich tégen zijn vonnis in cassatie te voorzien, ofschoon, hij zeide te
verlangen, dat, indien men er niet toe te bewegen was om zijne mede-
pligligen op te sporen, er spoedig een einde aan alles mogt komen. Om
hem tot liet teekenen van het verzoek om gratie in staat te stellen, heeft
men het dwangbuis moeten ontgespenover lictw elk bijbij de komst van
den heer Lachaudeen ander gewaad had aangetrokkenten einde- zich
niet in bet ijzeren kamizool aan zijnen verdediger te verloonen. Na het
vertrek van den advocaat, die hem o. a. te kennen heeft gegeven, dat bij
tot zijne bevelen was, zoodra hij nog iels mede te deelen of te vragen
had, is Troppmann uil de conciergerie naar de gevangenis la Roquelte, de
verblijfplaats der veroordeelden, overgebragt.
PRÏISSEN.
HERLIJN. 3 Januarij.
Rij gelegenheid van den Nieuwjaarsdag hebben de alhier aanwezige ge
neraals hunne opwachting hij den koning gemaakt. De grijze veldmaarschalk
von Wrange! hield eene aanspraakwaarin bij de vreugde en trotschheid
van het Pruisische leger betuigde over de verleening van liet grootkruis der
Russische Georgsorde aan den koning. Z. M. antwoordde; Ik dank u voor
de namens de hier aanwezigen uitgedrukte gevoelens. Daar gij gewag maakt
van de onderscheiding, welke mij van wege Z. M. den keizer van Rusland
ten deel is gevallenzoo moet ik hier verklarendat ik die onderscheiding
en de woorden, welke de keizer daarbij heeft gevoegd, alleen aan u, mijne
heerente danken hebzoowel aan degenen die hel leger tot de overwin
ning geleidals aan hen welke hetzelve gedurende lange jaren voor zulke
verheven feiten gevormd en voorbereid hebben.
OOSTENRIJK.
Eene deputatie, bestaande uit het domkapittel en uit de geheele gees
telijkheid der diocees Linzis naar Weenen vertrokken om den keizer een
adres te overhandigen, waarbij verzocht wordt den bisschop van Linz zijn
vroeger inkomen, bestaande uit 12000 gewoon salaris met de inkomsten
van onderscheidene kroongoederente laten behouden. Men verwacht een
weigerend antwoord.
PARIJS, 3 Januarij. De dagbladen zijn ingenomen met het nieuwe kabi
net welks zamensteUing een uitvloeisel is van de overeenstemming tusschen
het regter- en hel linker-centrum.
WEENEN, 3 Januarij. De aartshertog Albrecht is heden naar bet zuiden
van Frankrijk vertrokken.
Op nieuw is het gerucht verspreid, dal de keizer weldra naar Rome zal
vertrekken, Doch van olficiense zijde wordt dit gerucht ten stelligste tegen
gesproken.
PARIJS, 4 Januarij. De nieuwe ministers zijn gisteren, na hunne eeds
aflegging aan de keizerin voorgesteld gewordenen deze zeide hundat
zij gewenscht had van deze gelegenheid gebruik te maken, om hun de ver
zekering te geven dat de ministers, aan wie de keizer zijn vertrouwen ge
schonken badaltoos bij baar bet beste onthaal zouden vinden.
MADRID, 3 Januarij. De hertog van Montpensier moest lieden hier ko
men maar de Impartial gelooft dat de prins op raad zijner vrienden zijne
reis uitgesteld heeft.
MADRID, 3 Januarij. Ten gevolge van de onvoorwaardelijke afwijzing
van de caudidatuur van den hertog van Genua heeft het ministerie zijn ont
slag ingediend. Eergisteren werden te Barcelona door eene volksmenigte
vijandige demonstration gedaan tegen den heer Zorilla; men hief den kreet
aanleve de federale republiek. De troepen werden geconsigneerd.
LISSABON, 3 Januarij. De opening der kamer heeft heden plaats gehad.
De troonrede bevat niets van overwegend belang. Het begrootings-evenwigt
werd toegezegd. De buitenlandsche betrekkingen waren goed. Allerwege
heerschl er rust.
Rede na de overdracht van het beheer van het Gereformeerd
Minnehfis te Leiden aan IIII. Burgemeester en Wethou
ders dier Gemeente, krachtens Raadsbesluit van 16 Decem
ber 1869, door oud-Regenten van dat Gesticht op den
3den Januari 1870, uitgesproken door den laatsten Stede
lijken President-Regent Mr. L. D. Suringar.
Mijne Heeren
Op den 26lc" van Zomermaand 1827 werd de eerste steen gelegd van het
Gebouw, waar wij ons thans bevinden.
Ruim twee en veertig jaar zijn verloopen en het Geslicht staat er nog:
Tot huisvesting en verzorging van ouden en zwaar bezochte Huiszitten-
en Diaconie- Armen.
Nadat iu 1426 aan Besfluirderen van het Huiszittenhuiszoo door de
regeering dezer stad, als door Philips van Bourgondie, de vrijheid verleend
was tot het aankoopen van huizen en erven, zooveel als zij nuttig en dien
stig zouden oordcelen ten behoeve van de aan hunne zorg toevertrouwde
Armen, werden in 1583 Huiszittenmeestcrcn met Diakenen vereenigd en
kwamen alzoo de goederenwaarmede het Huiszittenhuis reeds toen rijkelijk
begiftigd was, benevens de Collecten in de Kerken aan dat vereenigd Bestuur.
Sedert i7.fi, toen bet bestuur der inkomsten en goederen van dit ver
eenigd College nader geregeld was, werd als wet aangenomen, om de ouden
cn zwaar bezochten huisvesting te bezorgen. Deze werden dan als ter
Minne met ter woon bij deze en gene in besteed, door de Vergadering
daartoe gekozen.
De toenemende armoede in Leiden, vooral door het gedurig verminderde
vertier der fabrieken en tafrieken, weleer de goudmijn voor Leiden's inge
zetenen deed het getal dezer te Minne besteeden aanmerkelijk vermeerderen,
zoodat het eindelijk ondoenlijk werd deze mensehen alle op die wijze inbe-
stecd te krijgen.
Men vond toen aanleiding iemand uit te noodigenof mogelijk heeft hij
zich zelf daartoe aangeboden, om deze ouden gezamenlijk in één Huis op
te nemen en te verzorgen. Van daar is de naam ontstaan van Minnehuis.
Wanneer die maatregel begonnen is, gelukte mij niet op-te spo'ren, maar
genoegdat hij niet heeft opgeleverd dat resultaat dat men er zich mede
had voorgesteld, daar de gedachte daaraan nog menig verarmde cn oude
van dagen zelfs aan de uitdrukking /'Minnehuis" nog thans met verachtin"
vervult, gelijk wij Jongeren in onze diaconale loopbaan meermalen heb
ben ondervonden.
In 1123 zijn door M™ Regenten van het Huiszittenhuis, nog steeds ver
eenigd met Diakenen, pogingen aangewend om dat Minnehuis van den
toenmaligen eigenaar te koopen.
In overleg met de Stedelijke Rcgeeriiig is die koop gesloten, een nieuw
reglement gemaakt cn door de achtbare regeering gesanctioneerd, met aan
stelling eencr afzonderlijke en blijvende Commissie over de administratie,
gekozen uit het College van Regenten van het Huiszittenhuis.