priesters des Ueeren met den opperherder zijner kudde, waaruit eene wou- derenswaardige magt voor zijne kerk ontstaat, meer dringend vereischt werd dan wel nu! Deze eensgezindheid bestaat, door eene bijzondere gave van de Godueljjke Voorzienigheid en uwe uitmuntende deugd, voortdurend, zoodat het een heerlijk schouwspel is, en wij vertrouwen dat het aldus meer en meer zal zijn voor de wereldde engelen en de menschen. «Welaan dan, EE. Br. versterkt u in den Heer; en in den naaaï da- Allerheiligste Drieëenheid. geheiligd in de waarheid, bekleed met de wape nen des lichts, leeraart met ons aan het door zoovele onspoeden geslingerde menschdom den weg, de waarheid en het leven waarnaar het moet verlan gen; vereenigt uwe pogingen met de onze, opdat de vrede worde terugge geven aan de staten, de wet aan de losbandigen, de rust aan de kloosters, de orde aan de kerk de tucht aan de geestelijkheid, en de volkeren Gode behagelijk mogen worden. God is hier in zijne heilige woonstede, Mij is tegenwoordig bij onze raadsvergaderingen en handelingenHij zelf heeft u tot dienaren en helpers in een zoo uitstekend werk zijner barmhartigheid uitgelezen. En wij moeten dus derwijze aan dezen arbeid deelnemen, dat aan Hem alleen gedurende geheel dezen tijd onze zielen, onze harten en onze krachten toegewijd zijn. "Maar onzer zwakheid bewust, onze krachten wantrouwende, verhellen wjj met bemoediging onze gebeden tot U, o goddelijke Geest, tot U, bron van waar licht en goddelijke wijsheid. Stort gij in onze zielen het licht uwer goddelijke genade, opdat wij mogen zien dingen, die regtvaardig, heilzaam en van het hoogste nut zijn; bestier, ontvonk en rigt de harten, opdat de handelingen van dit concilie op de regte wijze aangevangenge lukkig voortgezet en heilzaam voltrokken worden! "Eu gijo Moeder der liefdedes verstands en der heilige hoopkoningin en schutsvrouwe der kerk, neem ons, onze beraadslagingen, onze werk zaamheden in uwe moederlijke voogdij en bescherming en maak, door uwe voorbede bij God, dat wij steeds één van geest en van hart mogen blijven. "En steunt, onze smcekingen, gij, engelen en aartsengelen, gij, \orst der apostelen, H. Petrus, en gij, zijn mede-apostel Paulus, leeraar der volken en prediker der waarheid over het wereldrond, en gij, alle heiligen des he mels, en vooral gij, wier gebeenten hier door ons vereerd worden, bewerkt door uwe magtige gebedendat wij allengetrouw onze bediening vervul lende, in het midden van 's lleeren tempel de goedertierenheid deelachtig worden van Ilem, aan wien eere en glorie zijn in de eeuwen der eeuwen!" 'sGRAVENHAGE. 15 December. Aan den heer A. Bouwens van der Boyen is eervol ontslag verleend uit zijne betrekking van hoofd-commies bij het dep. van financiën. Tot hoogleeraar in de medische faculteit der hoogeschool te Groningen is benoemd de heer dr. D. Iluizinga, adsislent bij het physiologische labora torium dier hoogeschool. Tot commies der posterijen 2lle kl. zijn benoemd de hli. M. G. Engel hart en T. F. W. van V'eerenthans commiesen 3de kl. Tot ontvanger der registratie enz. zijn benoemd: te Oldeberkoop, de heer II. van Goudoever, thans te Texel; te Lochem de heer L. Beijerinck, thans te Ommen; te Ommen, de heer E. Groeneveld de Cock, thans te Kortgene; te Texel, de heer J. A. Wichers, thans surnumerair; teKortgene, de heer J. van der Laanthans surnumerair. Z. M. heeft goedgevonden: den vice-admiraal J. Boelen, op zijn ver zoek. eervol te ontslaan uit zijne betrekking van lid van het hoog militair geregtshof, onder dankbetuiging voor zijne vele, goede en langdurige dien sten, en hem, ter zake van langdurige dienst, op pensioen te stellen; den kapitein ter zee J. E. de Man, te bevorderen tot sehout-bij-nacht, en onder eervolle afvoering uit het corps zee-ofiicieren te benoemen tot lid van liet hoog militair geregtshof; de kapitein-luitenants ter zee A. L. Palm. F. J. Abresch en 11. Schokker, ter zake van langdurige dienst op pensioen te stellen; den adjunct-administrateur A. M. Montyn, dienende bij de zeemagt in O. I., op zijn verzoek, eervol uit de zeedienst te ontslaan; en de hh. A. W. J. Deije en B. Loechener te benoemen tot officier van gezondheid 3dc kl. bij het personeel van de geneeskundige dienst der landmagl in Ned.-Indië. De minister van binnenl. zaken zal Zaturdag aanst. geen gehoor ver- ieenen. In de zitting van de tweede kamer van gisterenbij de behandeling van de afd. onderwijs van hoofdsl. V. der staatsbegrooting, heeft de heer Jonckbloet zich ten taak gesteld de bedenkingendoor verschillende leden tegen de tegenwoordige wet op het lager onderwijs ingebragt, te beant woorden en te wederleggen. Het waren, volgens dien spreker, dezelfde aanmerkingen met dezelfde argumenten gestaafd als vroeger, waar tegen- over ook staan dezelfde tegenbeschou vingen met de eveneens bekende argu menten. Een langdurig debat zou dus tijdverspilling zijn. De voorstanders der wet van 1857, zeide spreker, zouden zijn in strijd met de grondwet. Dat wordt met zooveel aplomb gezegd, dat min kundigen het zouden ge- looven. Maar ik heb reeds vroeger de authentieke verklaring van het grondwet-artikel medegedeeld, b. v. uit de memorie van toelichting over de grondwels-herzieningwaaruit duidelijk blijkt dat men niet treden zou op het gebied der godsdienstige begrippen van de verschillende gezindheden. Maar dit niet alleen. Er blijkt duidelijk uit, dat het openbaar onderwijs en niet het bijzonder onderwijs het voorwerp der aanhoudende zorg van de regering is niet alleen, maar aanspraak heeft op de meest mogelijke ont wikkeling en bescherming. Daarna wordt eerst gewag gemaakt van de vrijheid van het bijzonder onderwijs voor wie zich met het openbaar onder wijs niet. zou kunnen vereenigen. Nu zegt men, het bijzonder onderwijs moest gaan voor het openbaar onderwijs en dat zou spr. in zijne brochure hebben beweerd. Ja, in abslracto ben ik dat geheel eens, merkt bij op, en ik heb dat ook gezegd, maar ik heb er zes malen bijgevoegd, dat die abstracte waarheid in concreto in het geheel niet opgaat. Al gaven wij zelfs iets toe, dan weet ik niet hoe ver wij zullen komen; want hij is het e eens met een der sprekers, dat de agitalic niet dood is en niet zal sterven, Zelfs ben ik nu meer bevreesd iets toe te geven dan vroeger. Men heeft de j wet van 1857 genoemd eene liberale wet, en daar de minister de wet niet j wil veranderen, vraagt men het van de liberale partij. Maar, vraagt spr., wat zou dat beduiden? Wij zouden een voorstel doen tegen onze overtui- l ging in om het ten slotte te verwerpen! De bestrijders der wet erkennen, l dat wij de meerderheid bij de verkiezingen hebben gehad op grond juist van de onderwijs-quaestie, maar hoe was dan van ons een voorstel tot herzie ning te wachten? Het zou er veel van hebben, alsof men van den minister van oorlog of van den generaal Knoop een voorstel zou verwachten tot afschaffing van het leger. Neen, het doen van een voorstel tot wijziging ligt op den weg der bestrijders. Zijt ge zoo overtuigd van de onhoudbaar heid der wet. doe dan zelf een voorstel. Fais ce que tu dois, advienne que pourra. De heer van Nispen van Sevenaer schaarde zich bij hen die bezwaren tegen de wetgeving op het lager onderwijs hadden geopperd. De heer van Lyndeu van Sandenburg beantwoordde de vier volgende vragenof de grond wet liberale beginselen betreffende de vrijheid van onderwijs in de ware opvatting huldigde? of er toch onder deze grondwet geene meerdere vrijheid te verkrijgen was of er redenen waren die van het verleenen van meerdere vrijheid moesten terughouden? en of er uitzigt op medewerking tot het ver krijgen van meerdere vrijheid bestond? De eerste beantwoordde hij ontken nend, de overige bevestigend. De heer Knoop verklaarde een voorstander van de tegenwoordige wetgeving op het lager onderwijs te zijn, en den minister van binnenl. zaken in de handhaving daarvan te zullen ondersteunen. In de zitting van heden zijn de beraadslagingen voortgezet. De heer W. van Gollstein verdedigde de schoolwet van 1857. Hij besprak den tegen- woordigen toestand der onderwijs-quaestie; de houding der regering en de pligt der kamer. Hij kwam tot de conclusie dat de vooi standers der wijzi- 1 ging van de schoolwet een geformuleerd wets-ontwerp moesten ter tafel brengen. Hij was in dat opzigt geheel van de meening van den heer Jonck bloet, in 1866 geuit, en geloofde dat in dezen toestand eene motie van orde geen doel kon treilen. De minister van binnenl. zaken merkte op dat meer dan een spreker ge zegd had dat van dezen minister niets te w achten was, want dat hij herzie ning der wet bleef weigeren. Dit deed hem genoegen omdat men hem niet in staat achtte eene houding aan te nemen dan die met zijne overtuiging overeenkwam. Hij moest echter protest aanteekenen legen onbestemde uit drukkingen van onderdrukking van het bijzonder onderwijs door de wet van 1857. Had men regt daarvan te spreken? Werd niet de bijzondere school overal gevonden? Werd haar ergens belemmering in den weg ge legd? Bloeiden niet overal in onze groote steden bijzondere scholen? Het zou zelfs niet mogelijk zijn plaatsen aan te wijzen waar het bijzon der (Aiderwijs het openbare verdrong. Waar hadden de bijzondere scho len plaats moeten maken voor de openbare? alleen daar waar het on derwijs in de bijzondere school zoo slecht was dat zij zich niet tegen de openbare kon handhaven. Nu zeide men wel: de concurrentie is onhoudbaar, maar dit was nooit het geval met betrekking tot het goede onderwijs. De minister wederlegde voorts achtereenvolgens de bezwaren ingebragt tegen het hooger, het middelbaar en het lager onderwijs. Wat betreft het laatste wees de minister er op hoezeer de gevoelens en de verlangens uiteenliepen. Ik herhaal, zeide hij, wat ik verleden jaar heb gezegd, en dat schijnt men I te vergeten. Toen heb ik gezegd, dat als een voorstel gedaan werd, ik dit met de meeste onpartijdigheid zou onderzoeken en ik zelfs hoopte, dat men een voorstel zoude doen. De minister had verwacht, dat een voorstel zou komen voor de verkiezingen. Zelfs de heer Heijdenrijck heeft bij de vrij- 5 stelling van het patentregt voor de bijzondere onderwijzers dal wets-voorstel j laten doorschemeren. Nu is er geen voorstel, maar eene motie in het ver- schiet. De minister zal nu niet daarover spreken, want die motie is voor- loopig ingetrokken; als zij weer terugkomt, zal hij er zijn gevoelen over zeggen. Daarna hebben nog het woord gevoerd de hh. Haffmans, van Voorlhuy- zen, Heemskerk, van Houten, Luyben. van LijndenThorbecke, Guljé en de minister van binnenl. zaken. De heer van Wassenaer Catwijck heeft vervolgens als motie voorgesteld: "de kamer verklaart dat de wet van 1857 de vrije ontwikkeling van het bijzonder onderwijs belemmert." Deze motie is na eene langdurige discussie verworpen met 50 tegen 27 stemmen. Mor gen voortzetting. Gisteren was in de zitting van den gemeenteraad aan de orde de zaak der duinwaterleiding. Burg. en welh. hebben voorgesteld de verschillende concessie-aanvragen af te wijzen en ook het voorstel de Pinto c. s. voorals nog niet aan te nemen, maar nogmaals eene openbare mededinging uit te schrijven naar de uitvoering van het plan ontworpen door den heer Henket. Op voorstel van een der leden werd besloten het voorstel van burg. eu wetli. j vooraf nog iu de sectiën te onderzoeken. Namens een groot aantal dames en hèerenleden van het koor bij de muziekale uilvoeringen van den 17llen en 19"''° November jl.werd dezer dagen door enkelen hunner een blijk van hulde en erkentelijkheid aange boden aan den heer W. F. G. Nicolaï, den talentvollen componist der ont- hullings-cantate en directeur der beide uitvoeringen. Het aangeboden ge- schenk, afkomstig uit de magazijnen van de hh. Abercrombie en C°. alhier, beslaat uit een bronzen Enterpe-beeld van antiek model, geplaatst op een bronzen voetstuk met zwart marmeren blad, waarop in vergulde letters en cijfers is gegraveerd: 17 November 1869. j BUITKNUNDSCUE ftfoUfctljiN. ENdELANO. LONDEN14 December. De heer de Lesseps heeft op een artikel van den Times over het Suez- kanaal geantwoord: dal de maatschappij de internationale medewerking niet

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1869 | | pagina 2