BUITKNLVNDSCIIK BEINGTKN. ten behoeve van den staat, maar ten behoeve van hen, die dat mandaat gaven, hel uitoefenen, en wier noodzakelijke kosten derhalve niet door den slaat, maar door de gemeenten en de kerk behooren gedragen te worden. Dat dan ook die collegiën een officieel karakter missendaar reeds door het besluit van 9 Februarij 1866 Staatsblad n°. 10) met 1 October 1869 eene bemoeijenis der regering met dat beheer heeft opgehouden en reeds aan het daarbij ingestelde algemeen eollegie de bevoegdheden waren opgedragen bij besluiten of reglementen omtrent dit onderwerp aan den koning of aan den minister voorbehouden, zoodat ook de magtiging bij kabinetsbeschikking van 22 Augustus 1869, ir. 7. lot overdragt van de zorg voor het beheer der kerkelijke goederen gegeven, geenszins aan het nieuwe algemeen eollegie van toezigt eenig officieel of staatsregtelijk karakter kan geven. Dat daarenboven in het verleenen van staatssubsidie voor het beheer op deze wijze eene onbillijkheid ligt jegens die gemeenten, die zich aan de nieuwe organisatie niet hebhen aangesloten en die dus van deze bijdrage uit staatskas niet alleen geen voordeel zouden genieten, maar zelfs het nadeel zouden ondervinden, dat dergelijke bevoordeeling van rijkswege van zelf beeft. Dat immers daardoor de staat, die de hervormde kerk wenscht vrij te laten in haar eigen beheer en bestuur, in werkelijkheid partij kiest voor en begunstigt die gemeenten die het algemeen eollegie van toezigt zullen erken nen boven die andere, die een eigen en vrij beheer, natuurlijk op haar eigen kosten, hebben verkozen en daarin van hun door den staat en de regering zelve erkend regt hebben gebruik gemaakt. Dat welligt dit vrij beheer niet door zoo vele gemeenten zou zijn verko zen, indien het algemeen eollegie van toezigt. bij zijn zoogenaamd leidend optreden in October 1868 en later, de vrijheid en onafhankelijkheid der ge meenten met i October 1869 in zijn volle regt had erkend. Dat, zoo de regering meent deze sommen nog te moeten toeslaan aan het hervormd kerkgenootschap, dit dan billijker zou kunnen geschieden door die te doen strekken tot bestrijding der classikale kostenin zoover daar aan vele gemeenten bijdragen en waardoor dus die sommen allen ten goede zoude komen. Dal door die sommen te doen strekkenzooals ze thans worden uitge trokken, een deel der herv. kerk wordt benadeeld, dat, tot behoud zijner vrijheid en onafhankelijkheid gedwongen een eigen beheer te kiezen, toch zeer zeker daardoor niet buiten de hervormde kerk en dit hervormd kerk genootschap staat. Dat eene zoodanige begunstiging van het eene deel van dit kerkgenoot schap boven het andere zou daarstellen een staatkundig beginselgevaarlijk voor de vrijheid van al de kerkgenootschappen, in strijd met artt. 165 en 168 der grondwet, waartegen de ondergeteekenden met den meesten aan drang moeten opkomen. Weshalve zij uwe vergadering eerbiedig, maar dringend verzoeken, dezen post van uitgaaf op de ingediende begrooting niet goed te keuren." 's GRAVENHAGE7 December. Z. M. heeft vergunning verleend aan den heer H. de Goede, te Rotter dam, lot het dragen van de zilveren medaille voor burgerlijke verdiensten, hem door den koning van Zweden en Noorwegen verleend. Aan den heer A. J. P. G. baron van Reede tot Ter-Aa is op zijn ver zoek eervol ontslag verleend als burgemeester der gemeenten Locnen c. a. Voorts zijn benoemdtot burgemeester der gemeenten Loenen c. a. de heer A M. C. van Rommel, onder toekenning van eervol ontslag als burgemeester der gemeenten Cothen en Langbroeken tot burgemeester der gemeenten Cothen en Langbroek de heer mr. H. F. Gregory. Tot procureur bij de arrond.-regtbank te Deventer is benoemd de heer mr. H. G. Kronenberg, advocaat aldaar, en tot regter in de arrond.-regtbank te Maastricht de heer mr. M. A. J. Bergers, thans regtcr-plaatsvervanger in die regtbank en advocaat aldaar. Aan den majoor G. II. E. F. van der Schrieck, kommandant van het I0,lc batt. rustende schutterij iu N'oordbrabant en belast met bet bevel over de dienstd. schutterij te Roosendaal, is, als blijk van tevredenheid wegens de door hem bewezen langdurige en goede diensten, de personele rang van luit.-kolonel verleend. Z. M. heeft goedgevonden den voor den tijd van vijf jaren bij het O. I. leger gedetacheerden officier van gezondheid 3l,e kl. ,1. G Duburg. thans met verlof hier te lande, tijdelijk op pensioen te stellen. - Alhier is overleden de heer A. F. de Bas. sedert 1818 procureur, eerst bij het hooggeregtshof van 's Gravenhagelater bij den hoogen raad der Nederlanden. Hij was de oudste der heeren procureurs en had laatstelijk tegen 1°. Januarij 1870 als zoodanig zijn eervol ontslag gevraagd en beko men. Hij had den ouderdom van ruim 71 jaren bereikt. Bij de beraadslagingen in de tweede kamer van gisteren kwam op nieuw de al of niet instandhouding den afzonderlijke afdeelingen voor de eerediensten bij de depp. van justitie en van financien ter sprake. De heer Gornelis verklaarde op eene opheffing der afzonderlijke afdeelingen voor de cerediensten niet te durven aandringenin welk oordeel hij door de heeren Heydenrijck, van der Does de Willebois, Luyben en van der Maesen de Sombreff' werd gesteund. De heer van Lynden van Sandcnburg trad in uit voerige beschouwingen ten betooge dat de regering, het denkbeeld van vrijheid aan de kerk te verleenen voorstaande, deze evenwel aan de magt van den staat zou blijven onderworpen houdenhetgeen bleek uit de door haar genomen maatregelen betrekkelijk het kerkelijk beheer en het ker kelijk bestuur. De heer Luyben bestreed de stelling van den minister van financiënals zouden er tusschen kerk en staat geene andere dan financiële betrekkingen bestaan. De heer Jonckbloet stond de algeheele scheiding tusschen kerk en staat en de opheffing der bedoelde administratiën voor, en zeide zich niet te kunnen vereenigen met de uitspraak van den minister van justitie, als zoude het behoud eener afdeeling voor het kerkgenootschap waartoe deze behoorde voor alsnog geenszins geheel overbodig te achten zijn. De heer Thorbecke verklaarde in het bezwaar, opgenomen in de ge wisselde stukken, als zouden de decreten van 1808, 1809, 1810 en 1813 de door de grondwet gevorderde en gewenschte hervorming verhinderen niet te deelen, daar, zijns inziens, die verordeningen op andere beginselen dan op de tegenwoordige rustten. Nadat de heer van der Maesen de Som breff zijne meening omtrent het decreet van 1810 en van andere daarmede in verband slaande medegedeeld en de zienswijze van den minister van justitie, aangaande dit punt in de memorie van beantwoording uiteengezet, bestréden had, voerden de ministers van justitie en van financiën het woord. De eerste verdedigde zijn voorstel tot inkrimping van het subsidiestelsel bij art. 4 zijner begrooling voorgedragen en door den heer Gornelis bestreden: lichtte, ter beantwoording eener opmerking van den heer Heydenrijck, de in dezelfde begrooting door hem laatstelijk gebragle wijziging, strekkende tot vereenvoudiging der werkzaamheden bij de afdeeling der roomsch-katho- lijke eeredienst, toe, en trad daarna in eenige beschouwingen tot ophelde ring van zijn in de memorie van beantwoording vermeld oordeel dat de instandhouding eener bijzondere afdeeling ter behoorlijke behandeling van de zaken der roomsch-katholijke eeredienst, op den voet, waarop die thans bestond, voor alsnog geenszins geheel overbodig kon worden geacht, en verdedigde ten slotte zijne in den loop der beraadslaging bestreden gevoe lens over de decreten van 1810 en andere. De minister van financiën sprak ook over de vraag omtrent de verbindende kracht der laatstvermelde de creten; uitte de meening dat, ter voldoening aan de grondwettige bepa lingen, er niet anders dan eene financiële betrekking tusschen kerk en staat moest bestaan, en beantwoordde in het breede de beweringen van den heer van Lynden van Sandenburgals zouden de handelingen der te genwoordige regering er toe leiden om de kerk in de magt van den staat bekneld te houden. De heer van Wassenaer Calwyck zette in hel breede uiteen, dat de herv. kerk meerdere vrijheid behoefde, dat er geen eigenlijke vrijheid bestond, en dal hij daarom zoo verheugd was toen de heer van Lynden was opgetreden als minister voor de hervormde eeredienst, die hem die vrijheid zou bezorgd hebbenmaar die ook de bestaande banden voor- zigtig zou hebben losgemaakt en niet losgescheurd. Hij wees op het nut der regtslreeksche verkiezingen in de kerk. waardoor reeds veel goeds was tot stand gebragt en waardoor leven zou komen iu het doode ligchaam der hervormde kerk. Hij waardeerde den heer van Bosse als een financiële specialiteit, maar hij achtte het niet zijne roeping aan het hoofd van de administratie voor de herv. kerk te staan. De minister van financiën wees op de onhoudbare stelling van den vorigeu spreker en van den heer van Lyndendie eigenlijk van de regering vergden wat zij niet kon geven. Hij kwam op tegen de voorstelling alof de minister allerlei slinksche middelen bezigde om de magt in handen te houden en voor de kerk de banden te laten bestaan, liet tegendeel bleek uit een aantal besluiten, om die banden los te maken. De minister wees er op, dat de zoogenaamde antirevolutio naire partij hem tot de meest revolutionaire middelen wilde voeren door hem te bewegen tot intrekking van wettelijke organisatien en met ge weldige hand de organisatie der herv. kerk om te keeren. De minister zou nooit daartoe medewerken. In de zitting van heden zijn de beraadslagingen voortgezet over de schei- j ding van kerk en staat en over het al of niet noodzakelijke van afzonder lijke administratiën voor de eerediensten. Hel hoofdstuk roomsch cath. eeredienst is daarna aangenomen met 55 tegen 14 stemmen. Bij de behan deling van het hoofdstuk hervormde eeredienst is met 33 tegen 31 stemmen aangenomen een amendement van den heer van Lyndenstrekkende om de gelden uitgetrokken voor het algemeen eollegie van toezigt over het be heer der kerkgoederen van de begrooting te doen wegvallen. Daarna is het hoofdstuk aangenomen met 37 tegen 27 stemmen. Morgen voortzetting. BELGIË. Te Vervicrs is een vereeniging opgerigt tot bescherming der kinderen; die vereeniging heeft len doel bij de werkbazen en de arbeiders de overtuiging te vestigen, dat zij de krachten der kinderen niet mogen misbruiken door te zwaren of te vroegen arbeid. Daartoe tracht de vereeniging de werkba zen over te halen, geen kinderen beneden de 12 jaar voor een werkelijken arbeid van 12 uren daags te gebruiken; kinderen van 10 tot 12 jaren niet langer dan 6 uren aan te nemen en deze te verpligten een gedeelte van den overigen tijd van het onderwijs gebruik te maken. Eindelijk wenscht zij ter bevordering van hel onderwijs van de kinderen te eischen, dat zij op hun tw aalfde jaar kunnen lezen en schrijven of dat zij het nog leeren. E N G E L. A Ni EK LONDEN 6 December. De Daily-News verwacht ten stelligste dat de regering de heerschappij der wet in Ierland zal staande houden zonder aanzoek bij het parlement te doen om exceptionele bevoegdheden. Wat er ook gezegd worde van aan slaande opheffing der habeas-corpus-acte in Ierland, wij gelooven, zegt dit blad, niet aan het voornemen daartoe, noch aan de noodzakelijkheid van dien uitersten maatregel. De gevaren in Ierland zijn van dien aard, dat zij met de gewone magt der regering en onder de bepalingen der bestaande wetten afgewend kunnen worden. Eene goede wét op den lerschen grond eigendom, billijk voor den pachter gelijk voor den eigenaar, zal den ler schen boerenstand tevreden en de fenians magteloos makenjuist daarom willen de fenians, de tegenstanders der Britsche heerschappij, niet hooren van zulk eene wet. In eene alhier gehouden en talrijk bezochte vergadering heeft de heer Zerah Golburn gesproken over de plannen om een tunnel te leggen onder het Engelsche kanaal, geschikt voor het vervoer van passagiers tusschen het vasteland en Engeland. De spreker, een ingenieur, zette de verschil lende plannen uiteen, die ontworpen waren om dit werk tot stand te bren gen. en lichtte daarna het zijne toe. Volgens hel gevoelen des heeren Golburnwas het alleszins mogelijk het plan te verwezenlijken en wel door middel van ijzeren buizen van vijftien voet in diameter, die zestig voe ten onder den bodem der zee moesten gelegd worden. Het grootste be zwaar bestond in den toevoer van versche lucht, maar toch was hij er in geslaagd cm deze moeijelijkheid te overwinnen. De kosten van het werk

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1869 | | pagina 2