burriiinlannschë i;i:7; ig i kw. lang beraad in liet water en grijpt den drenkeling vast; doch niet kunnende zwemmen en zijn dierbaren last niet willende loslatenloopt hij insgelijks groot gevaar het leven te verliezen. Op zijn hulpgeroep echter verschijnen I anderen aan den waterkant en hebben het geluk om den drenkeling met zijn jeugdigen redder aan de gelukkige ouders ongedeerd terug te geven. Men meldt uit Berg-AmbachtTen gevolge der kermis iets meer en iets anders gebruikt hebbende tot lessching van den dorst dan naar ge woonte, gevoelde de knecht van den verwer Koren alhier zich Donderdag, bij het naar bed gaan, niet al te wel, en wilde hij zich voor het geopend zolderraam eenigszins verfrisschenmet het ongelukkig gevolg, dat hij door het raam, ruim 20 voet hoog, naar beneden op de straatsteenen sloeg. Al- j daar schijnt hij in flaauwte gevallen te zijn; ten minste eerst een paar uren I na het voorval werd zijn baas door het herhaald deurkloppen gewektniet weinig verwonderd tevens, dat hij zijn knecht, dien hij meende dat boven in diepen slaap gedompeld was, nu bijna naakt en bibberende van koude, op j straat voor zich zag staan. Van nadeelige gevolgen van den val heeft men gelukkig niets vernomen. Men meldt uit Apeldoorn; Zondag avond zijn de koninklijke scherp schutters uit het kamp van de Bilt op het Loo teruggekeerd. Z. M. de koning was hun te voet tot het Aardhuis te gemoet gegaanen heeft aldaar een lauwerkrans aan het vaandel gehecht, onder betuiging van zijne tevre denheid over het behalen van zeven prijzen. Z. M. keerde vervolgens met hen naar liet Loo terug. Bij de grenzen van het park bevond zich de kon. buksschietvéreeniging /'de Kroonprins", die bij het passeren het geweer pre senteerde ook stelde zich daar de Harmonie aan het hoofd der kolonnc. Voor het paleis aangekomen hief de koning een driemaal herhaald hoerah aan, en keerden de schutters naar hunne haardsteden terug. Het verslag omtrent den staat der hooge-, middelbare en lagere scho len over 18671868 zag dezer dagen het licht. Enkele bijzonderheden daaruit laten wij hierachter volgen: Bij de opgaven betreffende den gang van het hooger onderwijs wordt de opmerking gevoegd dat van verschillende zijden geklaagd werd over den achteruitgang der klassieke studiën en de weinige kennis der latijnsche taal bij de meeste studentende reden hiervan werd door den Utrechlschen rec tor magnificus in de gebrekkige voorbereidende ontwikkeling van velen ge zocht. Ook scheen de methodus studendi bij velen ("en bij toeneming" merkt die rector op) wel iets te wenschen over te laten: aan eigen studie en zelfstandige wetenschappelijke ontwikkeling werd niet genoeg gedacht, maar enkel aan mechanische voorbereiding voor de vereischte examina; de Leydsche rector magnificus wees op liet overgroot aantal colleges, vooral de zoogenaamde testimonia-colleges, die de studenten gedwongen volgen, waardoor deze rigting der studie in de hand werd gewerkt. De billijkheid cischte echter tevens te vermelden, dat, vooral wat deze laatste opmerking betreft, er vele loffelijke uitzonderingen aan de drie hoogcscholen aanwezig waren, zooals ouder anderen uit verscheidene degelijk bewerkte academi sche proefschriften bleek. Het getal studenten in de verschillende vakken aan de drie hoogescholen bedroeg 1405 of 105 meer dan in 1866; aan het athenaeum te Amsterdam 177. Latijnsche scholen en gymnasiën waren er 59 met 1107 leerlingen en 225 onderwijzers. Omtrent het middelbaar onderwijs wordt o. a. medegedeeld: BurgerscholenDag- of avond- of teekenscholen waren in 1867 gevestigd in de onderstaande gemeenten: Breda, Arnhem, Nijmegen, Zutphen, 'sGra- venhage. Leyden, Dordrecht, Delft, Gouda, Haarlem, Zaandam, Middelburg Goes, Utrecht, Uarlingen, Deventer, Groningen en Maastricht. Het getal leerlingen bedroeg 1610 met 155 onderwijzers, waarvan 80 tevens werkzaam aan de hoogere burgerscholen. Bovendien maakten 26 leerlingen der bur geravondscholen van dit onderwijs gebruik. De vruchten, welke het onderwijs op de burgerscholen draagt, blijken meer en meer zeer bevredigend te zijn. Vooral in de hoogste klassen be seffen de leerlingen zeiven van hoeveel praktisch nul de kennis van natuur-, werktuig- en scheikunde en van liet teekenen hun in de uitoefening van hun bedrijf kan zijn. De geringe ontwikkeling echter van vele leerlingen der laagste klassen, vooral van hen die reeds sedert eenigen tijd de lagere school hebben verlaten, belemmert nog dikwijls den gcregelden voortgang van het onderwijs. Ook staat de maatschappelijke stand der leerlingen, die in den regel alleen over hunne winteravonden kunnen beschikken, een ge regeld schoolbezoek in den weg. Slechts moeijelijk schijnt zich de gewoonte te kunnen vestigen om ook in den zomer de ambachtsjongens des avonds vrij te laten. Ten einde de vorderingen van hen, die in den zomer de school bezoeken, niet tegen te houden en hunnen ijver uit te dooven, indien bij het begin van den nieuwen cursus de lessen weder moeten wor den ingerigt naar de behoeften Aan de meerderheid, die de lessen van den vorigen cursus niet tot het einde gevolgd heeft, verdient liet op vele plaat sen overweging den cursus in semesters te verdeelen. Hoogere burgerscholen. In het jaar 1867 zijn in werking gekomen 6 rijks- en 1 gemeentelijke hoogere burgerschool. Op het einde van 1867 wa ren er alzoo 32 hoogere burgerscholen, waarvan 12 rijksscholen, 19 ge meentelijke scholen en 1 bijzondere school door rijk en gemeente gesubsi- deerd. Van de rijksscholen waren 7 met vijfjarigen cursus, en 5 met drie jarigen, van de gemeentescholen waren 15 met vijfjarigen cursus, 2 met vierjarigen, 2 met driejarigen; terwijl de bijzondere school te Enschedé een vijfjarigen cursus had. Het gezamenlijk onderwijzend personeel bedroeg 348, waaronder 90 met den graad van doctor. Omtrent de resultaten der hoogere burgerscholenomtrent de vruchten dier inrigtingen van middelbaar onderwijs voor de maatschappijkon (in 1867) nog geen beslissend oordeel worden uitgesprokennu die scholen nog slechts korten tijd in werking zijn. Eerst in latere jarenwanneer de jon gelieden, die den volledigen cursus hebben gevolgd in de maatschappij op nuttige wijze werkzaam zijn, zullen die vruchten in het licht treden. Reeds nu blijkt evenwel, dat de vrees van sommigen, dat deze scholen jongelingen zouden vormen, wel volgepropt met kennis, maar weinig ontwikkeld en zonder eigen oordeel, over het algemeen ongegrond is, en dat hare leerlin gen integendeel veelzijdig worden ontwikkeld en practiscli gevormd. De bewijzen hiervan vindt men overvloedig in de verslagen der commissiën voor de eindexamens in 1866 en 1867. achter het vorige en achter dit ver slag medegedeeld. Wanneer men voorts in aanmerking neemt de zeer ge ringe ontwikkeling der jongeliedendie zich voor de hoogere burgerscholen aanmeldenen de weinige gelegenheiddie vóór het opriglen dezer scholen bestond om in de vakken van middelbaar onderwijs goed onderrigt te ont vangen dan schijnt de verzekering niet gewaagddat door de regeling van j het middelbaar onderwijs het intellectucele peil der burgers aanmerkelijk zal rijzen. Over het algemeen werden de Beste uitkomsten verkregen van het wis- en natuurkundig onderwijs en van dat in geschiedenis, aardrijkskunde en de staatswetenschappen; aan de lessen in de verschillende talen werd in i den regel met minder opgewektheid deel genomen. De redenen hiervan lig- j gen voor de hand. Het onderwijs in de talen is, voornamelijk in den bc- ginne. minder aantrekkelijk, vooral wanneer in betrekkelijk korten tijd drie vreemde talen worden behandeld. Bij de andere vakken wordt in de leerstof zelve gelegenheid genoeg gevonden om de aandacht te boeijen, zoo door proeven en aanschouwelijke voorstelling, als door toepassing der regels j op het dagelijkse!) leven en door aanwijzing van de gevolgen der gebeurte nissen op de maatschappelijke toestandenbij de talen is dit veel minder het geval, zoodat er eene groote mate van tact en begaafdheid en eene veel zijdige kennis bij den leeraar worden vereischt om dit onderwijs aanlokke lijk te maken. Er wordt intusschen menig leeraar gevonden, wicn het door geschikte methode, vooral door oordeelkundige afwisseling, gelukt, de aan dacht zijner leerlingen onder het aanleeren eener taal levendig te houden. Omtrent de openbare middelbare school voor meisjes te Haarlem wordt i gezegd: Deze inrigting is de eenige van dien aard, die tot nog toe tot stand kwam. De wet geeft aangaande deze soort van scholen geene voorschriften maar laat in art. 21 de regeling daarvan geheel over aan de stichters, na tuurlijk behoudens de voorwaarden aan verleende subsidiën te verbinden. Wanneer de school volledig in werking zal zijnzal zij van vijfjarigen cursus wezen. Den 2llrn Sept. 1867 werd zij geopend met 19 leerlingen, van welke 8 in de eerste, 7 in de tweede en 4 in de derde klasse werden ge plaatst. Dit getal groeide later aan, zoodat het bij het einde van 1867, 34 bedroeg, namelijk 16 in de eerste klasse, 11 in de tweede en 7 in de derde. In de beide hoogste klassen waren nog geene leerlingen. Om te worden toegelaten moeten de meisjes den ouderdom van 11 jaren hebben bereikt. Het^onderwijs werd in het algemeen geprezen; dat in wis- en na tuurkunde scheen echter weinig geschikt om de belangstelling te wekken. De kosten van deze school werden op ongeveer ƒ7000 'sjaars geschat. Het schoolgeld bedraagt ƒ50. De goede resultaten, welke deze inrigting met grond doet verwachten, maken het zeer wenschelijk, dat zij nog in enkele opzigten verbetering onderga, en dal ook elders de gelegenheid worde opengesteld tot degelijke ontwikkeling en wetenschappelijke vorming der vrouwen 's GRAVENIIAGE 24 Augustus. Z. M. heeft den heer E. C. H. van Doorn, commissaris des konings in de provincie Utrecht, benoemd tot commandeur der orde van den Nederl. Leeuw. Z. M. heeft vergunning verleend aan den heer R. A. Mees, Nederl. vice-consul te Jeddo, tot het aannemen der betrekking van consulair agent van Italië aldaar, en aan den lieer R. G. Keun, consul der Nederlanden te Bender Bushir, tot het dragen der versierselen van ridder 2lle kl. der orde j van den Leeuw en de Zon, hem door den Schach van Perzië geschonken. Aan M. Evers, gewezen bewaarder der l"e kl. in het huis van arrest te Leyden, is een pensioen verleend ten bedrage van ƒ176 'sjaars. Z. M. de koning wordt heden avond ten 6% ure in de residentie ver wacht. HH. KK. HH. prins en prinses Hendrik worden heden alhier ver wacht. Morgenbij gelegeulieid van den I8Jen verjaardag van Z. K. 11. prins Alexander, zullen de meeste leden der koninklijke familie alhier verec- nigd zijn. in de groote zaal op het Binnenhof alhier houdt men zich onledig met de werkzaamheden noodig tot ontvangst van de leden van het statistisch congres. Het timmerwerk voor de groote tribune en spreekgestoelte aan het einde der zaal is gereed en men is bezig met de decorali.even en dra- perien aan te brengen. Tevens is de voorgevel van het gebouw bij deze gelegenheid voorzien van een nieuwe eiken deur met ijzeren beslag, in har monie met den stijl van het geheel. Gisteren avond werden de scherpschutters en schutters van 's Graven- liage, die lauweren in den wedstrijd mogten behalen, in den acelimatatie- tuin zeer feestelijk ontvangen. De hulde, hun ook daar gebragt, zal lang in aangename herinnering blijven. De genoemde inrigting*was, zooveel de tijd had toegelatenop gepaste wijze versierd. In den keurig verlichten tuin tegenover den ingangdie naar het hoofdgebouw leidtwas eene tropee op- gerigt, die met groen en festoenen was versierd, met chassinetten en met toepasselijke opschriften, liet muziekcorps van den heer Dunkier voerde een keurig programma uit. Nadat het publiek den tuin had verlaten, ble ven de overwinnaars in den wedstrijd met de feestcommissie en het bestuur nog geruimen tijd vriendschappelijk bijeen. Naar men verneemt zal de zendcling-leeraar J. W. F. Roth op het eind dezer week de reis naar Engeland en van daar weder naar de Kaap ondernemen. ENGELAND. LONDEN, 23 Augustus. De hmes, vermeldende dat de quaestie tussclien den Sultan en de

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1869 | | pagina 2