BUITENL\i\D$ai£ BEHIGTEN. geeft, thans niet ongenegen te zijn, te treden in het voorstel der staten van Groningen van Maart 1866, tot hervorming der landhuishoudkundige school in een doorloopendenalléén wetenschappelijken cursus in de stad Groningen, en waarbij de minister zich bereid verklaart, jaarlijks een rijks subsidie van ƒ7000 voor te dragen, wanneer de door de staten van Gronin gen hiervoor aangebodene bijdrage van ƒ6000 op de provinciale begrooting wordt uitgetrokken en goedgekeurd, heeft hel bestuur der landhuishoud kundige school een naar zijn oordeel voor uitvoering vatbaar cn voor de behoefte van Nederland geschikt plan van landhouw-onderwijsmede uit naam der aandeelhouders in de maatschappij de landhuishoudkundige school aan gedep. staten van Groningen aangeboden. Dezer dagen zag het licht: Overzicht van het'onderwijs aan de scho len van het genootschap Mathesis Scientiarum Genitrix te Leiden, van het jaar 1785 tot het jaar 1868. Dit geschrift, dat wij met ingenomen heid inzagen, heeft zijn ontstaan te danken aan de internationale tentoon- stelling van voorwerpen voor de huishouding en het bedrijf van den hand werksman die thans te Amsterdam is geopend. Het bestuur des genootschaps begreep te regt dat deze inrigting, als de eerste in ons vaderland, waar men zich ten doel heeft gesteld onderwijs te geven bepaald bestemd voor den handwerksman, op die tentoonstelling moest worden vertegenwoordigd. Zij nam dientengevolge het besluit, niet alleen door het uitloven van twee zilveren vergulde medailles, voor de best gekeurde plannen van arbeiders woningen de zaak in het algemeen te bevorderenmaar ook door inzen ding van eeue verzameling handtcekeningen, bouwkundige teekeningen en modellen door de leerlingen in verschillende tijdperken vervaardigd, bene vens de reglementen en statuten des genootschaps, als inrigting van onder wijs voor den handwerksmanmede te dingen. Om van de werking van het genootschap gedurende zijn 80-jarig bestaan eenig begrip te geven, be sloot liet bestuur de inzending vergezeld te doen van een overzigt van het onderwijs aan zijne scholen gegevenvan de oprigting af tot op den tegen- woordigen tijd-, tot de zamenstelling waarvanop uitnoodigiug van het bestuur, de lieer C. G. Nieuwveen zich bereid verklaarde. Ofschoon de door hem omtrent dat ouderwijs gedane mededeelingenwat betreft het eerste tijdperk van het bestaan des genootschapswegens gemis van de noodige gegevens, niet zoo volledig mogen zijn als men gewenscht had, genoegzaam blijkt daaruit dat het belang van den handwerksstand bij die instelling steeds op den voorgrond stond, en dat het bestuur het van zijnen pligt heeft geacht door verbetering en uitbreiding van dat onderwijs, naar gelang de tijd zulks vorderde, dat belang voortdurend in het oog te houden, zoo dat het genootschap, op dit oogcnblik nog vol levenslust, met vertrouwen de toekomst te gemoet gaat. De schrijver van bedoeld overzigt deelt in de eerste plaats enkele niet ge heel onbekende, maar toch niet algemeen bekende bijzonderheden mede, omtrent het ontstaan en de eerste ontwikkeling des genootschaps. Met dankbaarheid worden herdacht de hh. Pieter van Campen. landmeter en wijnroeier, Jacobus van Campen, leermeester in de wiskunde, Pieter Rijk.z architect Barlholomeus van den Broeckkunstbeeldhouwer en leermeester in de teekenkunde, cn A. van Gennep, student in de regten, die het plan tot oprigting ontwierpen en waarvan de meesten gedurende verscheidene jaren zich belangeloos met het onderwijs belastten. Het beginselwaarvan de oprigters uitgingen, kon niet beter worden in het licht gesteld dan door de aanhaling van de eenvoudige, maar krachtig sprekende woorden uit de wet van 1787: "Het genootschap vermeent dat het heil des volks niet beter kan bevorderd wordendan door dat ieder ingezetenzooveel hij kantoe brengt tot bekwaammaking dier leden der burgerlijke maatschappijwelke tol een zekeren trap van kundigheid gevorderd zijn, en daarenboven, uit een slaat van soberheid en armoede, tot meerder geluk en aanzien worden opgetrokken. Het genootschap acht zich dien plicht verschuldigd, omdat men door zulke maatregelen bij de hand te nemen de voorspoed der zooda- nigen als hier bedoeld worden niet alleen, maar ook die der geheele natie verhaast." Na een zesjarig bestaan telde de school reeds 92 kweekelingen. Van de aanzienlijkste mannen ontving zij blijken van belangstelling en de erfprins van Oranje, later koning Willem 1, nam het beschermheerschap op zich. en als zoodanig hebben de vorsten van het huis van Oranje steeds van hunne belangstelling in deze inrigting blijk gegeven. In de tweede plaats wordt een blik geslagen op den gang van het onder wijs in de verschillende vakken, die bij het genootschap worden onderwe zen. Natuurlijk is het daaromtrent medegedeelde ten opzigte van den vroe- geren tijd minder, dat omtrent den tegenwoordigen tijd meerder uitvoerig. Vooral wordt stilgestaan bij het tijdperk van leven en ontwikkeling, dat voor het genootschap aanbraknadat de wet op het lager onderwijs van 1857 meer de aandacht vestigde op dit groote beginsel van volkswelvaart. De algemeene belangstelling werkte ook krachtig terug op het genootschap en de noodzakelijk gebleken verbeteringen werden ingevoerd, om liet gelij ken tred te doen houden met de algemeene ontwikkeling. In de derde plaats wordt nog het een en ander medegedeeld omtrent bet, genootschap als zedelijk ligchaamt. w. omtrent het bestuur, de ledenenz. enz. Wij achten het niet ongepast dc woordenwaarmede de zamenslellcr van bet overzigt zijne laak besluit, hier ten slotte in hun geheel te laten volgen "Na meer dan tachtig jaren te hebben gewerkt, zal men met recht vra gen: welke resultaten heeft het onderwijs, door het genootschap gegeven, opgeleverd? De beantwoording dezer vraag ligt niet voor de hand. Het genootschap heeft nooit getracht te schitteren"eenvoudigheid is 't kenmerk van het ware" was steeds zijn leus. Toch willen wij op eenige feiten de aandacht vestigen. "In een tijd toen het lager onderwijs veel te wenschen overliet, werd aan de scholen van iiet genootschap krachtig onderwijs gegeven, degelijker dan op de meeste lagere scholen. De gelegenheid die hier gegeven werd om aan te vullen wat op de lagere school ontbrak, de prikkel der concur rentie dreef het lager onderwijs meermalen tot meerdere krachtsinspanning. Langs dien weg heeft het genootschap in het algemeen belang gewerkt. "Onderscheidene architecten, thans op verschillende plaatsen werkzaam, ontvingen hier hunne opleiding. In den laatsten tijd zijn een aantal vroe gere leerlingen geplaatst als opzichters bij den waterstaat en de staats spoorwegen. Een der leerlingen deed in het afge'ioopen jaar met lof exa men als adspiranl-ingenieur voor N. Indife. Op artistiek terrein hebben in vroegere dagen onderscheidene bekwame teekenaars hier hunne opleiding ontvangen, ja, enkele hebben als kunstschilders naam gemaakt. Maar bo venal heeft het genootschap aan een groot aantal ambachtslieden die kun digheden medegedeeld, welke hen in, staat hebben gesteld als nuttige leden der maatschappij werkzaam te zijn en ruimschoots hun brood te verdienen. "Bestuurders zijn volkomen overtuigd dat het hunne roeping niet is om kunstschilders of ingenieurs te vormen, daartoe wordt eene geheele andere opleiding gevorderd, maar kundige werklieden wier geoefende hand door een helder hoofd wordt bestuurd. Dat was het doel van de stichters, dat is nog het streven der mannen aan wie thans het bestuur is opgedragen; oprecht wenschen zij dat ook hunne opvolgers steeds dit beginsel zullen handhaven. De maatschappij heeft behoefte aan een goed ontwikkelden burgerstand, elke inrichting die hiertoe medewerkt kan aanspraak maken op de algemeene belangstellinglangs dezen weg wordt toch op eene krach tige wijze bevorderd zoowel de welvaart van het individu, als het heil en dc bloei van ons geliefd Vaderland." 's GRAVENHAGE20 Julij. Z. M. heeft vergunning verleend aan den heer mr. L. graaf van Heiden Reinesteincommissaris des konings in de prov. Groningenlot het dragen der versierselen van ridder 2e kl. met de ster der orde van de Kroonhem door den koning van Pruissen geschonken. Tot burgemeester der gemeente Oldebovc is benoemd de lieer E. D. Star Lichtenvoort Jr.en tot burgemeester der gemeente Echt A. II. G. Coe- negracht. Door Z. M. is aan de nagenoemde ambtenaren bij het dep. van finan ciënmet 1 Jan. 1870, verleend een eervol ontslag uit hunne betrekking, te weten, aan: den heer J. II. de Ivokelaer Bouw ens, administrateur van 's rijks uitgavenonder dankbetuiging voor de veeljarige en trouwe diensten door hem aan den lande bewezen; den heer II. J. de Wit, hoofdcommies; de hh. P. J. A. van Rhede van der Kloot en F. van llaaften, commiesen; voorts wordt de afdeeling rijks-uitgaven bij het dep, van financiën als afzon derlijke afdeeling met 1 October 1869 opgeheven en vereenigd met de afdee ling generale thesaurie ljij dat departement, onder benaming van "afdeeling generale thesaurie", cn Ts met dat tijdstip bij het dep. van financiën benoemd tot administrateur der generale thesaurie de heer W. A. Ribbe, thans refe rendaris bij dat departement. Met 1 October aanst. zijn benoemd lot provincialen inspecteur der directe belastingen, in- en uitgaande regten en accijnsen: te Rotterdam, de heer W. C. P. Toewater, thans directeur derzelfde middelen aldaar; te Amster dam. de heer A. Volkmaars, thans directeur derzelfde middelen aldaar; te Groningen, de heer W. J. Verkuyl, thans directeur derzelfde middelen aldaar; te Zutphen, de heer F. II. Kruseman Aretz, thans directeur derzelfde mid delen aldaar; te Maastricht, op zijn verzoek, de heer W. J. L. Grobbee. thans hoofdinspecteur derzelfde middelen te 'sGravenhagete Zwolle, de heer L. R. Wentholt, thans hoofdcontroleur derzelfde middelen te Gronin gen; te Leeuwarden, de heer A. J. L. Beudt, thans hoofdcontroleur der zelfde middelen te Eindhoven; te Eindhoven, de heer L. J. Sala, thans hoofdcontroleur derzelfde middelen te Zutphen; te Middelburg, de lieer F. Hoijcr, thans ho'ofdcontroleur derzelfde middelen te Rotterdam. Aan den luit. ter zee 2e kl. W. A. van Aken is, op zijn verzoek, eervol ontslag uit de zeedienst verleendvoorts is benoemd tot luit. ter zee 2e kl. de adelborst 1« kl. G. A. van der Mieden. Gisteren avond is de nieuw benoemde gezant van Zweden en Noor wegen bij het Nederlandsche hof, de heer O. Stenersen, alhier aangekomen. BELGIE. Op 20 Junij zal voor het hof van assises van Brabant behandeld wor den de zaak van den heer Charles Leon Bachelery, Fransch letterkundige, beschuldigd van hoon en smaad tegen den keizer der Franschen. Het hof van appèl te Brussel heeft beslist, dat de geestelijke vereeni- gingen (kloosters), niet als zedelijke ligchamen in België erkend zijnde, ook alzoo geene goederen kunnen verkrijgen door tusschenkomende personen of door middel eencr acte van voorgewende maatschap. Dien ten gevolge heeft bet hof de kloosterlingen van Averbode veroordeeld om aan dc erfgenamen der schenkster al de goederen, met de daaruit sedert 18'37 getrokken voor dedenterug te geven, welke hun door tusschérikomst van een lid der orde, bij middel van eene voorgewende acte van verkoop, waren gegeven ENGELA If 19. LONDEN, 19 Julij. Morgen zal eene vcreenigde vergadering van de lords en dc leden van bet lagerhuis plaats hebben, om te trachten tot eenstemmigheid te komen ten opzigte van de wet tot afschaffing der Iersche staatskerk. Naar men uit Bristol aan de times meldt, zou de Nederlandsche rege ring van plan zijn de uitlevering van Lamb te eischen, onder afkeuring van de wijze, waarop men zich van den beschuldigde had meester gemaakt, dat iets had van ronselen. Voorts zegt dat bladdat mevr. Lamb het initiatief heeft genomen om de tusschenkomst van de Ned. regering in te roepen, over de wijze, waarop men zich van haren echtgenoot heeft meestergemaakt.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1869 | | pagina 2