lifï#S«lE
V
1809.
VRIJDAG 5 FEBRUARI J.
STADS-ILER1GTEN.
BEIdASTIBJG OF BE HONI5EKT.
De Courant wordt Maandag, U'oensdag en
Vrijdag uitgegeven. Die van Maandag komt
uit Zaturdag avond.
N\ 16.
De prijs der Courant is f 3.per vierendeel
jaars. Afzonderlijke nommers zijn tegen 10
Cents verkrijgbaar.
LOTING VOOR. DE NATIONALE MILITIE.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van LEYDEN,
Gezien het besluit van den Commissaris des Konings in deze provincie, van den
2()sten Januarij 1869A. N°. 425 (2e afd.), Provinciaal blad n>.8, houdende regeling
van de Loting voor de Nationale Militie
Gelet op de bepalingen der wet van den 19dcn Augustus 1861 Staatsblad n°.
72), alsook op die van Zijner Majesteits besluit van den 8stcn Mei 1862 Staats
blad n". 46)
Doen te wetendat de Loting der in het vorig jaar binnen deze gemeente
voor de Nationale Militie ingeschrevenen, en alzoo voor hen die geboren zijn in het
jaar zal geschieden in een der vertrekken van het Raadhuis, op Dingsdag,
Woensdag en Donderdag, den 9den, 101'1'" en 11deD Februarij aanstaande, telkens
des morgens te negen uren;
Dat deze Loting in eene alphabetische volgorde der namen van de ingeschrevenen
zal plaats hebbenen wel
op Dingsdag den 9den Februarij 1869,
voor de ingeschrevenenwier familie-naam begint met de letter A tot en met de letter G,
op Woensdag den 10dcn Februarij 1869,
voor de ingeschrevenenwier familie-naain begint met de letter H tot en met de letter O,
en op Donderdag den 11dcn Februarij 1869,
voor de ingeschrevenen, wier familie-naam begint met de letter P tot en met de letter Z.
Voorts, dat bij art. 33 der wet is bepaald dat voor den ingeschrevene, die niet is
opgekomeu, het nommer kan getrokken worden door zijn vader, moeder of voogd,
terwijl, is ook deze niet opgekomenalsdan het trekken geschiedt door den Burge
meester of bet lid van den Raad der gemeente, waar de ioteling is ingeschreven;
Dat ingevolge art. 34 de opgekomen ingeschrevene, dadelijk na hel trekken van
zijn noininer, de redenen van vrijstelling opgeeft die hij ineent te hebben.
Het opgeven van deze redenen kan door zijn vader, moeder of voogd geschieden,
zoo deze tegenwoordig is en de ingeschrevene niet is opgekomen.
Wijders, dat tot het opmaken der getuigschriften, vermeld bij art. 53, tot het
bekomen van vrijstelling wegens broederdienst of op grond van te zijn eenige wet
tige zoon welke getuigschriften worden afgegeven op de getuigenis van twee
bij den Burgemeester bekende en te goeder naam en faam staande ingezetenen, die
zich ieder voor de waarheid van het daarbij verklaarde, door mede-onderteekening,
verantwoordelijk stellen, de gelegenheid bestaat ter Secretarie dezer gemeente op
Vrijdag en Zaluidag, den 12deD en 13den Februarij aanstaande, tusschen 'svoormid-
dags tien en 's namiddags drie uren.
En zal deze door plaatsing in de Legdsche Courant van den 29sten Januarij
en den 5den Februarij 1869 worden afgekondigd.
Burgemeester en Wethouders voornoemd
Leiden, 28 Januarij 1869. v. o. BRANDELER, Burgemeester.
v. PUTTKAMMER, Secrctaiis.
üc BURGEMEESTER, Hoofd van liet Gemeentebestuur van Leyden, doet
te weten, dat aan den Ontvanger der directe belastingen alhier is ter hand
gesteld een, op den 25sten der vorige maand, invorderbaar verklaard kohier
van het patentregtdienstjaar 1868 en 1869, tweede quartaal, terwijl ieder
verpligt is zijnen aanslagop den bij de Wet bepaalden voette voldoen.
En zal deze door plaatsing in de Legdsche Courant worden afgekondigd.
De Burgemeester voornoemd,
Leyden, 1 Februarij 1869. v. d. BRANDELER.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van LEYDEN achten het
niet ondienstig nogmaals de aandacht van ingezetenen te vestigen
op de Verordening regelende de invordering der plaatselijke belas
ting op de honden, houdende bepaling dat iedere eigenaar of be
zitter van een of meer honden verpligt is daarvan jaarlijks bij den
gemeente-ontvanger aangifte te doen, en hen tevens te wijzen op
de straffen die op het verzuim ten deze zijn gesteld.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
Leyden, v. d. BRANDELER, Burgemeester.
4 Februarij 1869. v. PUTTKAMMER, Secretaris.
BlNNENLANDSCIïE BERIGTEN'.
LEYDEN, 4 Februarij.
De heer J. J. L. ten Kate, van Amsterdam, hield gisteren avond in de
stads-gehoorzaal de tweede voordragt van zijn dichtstuk de Planeten. Bij
wijze van inleiding gaf de dichter een kort overzigt der vroeger voorgedra
gen zangen en daarna deelde hij eenige opmerkingen mede omtrent de pla
neten die nog ter behandeling waren overgeblevenallezins geschikt om den
hoorder zijne poëtische schilderingen beter te doen vatten. Aan de beschou
wing van Mercurius en Yenus waren de thans voor te dragen zangen gewijd.
Het behoeft niet gezegd te worden dat deze zangen in niets bij de vorige
achterstonden, zoowel wat betreft rijkdom van denkbeelden, stoutheid van
opvatting en dichterlijken gloed, die als het ware den hoorder aangrijpt en
wegsleept. Krachtvol geteekend en verheven schoon was de beschrijving van
Mercurius, alwaar, door liare nabijheid bij de zon, eene alles verteerende
hitte moet heersehenniet minder die van Venusdie ofschoon verder van
de zon verwijderd, als eene "doofstomme woestijn" werd afgemaald. Schitte
rend was de beschrijving der zee met hare wonderen, waarbij men niet
wist wat hier meer te bewonderen, of de onmiskenbare blijken van
wetenschappelijke kennis des dichters, of de stoutheid der conceptie.
Ook de menschelijke stem werd in hare inagt en haar vermogen, nu eens
aandoenlijkdan weder krachtvol bezongenwaartoe hem aanleiding gaf het
vermoeden der astronomendat op Venus geen dampkring aanwezig isen
this, hij gebrek aan lucht, geen geluid mogelijk is. De slotsom der beschou
wing van beide planeten was ook nu weder dat de dichter, na de vergelij
king dier bollen met de aarde, moest uitroepen: «Moederaarde, die'kverliet,
"Neen! uw kind behoort hier niet." De beide zangen werden gevolgd van
een intermezzo, een beurtzang der planeten, uitmuntende door schoone ge
dachten en beelden, terwijl het geheel werd besloten met een slotzang,
waarin krachtig geloof zich aan heilige ernst paarde en die blijkbaar diepen
indruk op de hoorders maakte, niet het minst toen de dichter de aardbe
woners in een drietal groepen of karavanen voorstelde als den hemelberg be
klimmende. en daarbij aan de Christenheid menige beschamende waarheid
vrijmoedig deed hooren.
Voordat de heer ten Kate hel spreekgestoelte verlietnam de heer C. Sepp
het woord op om hem dank te zeggen voor het genot niet alleenmaar ook
voor de stichting aan zijne hoorders geschonkenhem tevens geluk wen-
schende met de voltooijing van dit kunstproduct, en den wensch ontboe
zemende dal hij nog lang een waardig priester der kunst mogt zijn. Het
publiek gaf luide zijne instemming hiermede te kennen.
Te Voorschoten zijn hij de herv. gemeente gekozen tot nolabelen de
heeren: A. Jongerbloed, J. van Santen, W. Ifoogendoorn, J. de Jong,
W. C. BibenM. Struick en D. Meijeren door deze tot kerkvoogden de
heeren: jhr. mr. 11. A. Steengracht, H. J. Reijers, jhr. J. A. Pompe van
MeerdervoortJ. Tromer en J. 11. Kramers.
De minister van financiën heeft bepaald «at de jaarlelter voor de bran
ding der schepen en vaartuigenbij hunne meting voor het regt van patent
in het dienstjaar 1869/70 zal zijn de letter L (gothisch afgebeeld).
Naar wij vernemenzegt het Hbl.heeft de Hollandsche spoorweg
maatschappij concessie aangevraagd voor een spoorweg van Amsterdam over
Hilversum naar Amersfoort, met een zijtak van eerstgemelde plaats naar
Utrecht, welke weg later te Zutphen zal aansluiten aan de staatsspoorwe
gen. De maatschappij heeft dit verzoek afhankelijk gemaakt van het tot
stand komen der verbinding te Amsterdam, volgens'het dezer dagen behan
delde ontwerp der staats-ingenieurs.
De Volksvriend vestigt in haar laatste nommer de aandacht op de
opbrengst der accijnsen hier te lande in liet afgeloopen jaar. Die opbrengst
bedroeg, wat liet binnen- en bniteulandsch gedistilleerd betreft1 13,354,313.
liet gedistilleerd, zegt liet, heeft alzoo in 1868 ruim 4% ton gouds meer
opgehragt dan de raming (zelfs nog een kleine ƒ90000 meer dan in 1867),
ondanks de kwade noten, die er over de toenemende smokkelarij werden
gekraakt. En daartoe moge alle reden beslaan. Men verlieze slechts niet
uil liet oog dat de wet zelve elk, die de grenzen binnenkomt, animeert óm
een kan gedistilleerd bij zich te dragen. Van zoo'n enkele kan per man,
zegt zijis geen regt verschuldigddat komt een mensch toe zoo goed* als
koflij of vleescli. Iedere ƒ50 belasting vertegenwoordigt 100 kannen gedis
tilleerd, van 50 graden sterkte; alzoo is er geraamd op een consumtie in
1868 van 258.000 vaten of 25.800.000 kan; is er verleden jaar die belasting
betaald van c. 208,000 vaten, of 26,800,000 kan, dat is 10000 vaten, of
precies 1,000,000 kannen meer dan de raming, en ruim 2500 vaten of
250,000 kan meer dan in 1867. Indien nu dit verschil in meer het natuur
lijk verschil is dat onze staathuishoudkundigen op rekening plegen te stellen
van de vermeerdering der bevolking zou eerst moeten bewezen zijn, dat
onze drankdrinkende bevolking ook vermeerderd is. 't Gaat misschien nog
aan vermeerderd verbruik van zeep, vleesch en suiker aan de vermeerdering
der bevolking toe te schrijvenmaar zooveel gedistilleerd verslinden onze
kraamkamers, gelooven wij, nog niet. Er moet derhalve, ongerekend het
cijfer der gesmokkelde hoeveelheid (wij latenzegt het bladdaartegen op
gaan het technisch en industrieel verbruik van spiritus), door onze sterken-
drank-drinkers in 1868 weder een stevig glaasje meer verorberd zijn. 't ls
eene precieuse belasting. Nu komt er eerlang nog 3 hij. Kan 't er hij,
doe 't er bij. In Engeland wordt, als hinnenl. accijns, ƒ153 per vat gehe
ven. Men drinkt in Engeland en Ierland nagenoeg 4.50 Ned. kan per hoofd;
in Schotland circa 7 kan; in Nederland circa 8 kan: opgaven van 1867.
De suiker-consumtie is verminderd. De wijn-accijns heeft minder opgehragt,
maar in 1868 verviel, zoo wij meenen, weder een deel der opcenten, die
met 1869 geheel van dit artikel verdwijnen. Wat meer te zeggen heeft,
de opbrengst van het zout bleef ƒ10000 beneden het cijfer van 1867, in
weerwil der vermindering van bevolking; hoe zullen heeren statistici dit