De Leidsche Yrouwenverecniging. inrigtiuggroote ontwikkeling, vooral door de toezendingen der natuurkun- i dige onderzoekers uit onze overzeesche bezittingen; maar ook door koop, door ruil of geschenken, en ten gevolge der toepassing van het nieuwe be ginsel ooi voor elke diersoort zooveel mogelijk volledige reeksen te bezitten van voorwerpen van onderscheiden ouderdom, ontwikkeling en luchtstreek. Die merkwaardige verzameling, voor die van Londen of Parijs niet wjj- kende en ze in sommige opzigten overtreffende, kan niet wel langer in hel tegenwoordige gebouw blijven, of haar voornitgang moet worden gestuit en hare waarde verminderd. En nu het nieuw academisch gebouw! De senaat-kamer is te klein ge worden. Het groot auditorium! Wie er elders, zelfs bij kleinere acade miën, zooveel schooltere heelt gezien, moet zich voor hel onze schamen. De collegiën plagten veelal brj de hoogleeraren aan hun huizen gegeven ie worden, wat aanleiding is tot tijdverlies en ongerief, wanneer de stude rende jeugd bij zomerhitte of winterstormenvan het eene einde der stad naar het andere, haar hoogleeraren moet opzoeken. Al meer en meer zijn in het oude academisch gebouw vertrekken tot collegiekamer zoo wat inge- rigt, maar zij zijn veel te weinig in getal en deels ondoelmatig. De senaat der hoogeschool heeft te regt bij de regering aangedrongen, dat toch eindelijk de belofte van voor 50 jaren moge worden vervuld, ener een nieuw gebouw gereed moge komen tegen het naderend tijdstip waarop het jnbtlé van hel driehonderdjarig bestaan van Leydens universiteit zal worden gevierd. Er wordt over een plan beraadslaagd. Wat zal er de grondslag van zijn? Een geheel nieuw gebouw? Dan is de grootc Ruïne de aangewezen plaats, ja de eentge plaats om hare ligging en ruimte. Maar, zal men daar een gebouw willen oprigten in den Griekschen stijl rret zijn kostbare voorportalen, colommen en architraven, of wel een ge bouw in gothischen trant mei zijn eigenaardige niet minder kostbare ver sierselen. Het een of het ander zal weinig strooken met het eenvoudige gebouw op de kleine Ruïne daartegenover. Zal men in den modernen bouw trant vallen, het zal beneden de waardigheid der aloude eerbiedwekkende instelling blijven, want het gebouw moet als deftige zetel der universiteit schier uitsluitend bevatten de vergaderplaatsen van curatoren, senaat en faculteiten, gehoorzalen en collegie kamers. Bij hetzelfde gebouw immers de overige academische instellingen te willen vereenigen, daaraan is niet te denken, om de kosten, om het gevaar van bij brand alles op eens te verhezen, of al was het maar alleen omdat Leyden voor zulk eene onmetelijke inrigting volstrekt geen terrein bevat; zelfs de groole Ruïne zou daartoe weel te bekrompen zijn. Maar daarom behoeven die verschillende instellingen niet te worden gelaten verspreid en ge brekkig zooals zij zijn. Neen, liever ook op haar belangen bij het ontwer pen van een nieuw academisch gebouw aandachtig gelet, en gepoogd om door het plan eener gepaste verschikking en aanbouwing een beter geheel te verkrijgen. Welligt zijn die onderscheiden academische belangen naar het volgend plan te bevredigenwaarop het in geen geval ondienstig zal zjjn de aandacht reeds nu zoo in als builen Leyden te vestigen. Men behoude het tegenwoordige academische gebouw met zijne, zoonoodig te vergroolen, achtbare senaatkamer; aan beiden hechten zich zoo veel herinneringen! Het gebouw is hecht en sterk genoeg om nog eeuwen te duren, het kan inwendig naar de behoefte, uitwendig in den stjjl van zijn tijd verbeterd worden. Maar wijl het te klein is, ruime men het huis op, waar de Apollo en de Laocoon thans zijn geborgen, met nog een huis daarnaasten vergroote men op de verkregen ruimte het oude gebouw ge heel in denzelfden bouwtrant, met behoud van den ingang in het midden en met glas-overdekking van de binnenplaats, thans de toegang naar den kruidtuin. In het nieuwe gedeelte zal ruimte zijn voor gehoorzalen en voor de thans ontbrekende facultcits-, examen- en collegiekamers. In het oude gebouw blijve de senaatkamer en worden de bruikbare collegie-of faculteits- vertrekken verbeterd. Men dempe hel Rapenburgvan de Doelensteeg tot voor de bibliotheek, en de Cellebroersgrachtzoo zal men het oude gebouw met al zijne herinneringen bewaren, het in grootte verdubbelen en voor een statigen gevel naar ouden stijl een sierlijk plein bekomen, om niet te spreken van ruime toegangen tot bibliotheek en sterrewacht. Op deze wijze kan de bijbonwing aan het rijk lang zoo veel niet kosten als eene geheel nieuwe stichting vorderen zou. En nu verder: men bottwe een geheel nieuw lokaal voor het rijks museum van natuurlijke historie daartoe is wederom de groote Ruïne de aangewezen, ja de eenige plaats, wegens ligging en ruimte Men make dit gebouw in modernen bouwtrant, in overeenstemming met dien van het nieuwe gebouw op de kleine Ruïne. Het kan naar evenredig heid niet zeer kostbaar zijn, het behoeft slechts groole zalen met witte muren te bevatten, waarin de aanwezige kasten te plaatsen zijn; het moet echter uit den aard reeds groot zijn en voor vergrooting nog vatbaar, zoo dat het met werkplaatsen en tuin de geheele groote Ruïne behoeft. Een maal het rijks-museum derwaarts verplaatst zijnde, zoo levert het ont ruimde tegenwoordige lokaal dezer instelling gelegenheid op om er met noodige uitbreiding in te laten wat tot de vergelijkende ontleedkundemine ralogie en geologie behoort, met de reeds aanwezige collegie-lokalen voor den tegenwoordige!) hoogleeraar of de toekomstige hoogleeraren in die vakken. Voorts om er in te brengen het beelden- eri prenten kabinethet rijks- jl museum van oudheden; het ethnographisch museum, en het munt- en pen ning-kabinet. Hiermede zouden al deze bekrompen inrigtingen niet alleen ruimte en verbetering van lokalen bekomen maar van versjireid dat zij zijn in gewone huizen, of gedeelten van huizen, binnen een aanzienlijk lokaal worden bijeengebragttol nut en genoegen van docenten, kweekelingen of bezoekers. En vermits bet ruime gebouw vier verschillende ingangen heeft, zou elk der daarin te brengen inrigtingen toch afgescheiden en zelfstandig kunnen zijn. Voor de hierboven aangeduide verbeteringen van de laatste jaren zijn de kosten meerendeels door het rjjk gedragen alleen hebben belangstellen den in de wetenschap eene door ben verzamelde soui van ƒ20000 het rijk als bijdrage tot opbouw der nieuwe sterrewacht aangeboden en onder die belangstellenden waren heeren studenten te Leyden de eersten. Voorts heeft Leyden het terrein der kleine Ruïne voor het nieuwe gebouw aldaar, en een stuk der stadswallen voor het onderhanden zijnde academische gast huis kosteloos afgestaan; maar Leyden en nog veel minder de provincie, want die heeft niets gedaan, hebben voor de oudste academie lang niet over gehad wat de provinciën en sleden Utrecht en Groningen voor de jongere zuster-academiën veil hadden en nog hebben. Lieten de middelen het niet toe, men moet dit eerbiedigen, maar het terrein der groote Ruïne voor onontbeerlijke uitbreiding der academische instellingen, welke dan ook van de twee aaiigegevenein zijn geheel, on- versnipperd beschikbaar te houden, dit zal toch geen te groot ofler zijn; onversnipperdwant elke verbrokkeling ten behoeve misschien van eenige kleine inrigting zou de opoffering zijn van een groot belang voor een klein. Het zal de stad niets kosten op het terrein der Ruïne een tempel van we tenschap te zien opbouwenwelligt zou het haar vrij wat kosten er een tempel van vermaak te helpen vestigen. Hiermede zij het onderwerp geacht genoeg beschouwd te zijn, uit het oogpunt der belangen van Leydens hoogeschool. Het is wel ongevraagd, maar voorzorg is geoorloofd, en znlk een onderwerp van belang in lijds aan aller aandacht aan te bevelen is verre van onnuttig te zijn. Mogten zij die, hoezeer met de beste bedoelin en, den afstand der groole Ruïne voor het geheel of voor een gedeelte verlangen, hun wenschen aan de voorgaande beschouwingen toetsen Mogten zij die in deze te beslissen hebben, de zaak van beide zijden be zien, alvorens zij welligt onherroepelijk uit haar verband worde gerukt! Welligt zijn er die vragen wanneer zullen die plannen ten uitvoer wor den gebragt? en zal de groote Ruïne, in afwachting daarvan, in het on eindige beschikbaar moeten blijven? Hel antwoord is: dit hangt van de omstandigheden af; van den aandrang soms van een Mecenas, die invloed heeft; van den goeden luim van een weienschap-lieveud minister, die de welwillendheid der staten-generaal weet op te wekken. Wie dacht voor 10 of 12 jaren, dat er, na langdurigen stilstand, achtervolgens zoo veel voor de academie zou worden gedaan? Wij zijn nu aan den gang, het is gemakkelijker aan den gang te blijven dan aan den gang te komen. Maar van waar de middelen om de uitgaven te bestrijden? vant waar de geiden in dezen benarden trjd? Och, wat! wij geven jaarlijks uiillioenen uit om even hard als de buren over ijzeren wegen te rijdenen wij zouden niet vjjf of zes jaren lang een paar tonnen gouds kunnen afzonderen om de Leydsche academie waardig te doen vooruitgaan op haren eervollen weg! Een Vereerder der Wetenschap. Wat is dat voor een vereeniging? vroeg mij dezer dagen iemand, die midden in de stad woont en door zijn betrekking met vele menschen in aanraking komt. Ik merkte uit die vraag, dat de Leidsche Vrouwenver- eeniging nog te weinig bekend is, a! beslaat zij reeds eenige jaren; en het antwoord dat ik den beleefden vrager gaf, wil ik thans in het openbaar geven, omdat misschien velen in hetzelfde geval verkeeren als de persoon, dien ik toen voor mij had, en eigenlijk niet weten, wat die vereeniging wil en doet. Te meer voel ik mij opgewekt, de aandacht onzer stadgenoo- ten op haar te vestigen, omdat binnen weinige dagen door eenige heeren en dames een soiree musicale zal gegeven worden ten voordeele dier Ver eeniging en hel wenschelijk is, dat velen hunne belangstelling loonen in den arbeid der liefde, door de werkende leden dier \ereenigmg verricht, en ook de moeite beloonen van hen, die met groote welwillendheid zich tot het geven dier soiree bereid hebben verklaard. Het is voor een deel een aanbeveling der zaakdat een vraag als de ge noemde kon worden gedaan. Zij toont, dal de Vereeniging in stilte arbeidt, zonder ophef of rumoer, als het viooltje zich nederig verschuilend tnsschen al de genootschappen en vereenïgtngenwaarvan elke groote stad en zoo ook de onze vol is. Maar wat iu het verborgen geschiedt is daarom niet van minder beteekenis, en het verdient wel eens luide uitgesproken te wor den vooral wanneer het meerder hulp en ondersteuning behoeft. Daarom zij hier met enkele trekken de werkzaamheid der Leidsche Vrouwenvereeni- ging geteekend. Zij bestaat uit eenige dames, die zich verbonden hebben, om haar lijd en gaven te wijden aan het voorkomen der armoede. Zij stellen zich in betrekking met huisgezinnen, waar men moeite heeft het dagelijksch brood te vinden, waar men dus gevaar loopt al meer en meer achteruit te gaan en eindelijk in dien jammerlijken toestand te vervallen, waarin de diakonie alleen nog helpen kan. Om haar doel te bereiken, verschaffen de dames werk aan de vrouwenaan wie de slof wordt gele verdwaaruit zij verschillende kleedingstukken hebben te vervaardigen, die dan iu de depóts worden verkocht. Tevens trachten zjj door bezoek en toespraak zooveel mogelijk de oorzaken weg te nemendie doorgaans tot armoede leiden, orde, netheid, zindelijkheid in de huisgezinnen te bevorde ren, te zorgen dat de kinderen ter school gaan en wegen te openen tot eerlijken en winslgevenden arbeid. Dat is een hoogst eenvoudige zaak, maar, zooals elk. die eënigzins van nabij met de armenverpleging bekend is, aanstonds zal toestemmen, een zaak die veel inspanning en zelfverloochening, veel takt en wijsheid vordert. Alleen de overtuiging iels goeds te doen en het lot der'minder gegoeden te verlichten, kan den moed en de opgewektheid daartoe levendig houden. Die overtuiging wordt door de ervaring gesteund. Gedurende den tijd, waarin de Vereeniging reeds werkzaam is, zijn er bemoedigende voorbeelden op te noemen van de vruchten, die haar arbeid heeft gedragen. Niet dat de armen iu rijken zijn veranderd en van de Langegraclu naar het Rapenburg zijn verhuisd; voor velen zou het niet wenschelijk zijn en zeker hun geluk niet bevorderen. Maar wel is hier een mandie te weinig verdiende, aan werk geholpen, daar een vrouw, die als weduwe allée'n voor hare kinderen moest zorgen, in die zware taak ondersteund, elders »oor de opleiding van een jongen gezorgd. Dan is weer bij een ander de levensmoed opgewekt en de I lust om te werken verlevendigd. Gelijk de Vereeniging in stilte werkt, zoo rijpen ook de vruchten in stille. Dat zij vele teleurstellingen ontmoet, spreekt van zelf; maar wanneer slechts e'én van de tien huisgezinnen, die zij onder hare vleugelen neemt, voor armoede bewaard blijft, dat is reeds veel en geeft aan de dames, die zich aan dezen arbeid hebben gewijd, aan spraak op den dank hater medeburgers. Nu kan echter een dergelijke Vereeniging niet bestaan zonder geldelijke ondersteuning. Eu die ondersteuning is over liet algemeen nog te karig. De jaarlijksehe bijdragen vloeien haar niet mild genoeg toe. Het zal wel beter worden, wanneer de zaak meer bekend is; maar voor het oogenblik is er meerdere hulp noodtg, zal in dezen winter met goed gevolg kunnen gearbeid worden. Om die meerdere hulp te verkrijgen, wordt tegen 15 Dec. c. k. aan onze stadgenooten een soiree musicale aangeboden, die op zichzelf reeds een talrijk bezoek verdient en zich aanbeveelt door de perso nen die zich daar zullen doen hooren. Een buitengewoon talrijk bezoek verwachten wij echter met hel oog op het doel, waarom de soiree zal ge geven worden. Wij wenschen, dat de werkende leden der Leidsche Vrou- wenvereeniging daarin een bewijs van de sympathie harer medeburgers zul len ontvangen en een krachtige aanmoediging om met haren arbeid der helpende liefde voort ie gaan. Men heeft met een bedenkelijk hoofdschudden gezegd: een concert voor een liefdadig doel, zoo spoedig na Sinterklaas! Ik vertrouw, dat elk, die er over nadenkt, zulk een bezwaar als een beleedtging voor zijn liefdadig hart zal beschouwen. Beter klinkt het, van zulk een onderneming veel te verwachten juist iu de maand December, met het Kersfeest en den Oude jaarsavond in liet verschiet. Bedenkingen zijn spoedig gevonden, maar door weidenkenden even spoedig uit den weg geruimd. Wij zijn verzocht aan alle belanghebbenden mede te deelen dal een nieuw depót van gemaakte goederen gevestigd is op de Steenstraat bij de weduwe Kreft; terwijl het depót bij de wed. de Graaff is opgeheven. Te Leyden ter Boekdrukkerij van J. C. DRABBE.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1868 | | pagina 6