Aan de i\ederduilschc Hervormde Gemeente le Leyden. je gegrondheid mijner klagten beweesloch ook onvoorwaardelijk licl goede erkendedal U wegens de onlblooling der hooldkerk aan het beheer der Commissie verschuldigd zijn. Ik verklaar als eerlijk man dat ik volstrekt geen sevocl °f 'eden licit dien le koesiereu noch legen die Comtmssie ch ifjen den haar ler zgde staainlen deskundige, nocli legen hem die het (lonten gewelf der lloogiandsehc kerk zaamgesi ld en geinnmerd of dal werk besiourd heeft. Jlaar ik tnaak nu een onhandig vriend aan de Com missie zulk eene onbeperkte hulde toebrengt niet alleen wegens onderhoud maar ook wegens «herstellingen"er aan liet kerkbestuur eene grieve, eeue „roote grieve van, dal het hij die herstelling wansmaak gehuldigd, wan- 1 staliiehrid bestendigd beeft. Vooral is dn onverschoonbaar, wanneer het i waarheid is, wat de verdediger ven hel kerkbestuur verzekert, dal «de «door ml) aangeduide feil wel degelijk vóór mij opgemerkt is Is dal waar? Hoe weel die schrijier, wanneer mij die feil ouder de aandacht kwam? llijiie vrienden weien zeer goed, hoe ik reeds een jaar geleden mijne af keuring en mtjn leedwezen over die herstelling van hel wanstaltige topstuk op den zuidelijken dwarsbeukgevel, meermalen lub uitgesproken. Dal ik dit niet i" ei" artikel in een der nieuwsbladen deed, ofschoon meermalen daar- loe aangezocht, had zijne oorzaak én in drukke bezigheden én in de he- dettkiiisdat hel toch te laat was om op mijne wenken gunstige gevolgen te verwachten; de zaak lag er eenmaal toe. Men zal welligl zeggen, dit js evenzeer thans hel geval; maar dan antwoord ik dat te blijven zwijgen op die onvoorwaardelijke liuldebelnoning in het Leidsch Dagblad, uit] mede schuldig zou hebben doen wordenaan hel goedkeuren niet alleen maar zells aan het prijzen, wat afkeuring verdient, wat van wansmaak en ,a„ gebrek aan kennis van bouwvormen getuigt. Het ergsl van alles is, dat de schrijver van hel arlikel in de Leydsche Courant van heden zich misschien zonder hel le bedoelen maar dan door eeue ol andere, zoo al niet eeue «opgeblazen", verblinding, laat verleiden lot onwaarheid en inbreuk op goeden trouw. Foei! met zulke wapenen ma? men niet strijden; men bederft dan ook zpne beste zaak Volgens Item prijst de steller van hel stuk ut hel Leidsch Dagblad van 14 Julij«eenvoudig de Commissie voor het uitmuntend onderhoud der onder altaar beheer slaande gehouwen Dit is onwaar, hl) kent haar die lof ook bepaald toe wegens en voert ten bewijze aan de herstelling aan de Hooglaudsche kerk, in het vorige „jaar begonnen en in bet thans loopende voortgezet." Volgens hem verlang ik liet onmogelijke, dc herstelling van alle feilen; Onwaar; ik verlangde, daar waar men herstelt en, zooals in het aange voerde geval het zeer mogelijk, en niet zoo bijzonder kostbaar geweest was Oat men daar bestaande fouten, smakeloozc vormen en wanstaltige toevoeg sels niet hernieuwd of bestendigd had. Volgens Item is het «eene onwaarheid, dat eenige merkbare verwor- ming «veel minder eenige verrollingaan liet gewelf of aan de bekap- jipiirg van de tlooglandscbe kerk te ontdekken is." Het is tegen de goede trouw dat de verdediger der Commissie mij hier woorden in den mond lr?l. die ik niet gebezigd heli, en dat hij dan daarop mij van onwaarheid beschuldigt, ik schreef alleen dat «de gewelibeliiiimering mij een drietal „jaren geleden op vele plaatsen, maar vooral boven den zuidelijken dvvars- „beukzeer erg door worm bleek aangetast, hier en daar zeer vermolmd ïi/e zijn." Van verrotting heb ik niets gezegd en kon ik ook niets zeg gen, omdat mij die niet gebleken was. „Waarom"; dus vraagt de (ongeroepen? onbevoegde?) advokaat van de Commissie, «wordt nu en niet vroeger liet kerkbestuur op den toestand van het meergenoemde gewelr opmerkzaam gemaakt?" Mijn antwoord is, dat ik uiü daartoe niet geroepen gevoelde, voor dat ik aanleiding vond in de le onvoorwaardelijke loftuiting aan de Commissie toor hare zorgen lol onderbond der kerkgebouwen toegezwaaid. Wat ik gezegd iieb omtrent die vermolming van hei houien gewelf, en bel dringende eeuer spoedige voorziening berust op mijn eigen onderzoek. Mil eenig lid der Commissie zich omtrent dat feit overtuigen, hij kan bij de liedactie van deze courant mijn adres vernemen, en ik ben volkomen bereid om hem op dc plaats zelve die oveiluiging le bezorgen. Eindelijk moet ik den schrijver van het artikel mijne bevreemding bettii- gen, dal htj in de drie uit mijn verloog (mei welk doel vat Ik niet) aan gehaalde regels, niet bemerkt heeft, dal achler «waarschijnlijk" iwee woordjes «zal zijn" door eene drukfout zijn nilgelalen men leze: «welltgt »in de meede helft der 16de (maar meer waarschijnlijk zal het in de 17de eeuw of later zijn geschied)". Leiden, 29 Julij 1868 0s- Met mijn schrijven van 25 Juli jl.geplaatst in de Leydsche Courant van èn 27SI,D n°. 90, meende ik te kunnen volstaan, lot dat zich het geval voordeed dal de nieuw benoemde diakenen de benoeming hadden aangeno men en zij aan de gemeente waren voorgesteld, tenzij iemand m(j van dwaling, »an ongelijk had overtuigd, iu welk geval ik bereid was geweest mijne dwalingmijn ongelijk le erkennen. Kaar aanleiding echter van een krist voorkomende in de Leydsche Courant van 29 Juli n°. 91, als zoude de kerkeraad zicli niet hebben vereeniüd met de door mij ontwikkelde mteniiig omtrent de wettigheid (de berigtgever meent onwettigheidvan de verkiezing van veertien diakenen en die verkiezing op grond van het reglement als wettig hebben beschouwd, ben ik verpligt reeds nu lot u te «preken. Ik verklaar dat in de kerkeraadsvergadering van 27 Juli, waarin ikzelf tegenwoordig was, niet een enkel besluit is genomen, hetwelk ook niet genomen kon worden, daar de vergadering, zonder tegenspraak >au iemand, was onvoltallig, dtts niet in slaat le besluiten Ik verzoek den kerisigeverwiens bedoeling met hel berigt door mij nog niet wordt ge- qtialificeerd de cordaatheid le hebben deze mijne bewering in het openbaar tegen te spreken, daar anders de thans gebruikelijke term van onjuistheid 'oor hem veel le zacht Is. Daar ik nu toch gedwongen werd te spreken om u_door dal berigt niet in dwaling te doen verkorren omtrent het gevoelen van den kerkeraad, bij wien de zaak ook nog niet ontvankelijk is, daar er zoover mij bekend is hog geen bezwaarschrift legen de benoeming is ingediend, wil ik uu reeds ler adstructie van mijn vorig schrijven er het volgende bijvoegen, hel welk ik anders voor repliek bij openbare bestrijding van mijn gevoelenbewaard had. Hel Dagblad van Ztiidholland en 's Gravenhase van 28 Juli n°. 177 bevat onder de beriglen eene bestrijding van mijne meenins in hoofdzaak hierop nedfrkotnrude dat de vacaturen in bel kiescollege door mij niet van de 123 leden zijn afgelrokken. Die vacaturen waren mij natuurlijk bekend en daar de bestrijding ook lol grondslag heeft eene opvalling, die ligt veld kan winnen, heb ik daartegen hel volgende in le brengen. De meriting daar uitgesproken is het gevolg van eene berekening van den jeitelijken niet van dvo tolialligen mesland. Die berekening wordt door liet reglement niet toegelaten. Waarom toch wel heeft de weigever een gelat verlangd voor de mogelijkheid eeuer vergadering tot liet doen eener keuze? Alleen om een waarborg le hebben dal door invloed van binnen of van buiten, door hartslogt of willekeur geene keuze zou kunnen plaats hebben door een te gering getal leden. Mogt de wetgever nu gewild hebben dat liet systeem van den berigtgever in het Dagblad zijne bedoeling uitdrukte, dan had hij voorzeker daaromtrent bepalingen gemaakt, waarvoor lijj ruimschoots gele genheid had. Klets daarvan staal in hel reglement Dat een reglement be palingen omtrent vacaturen moet maken is duidelijk, al ware hel alleen wegens de sterfelijkheid der menschen. Ons reglement bevat in bet geheel drie bepalingen met betrekking tot vacaturen. Ik sclir()f ze uil: Art. 18. Tusschentijds opengevallen plaatsen van gemachtigden worden tenzij het getal meer dan twaalf bedraagt, eerst bij de gewone stemming in Maart vervuld. Art. 27. Aanvulling van tusschentijds ontstane vacaturen van ouder lingen en diakenen geschieden zoodra de kerkeraad dit verlangt. Art. 28. Bij vacaturen van predikanten blijft de kerkeraad belast met al wat noodig is le doen alvorens men tot het beroepingswerk kan overgaan. Staat hier nu bij, of ergens anders iu het reglement, dat die vacaturen in aanmerking komen bij hel gelal dal art. 22 vereischt als tegenwoordig in de vergadering? In het door mij betwiste systeem zou bjj deze artike len, of mogelijk beter bij art. 22 zelf, aanleiding geweest zijn eene derge lijke bepaling te maken. Kit die bepaling niet gemaakt is regel! zich art, 22 naar artikel een en dus niet naar den feitelijken toestand. Iu liet regle ment zelf vjnd ik nog een sterk argument lot staving mijner bewering. Art 32 luidt: De tverkzaamhedeu van het kiescollege bepalen zich tot het beroepen van predikanten en het benoemen van ouderlingen en dia kenen, zonder dat daarbij beraadslagingen worden toegelaten. Zou niet die bepaling nu bestaanbaar zijn eeue fluctuatie van den ver- eischten waarborg alleen te constateeren door eene calculatie van den presi dent der vergadering zonder dal daarbij beraadslagingen worden toegelaten Want wanneer die calculatie verkeerd en foutief, (hoe ook ler goeder trouw mogt uitvallen, niemand der aanwezigen beeft het regt daarop in de verga dering aanmerking le maken daar waar geene beraadslaging wordt toegelaten. Ik meen hiermede aangetoond te hebben dat de waarborg voor de ver kiezing door een niet te gering getal tegenwoordig zijnde leden ziclt oplost in art. 22 in verband met art. 1 en dal dal getal moet zijn twee en tachtig, omdat anders in hel reglement iu art. 22 had moeten bepaald zijn «na aftrek van" of «verminderd met de vacaturen bedoeld hij de artt. 18, 27 cn 28/' of dal in die laalsie artikelen had moeien bepaald zijn dat die vacaturen in mindering kwamen van de twee derden der leden iu art. 22 bedoeld. Onze slaalswetlen verkondigen 't zelfde principe, dal de staat tol waar borg stelt de tegenwoordigheid van meer dan de helft, de kerk, die van twee derde der leden, maak', op dat principe geen verschil. Zie grondwet art. 100 in verband met artt. 77 en 78, provinciale wet art. 75 en 2 in verband met art. 128 der grondwet, gemeente-wet art. 48 en 4. Leyden 30 Juli 1868. Mr. L. D. SUR1KGAK. Burgerlijke &tan£>. Van 23 lot en met 29 Julij 1869. BEVALLEN: L. Fonteyn, geb. Storm, Z. J. H Ballegogeb. Wurster, Z. J. de Boer, geb. Planje, Z. E. Stenzier, geb LangenbeekD. F. K. Jacobs, geb. Boouislra, I). C. A. S Lens, geb van HeslD J.G.Boelee, geb. van Os, Z. J Sjardyn geb. van Tongeren Z. J. Galjaard geb. van der Veer, Z. J. H Reuard geb. van üijk.D. C de Vos, geb. van den Ènde, I). A. H. Creygliton, geb. Sloots, D. G. Teljeur.geb. Lacotirl, D p. tweel. J. M. Kiamp, geb. LuiD. G. A. P. Prootgeb. Peters, D. J. Colpa geb. Marks, Z. 81. C Bronkhuyzegeb VerhoevenI). A. A. van de en geb. de LamaarD. 81. L A. A. Velthuisen geb. Hoek D. 81. Langeveld geb. O v er meerZ. C. Wagemansgeb. de Vink Z. GEHUWD: J Fakkel,jm en E. Verbot ff, jd.A. Teskejm. en E. C. Ro- zier, jd. P Jasper^e, jm. en 81. A. F. Udo, jd. OVERLEDEN: F. C. Asselen, Z.6 j. - C. E. VValleD bijna 3 m. - G. van der keurZ.1 d. J O termeer, Z.j j 81. C. D. Mallaar, D 26 j. 11. van Haarlem, 8 m. B. Hakkaart, Z.11 m. A L. 81 Alofs, D. 4 m. S. 81 KokkedeeD ruim Ij. H. van der Leek 54 j B. Voorham Z., 3 i. en 10 m. N C. Los, ,3 m. J. B. de 81oen, 64 j. A van der Lely D.1 j. en 2 m. W.C van Erp, Z. ,5 m. J. 81 Stamkot.geb Bus- kens, 55 j. Tb de BoerZ.8 tn. W. J. Vervark Z.9 m. E. Biesot D.8 m. - J. van den lirand Z.29 j. II. Keltenes, Z.19 d. J. G. van der Kamp, D., 10 m. W. J. Wesseling Z., 4j in. A D V E It T E T I E Si. VEERTIG-JARIGE ECHTVEREEVIGIXG van J. LAGEBE11G F. K. PO81 MEE. jUg Hunne dankbare Kinderen. Ondertrouwd Maastricht, 28 Juli 1868. Eenige kennisgeving. G. H. KEY en S. B. DURGE. Ondertrouwd A. L. REIMER1NGEH Junior eu Leiden, 30 Juli 1868. J. F. H. REUTER. Receptie 9 Augustus 1868, Breèsiraat, Wijk IV, K°. 295. Eenige kennisgeving. Ondertrouwd A. 81. RANDOE, met Leiden, 30 Juli 1868. II. J. C. UALDER IET. Eenige en algemeene kennisgeving. Receptie 2 Augustus, Haarlemmerstraat, VVjjk Vil, K®. 345.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1868 | | pagina 3