BIJVOEGSEL, behoorende tot de Leydsche Courant
van Maandag 6 Januarij 3868, 3.
STADS-BER1GTEN.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS tan LEYDEN,
Herzien de openbare kennisgeving omtrent de verpligting tot het doen van aangifte
voor de Nationale Militie, in de maand Januarij 1868, voor hen die op den lsten
Januarij van dit jaar hun 19dc jaar zijn ingetredenen alzoo de personen geboren
in het jaar 184», alsmede voor hen die eerst na het intreden van hun 1 bojaar,
doch vóór het volbrengen van hun 205te, ingezetenen zijn geworden, geplaatst in de
Leydsche Couranten van den 13den20st™ en 27sten December 1867;
Doen te weten:
dat tot deze inschrijving wordt zitting gehouden op het Raadhuis, van des voor
middags 10 tot des namiddags 3 uren
op Maandag den 13 Januarij, voor de bewoners van de wijken 1, 2 en 3,
Dingsdag 14 r> 4 en 5
Woensdag 15 6,
Donderdag 16 7
Vrijdag 17 8 en 9 of de
buitenwijk
en dat de geboorte-actendie ieder belanghebbende, bij de inschrijving, onder
opgave der woonplaats van den ingeschrevene, behoort over te leggen, dagelijks, de
Zondag uitgezonderd, zijn te verkrijgen ter Secretarie dezer gemeente (afdeeling
Burgerlijke Stand), van des voormiddags 10 tot des namiddags 3 uren, wanneer
tevens voor hen, die hier niet zijn geboren, aanvrage ter verkrijging dier acten
kan worden gedaan.
En wordt deze door plaatsing in de Leydsche Courant en bij aanplakking afgekondigd.
Burgemeester en Wethouders voornoemd
Leyden, 4 Januarij 1868. v. p. BRANDELER, Burgemeester.
y. PUTTKAMMER, Secretaris.
BURGEMEESTER eu WETHOUDERS van LEYDEN doen te welen, dat
het lc suppletoir kohier van de plaatselijke directe belasting, voor 1867,
is goedgekeurd door Gedeputeerde Staten, bij besluit van den 31sten Decem
ber 1867, en op heden aan den gemeer.ie-ontvanger ter invordering ter hand
gesteld en dat ieder verpligt is zijnen aanslag op den bij de wet bepaalden
voet te voldoen.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
v. d. BRANDELER, Burgemeester.
Leyden, 4 Januarij 1868. v. PUTTKAMMER, Secretaris.
BINXENLANDSCHE BERIGTEN.
LEYDEN, 4 Januarij.
Men verneemt uit goede bronnen, dat commissarissen der maatschappij
voor toonkunst te Leyden voornemens zijn, even als ten vorigen jarein den
stads-schouwbnrg een concert te geven en dat dit welligl zal plaats hebben
op Woensdag 29 Januarij a. s.
Het getal der in het Werkhuis alhier opgenomenen bedroeg gedurende
deze week dagelijks van 201 tot 241 volwassen personen en 105 tol 150 kindereu.
De Staatscourant van lieden beval het kon. besluit waarbij de tweede
kamer der siaten-seneraal wordt ontbonden met de bepaling dat de ver
kiezingen van leden voor eene nieuwe tweede kamer zullen plaats hebben
op Woensdag 22 Januarij, en de herstemming in de kiesdistricten, waar
die noodig mogt zijn, op Dingsdag 4 Februarij aanst. De eerste zamen-
komst der nieuw verkozen kamer wordt daarbij bepaald op Dingsdag 25
Februarijlegen welken dag de staten-generaal zullen worden opgeroepen
tot eene buitengewone zitting.
Bedoeld kon. besluit wordt voorafgegaan door het volgende rapport van
den ministerraad
Aan den Koning.
lil Mei van het nu afgeloopen jaar vergaderden te Londen, op uitnoodi-
ging van Uwe Majesteit als Groothertog van Luxemburg, de vertegenwoor
digers van BelgieFrankrijk, GrootbritannieNederland, Oostenrijk, Prnis-
sen en Rusland »om zich te verstaan omtrent nieuwe schikkingen in het
algemeen belang van den vrede." liet koningrijk Italië, hoewel door geene
antecedenten daartoe geroepen, begeerde deel te nemen »aan eene beraad
slaging, die bestemd was om een nieuw onderpand van zekerheid voor de
handhaving der algemeene rust te geven."
De uitkomst van de conferentie te Londen was het tractaat van 11 Mei 11.,
waarover vreugde in geheel Europa werd vernomen. Algemeen was het
gevoelen dal daardoor een dreigend oorlogsgevaar was afgewend.
Bij die gelegenheid werd eene volkomen bekrachtiging door al de mogend
heden gegeven aan de bevrijding van Limburg van die verpligtingen jegens
Duitschlandwaarover zijne bevolking sedert lang luide en niet zonder
reden had geklaagd, en die voor het geheele vaderland altijd eene bron
van groote moeijelijkheden konden worden. Wel was door den oorlog van
1866 het Duitsche Verbond ontbonden, maar dergelijke gebeurtenis had in
1848 eu 1849 nog eens plaats gehad, en daarna was Limburg toch op nieuw
aan Duitschland gehecht geworden.
Het Londensche tractaat werd ingevolge de Grondwet aan de staten-gene
raal medegedeeld. Nadat beide de kamers bij de beantwoordiging van Uwer
Majesteits Troonrede hare ingenomendheid met de uitkomst hadden betuigd,
mogt men verwachten dat de regering, die het geluk had gehad haar te
verkrijgen, daarover geene afkeuring zou ondervinden. Nederlands belang
scheen ook een nieuwen strijd te verbieden over geschillen, die tot een
rampzaligen oorlog hadden kunnen leidenware eene andere staatkunde
door Uwe Majesteit en hare hooge bondgenooten gevolgd.
Het tegendeel had plaats. Ruim drie zittingen der tweede kamer werden
besteed aan eene warme discussie over de teederste geschillenwaarbij zelfs
zeer buitengewone middelen legen de regeering werden gebezigd. Ten slotte
werd het hoofdstuk der begrooting voor buitenlandsche zaken op den 26sten
November II. afgestemd met 38 tegen 36 stemmen.
Dien dag gaf de raad van ministers hiervan aan Uwe Majesteit kennis.
Hij voegde daarbjj
«Deze verwerping staat in onmiddelijk verband met de beraadslagingen
over het tractaat van Londen van den lld™ Mei jl. en het geheele builjen-
landsche beleid der regeeringzoowel tot bewaring van den vredealsnnet
betrekking tot de losmaking der handen waarmede Limburg aan Du^sch^
land verbonden was.
«De overtuiging dal onder hoogeren zegen de uitkomst van dat regeerïngs-
beleid het welzijn van het vaderland heeft bevorderd, staat bij UwerMaje^
teits ministers vast; zij kunnen dan ook de stemming van heden niet anders
beschouwen dan als een bewijs dat het kabinet bij de tweede kamer der
staten-generaal niet die male van ondersteuning te verwachten heeft, die
het tot dus verre ten deel viel en die het in slaat stelde het beleid van
zaken te voeren
«Onder deze omstandigheden blijft Uwer Majesteits ministers niet anders
te doen overig dan gezamenlijk hun ontslag bjj Uwe Majesteit in te dienen.
«Bij het doen van deze"n stap rust nog een pligt op hen, die, om den
Koning eerbiedig hun diep gevoel van erkentelijkheid aan te bieden voor de
vele bewijzen van welwillendheid en vertrouwen, die zij steeds van hoogst-
denzelve mogten ontvangen."
Op den 2Isle™ Deceuiber II. ontving de raad Uwer Majesteits kabinets-
schrijven
«Naar aanleiding van het rapport van den raad van ministers, van den
26slen November 1867. n°. 1, heeft Zijne Majesteit bij kabinetsbrief van den
jstcn December 1867, lit. N3iioogstdeszelfs verlangen kenbaar gemaakt,
om op het daarbij gedaan verzoek geene beslissing te nemenalvorens de
beraadslagingen in de kamers der staten-generaal over de aangeboden cre-
dietwelten waren afgeloopen.
«Daar die beraadslagingen alsnu hebben plaats gehad, heb ik de eer, op
last des Koningsaan den raad van ministers mede te deelen dat Zjjnc
Majesteit geene redenen heeft gevonden om Zijn vertrouwen aan het tegen
woordig kabinet te ontzeggenen mitsdien het door de ministers aangebo
den ontslag niet aanneemt.
«De minister van staat, directeur van het kabinet des Konings;
de Kock."
Aan een zóó groot en hoog gewaardeerd blijk van Uwer Majesteits ver
trouwen heeft het kabinet gemeend te mogen beantwoordendoor eene ver-
r.ievwde poging om, zoo God wil, nog eenigen tijd Uwe Majesteit en hel
land te dienen.
Eene voldoende ondersteuning bij 's volks vertegenwoordigers is daartoe
echter onmisbaar. Zonder die is noch van wetgeving omtrent onderwijs en
andere zaken die zijn voorbereid, noch van herstel en vermeerdering van
voorspoed in de overzeesche bezittingen, noch van voltooijing der groote
openbare werken, waarop te regt wordt prijs gesteld, iels te verwachten.
Zonder die ondersteuning, in één woord, kan in een vrij land, als het
onze, niet worden geregeerd.
De sluiting van de zitting der staten-generaal heeft door eene commissie
naar Uwer Majesteits bevel plaats gehad.
Thans trede uwe regeering den pas begonnen jaarkring in met een beroep
op het volk, zoo als dit, krachlens de bestaande weten, zijne vertegen
woordigers heeft te kiezen.
Zoo spoedig mogelijk worde het grondwettig overleg tusschen regeering
en kamers hersteld.
Het zou Uwer Majesteit kunnen behagen, tol dat einde het hiernevens
aangeboden besluit te nemeneu te bevelen dat dit rapport daarnevens in
de Staatscourant worde geplaatst.
De mededeeling in de Staatscourant der kon. besluiten, waarbij dc
departementen van eeredienst, opgeheven bij kon. besluit van 21 April 1862,
weder zijn ingesteld, wordt voorafgegaan door een rapport van den tijdc-
lijken voorzitter van den ministerraad, den heer Heemskerk. Daarin wordt
o. a. het volgende gezegd: De verandering (opheffing) scheen haar ontstaan
alleen te danken aan de omstandigheid, dat de werkkring der beide minis
ters van eeredienst van ie weinig omvang geacht werd om het beslaan van
afzonderlijke departementen te wettigentenzij de maatregel moest dienen
als overgang om tot eene werkelijke opheffing der departementen te komen.
Wat hiervan zij, Sire, dit staat vast, dat dezelfde ministers, die de be
doelde voordragt in het jaar 1862 gedaan hebbentot op hunne aftreding
in 1866 geen afdoenden stap voor de verwezenlijking van dit denkbeeld heb
ben gedaan. Intusschen is aan de hervormde en Israëlitische kerkgenoot
schappen nog niet diezelfde mate van onafhankelijkheid van den staat en
van zelfstandigheid verzekerdwaarin het rqomsch-katholijke kerkgenoot
schap zich mag verheugenen het volbrengen dier veel omvattende en tee-
dere taak is dan ook van het hoofd van een departement, met geheel andere
en zwaarwigtige bezigheden belast, redelijker wijze niet te verwachten.
Maar ook in de staatsregtelijke betrekkingen tot de kerkgenootschappen
waarmede het departement van roomsch-katholijke eeredienst in aanraking
is, doen zich eigenaardige, soms moeijelijke onderwerpen voor, die zeer
bijzondere studie en aandacht verdienen. De bestaande toestand is dus in
dit opzigt niet gunstig te noemen. Onder een ander opzigt is hij als zeer
ongunstig aan te merken. De toevoeging toch der eeredienslen aan andere
departementen belemmert uit den aard der zaak Uwe Majesteit, in strijd
met de grondwetbij voorkomende vacaturen in de keuze van de hoofden
dier departementen Door de herstelling der depp. van eeredienst wordt
echter niet uitgesloten de gelijktijdige vervulling van een daarvan met een
ander departement van algemeen bestuur, hetzij van de thans bestaande,
hetzij van een nieuw daar te stellen departement van nijverheidindien
Uwe Majesteit daartoe in de toekomst mogt willen hesluiten.
De Arnh. C. meldt dat de heer van Nispen tot Sevenaer verklaard
heeft dat hetgeen aan die couraut was medegedeeld omtrent de voorwaar
denwaarop de portefeuille van justitie door hem zou worden aanvaard,
onwaar is.
Aan het bestuur eener kiesvereeniging in Friesland heeft de heer
Groen van Prinsterer op de vraag «of hij zich verkiesbaar stelt?" geant
woord dat, zoo het door zijne vrienden begeerd wordt, hjj daartoe bereid