neer geheel nieuwe gebouwen opgerigt worden, moet
de eigenaar, binnen acht dagen na het afloopen der
vertimmering of bouwing, de bepaling van het Ituis-
nommer aan den ambtenaar van den burgerlijken stand
vragen.
Art. 49.
Overtreding van ééne der bepalingen van dit hoofd
stuk wordt met geldboete van een tot drie gulden
gestraft.
DERDE HOOFDSTUK.
VAN VESTIGING EN VERANDERING VAN WOONPLAATS
BINNEN DE GEMEENTE.
EERSTE AFDEELING.
Van hen die van elders binnen de gemeente komen wonen
en van verhuizing binnen de gemeente.
Art. 50.
Z.ij, die overeenkomstig de bepalingen van bet Ko
ninklijk besluit van den 3Je" November 1861 (Staats
blad n°. 95) aangifte hebben gedaan van het over
brengen van hunne werkelijke woonplaats van elders
naar deze gemeente en daarvan eene verklaring heb
ben gedaan aan het bestuur dezer gemeente, ontvan
gen van die verklaring een bewijs, hetwelk zij binnen
24 uren aan den heer der gebuurte binnen welke
zij zijn komen wonen, vertoonen. Deze teekent het
voor gezien, en schrijft bet in zijn register in.
Art. 51.
leder die binnen deze gemeente verhuist, is verpligt
daarvan, binneu eene maand na de verhuizing, aan
gifte te doen op het bureau van den burgerlijken
stand, en daarbij al datgene op te geven, wat tot de
invulling van het bevolkingsregister noodzakelijk is.
Hij ontvangt van die aangifte een bewijs, hetwelk hij
binnen 2t uren aan den beer der gebuurte, binnen
welke hij is komen wonenvertoontdeze teekent
bet voor gezien en schrijft het op zijn register in.
«ij is mede verpligt, binnen ééne maand na zijne
verhuizing, daarvan kennis te geven aan den beer dei-
gebuurte, welke hij verlaten beeft.
TWEEDE AFDEELING.
Algemeene bepalingen.
Art. 52.
Ieder, die een gedeelte van een door hem bewoond
buis verhuurt of aan anderen in gebruik afstaat, is ver
pligt daarvan.binnen veertien dagen nadat die huur
of dat in gebruik geven een aanvang genomen beeft,
op het bureau van den burgerlijken stand aangifte te doen.
Bij ontruiming van bet gebuurde of van bet in ge
bruik gegevene, is hij, mede binnen veertien dagentot
aangifte, daarvan gehouden.
Art. 53.
Bestuurders van gestichten van liefdadigheid, hofjes
of' andere inrigtingen, in welke men zonder betaling
van huur als inwoner wordt opgenomen, zenden vóór
of op den vijfden van elke maand aan den heer dei-
gebuurte, binnen welke bet geslicht gelegen is, een
staat der veranderingen in, welke in de vorige maand
in het personeel der onder ben staande iurigting heb
ben plaats gehad.
Art. 54.
Overtreding van de in dit hoofdstuk gegeven voor
schriften, gelijk ook het niet behoorlijk doen der ge
vorderde opgaven, wordt, onverminderd het bepaalde
bij Kon. besluit van den 3dcn November 1861 (Staats
blad n°. 95)gestraft met eene geldboete van één tot
drie gulden.
VIERDE HOOFDSTUK.
Art. 58.
Behalve bij het aan- of wegvoeren, is het verboden
de straat met siagtvee te bezetten of te beleggen.
Art. 59.
Onverminderd het bepaalde bij art. 471, 4°. van bel
Wetboek van Strafregt, is het met dan met schriftelijke
toestemming van Burgemeester en Wethouders en tegen
betaling volgens een door den Gemeenteraad vastgesteld
tarief, geoorloofd de straat te beleggen, bezetten of be
hangen met werktuigen of gereedschappenmet mate
rialen kleederen of eenigerlei andere goederen.
Bij misbruik van dit verlof, wordt het door Burge
meester en Wethouders ingetrokken.
Art. 60.
Bij het bouwen en herstellen zijner panden is het
echter aan een ieder geoorloofd, de noodige steigers
op de straat te stellen en daarop materialen te plaatsen,
mits de vrije passage hierdoor niet belemmerd worde
en men zich gedrage naar de aanwijziug door den
gemeente-architect, onder goedkeuring van Burgemees
ter en Wethouders, te geven.
Ingeval voor dien bouw of voor die herstelling het
afsluiten eener steeg gedurende eenige dagen noodig
is, kan de vergunning daartoe door Burgemeester en
Wethouders worden verleend.
Art. 61.
De deuren, die bij het bouwen en herstellen van
panden geplaatst mogten worden in schuttingen, die
nende lot tijdelijke afsluiting dier panden, mogen niet
over de openbare straat openslaan. De aauuemer, met
het werk belast, is aansprakelijk voor de naleving van
dit voorschrift.
Art. 62.
Zonder verlof van Burgemeester en Wethouders, mag
in de straat geen gat gebroken worden. Die dat verlof
verkregen heeft, moet het gat vóór zonsondergang we
der doen digt maken, tenzij hem daartoe bij het verlof
een langer uitstel gegeven ware. In dit geval moet hij
ten zijnen kosten rondom dat gat, ter hoogte eener
Nederlandsebe el, eene schutting plaatsen of, waar dooi
de engte der straat zulk eene omschutting onmogelijk
is, het gat met stevige planken dekken, en een en
ander van zonsondergang tot zonsopgang, zoo noodig
ter beoordeeling van de Commissie van Fabricage, be
hoorlijk doen verlichten.
Na afloop van het werk wordt de straat van wege
de gemeente, doch op kosten des verzoekers, hersteld.
Het verlof wordt niet verleend dan na vooruitbeta
ling der tot herstelling der straat vermoedelijk noodige
kosten.
Art. 63.
Tonnen of staken mogen niet tusschen de straal-
sleenen gestoken noch touwen of kettingen om hoo
rnen, lantaarnpalen of briigleuuingen geslagen worden.
Waar walpalen ontbreken en eenig vaartuig tot laden
of lossen eene kortstondige ligplaats behoeft, mag van
de hoornen gebruik gemaakt worden tot het aanslaan
van een touw of' ketting. Een en ander zal echter in
dat geval door een lap zeildoek, kleed of mal moe
ten omwonden zijn.
Art. 64.
Alle vergunningen, in dit hoofdstuk vermeld, wor
den niet dan schriftelijk aangevraagd en verleend en
moeten op de eerste aanvrage worden vertoond.
Art. 65.
Overtreding der bepalingen van dit hoofdstuk wordt,
voor zoo verre daartegen bij de Algemeeue Strafwet
p-eene straf is bedreigd, gestraft met eene geldboete van
één lot vijf en twintig gulden en gevangenis van één
tot drie dagen, te zamen of afzonderlijk.
VIJFDE HOOFDSTUK.
STRAATPOLIGIE,
VAN GEBRUIK VAN OPENBAREN GEMEENTEGROND.
Art. 55.
Zonder vergunning van den Gemeenteraadmag-nie
mand op openbaren gemeentegrond planten of bouwen.
Art. 56.
Zonder schriftelijke toestemming van Burgemeester
en Wethouders, is het verboden openbaren gemeente
grond te gebruiken tot het opslaan, uitstallen, bergen
of bewerken van goederen.
Art. 57.
Het ophangen van vachtengaren- en wollenslofFen
of van andere voorwerpen aan de leuningen van brug
gen is verboden, zonder vergunning van den gemeen
teraad.
EERSTE AFDEELING.
Van het reinhouden der straat.
Art. 66.
Karpetten, matten, gang- en trapkleeden en ander
huisraad of stof verspreidende voorwerpen mogen op
de straat worden gereinigd des morgeus vóór tien uren
en des avonds na tien urendoch uitsluitend vóór de
woningen of erven der eigenaars of bewoners. Vloer-
kleeden of tapijten mogen op geene andere plaatsen
dan die, welke door Burgemeester en Wethouders
daartoe zullen aangewezen zijn, uitgeklopt worden.
Overtreding van de bepaling van dit artikel wordt
gestraftjmet geldboete van één gulden.
2