3°. zij, die in gast-, wees- of arm-huizen verpleegd worden 4". lijf- en huisbedienden, bij hunne meesiers inwonende; 5°. die hij eenig armbestuur bedeeld worden: 6°. herbergiers en tappers van bier of sterken drank- 4. Fan den tijd, voor welken de benoeming plaats heeft. Art. 10. De benoeming tot heer of raad der gebuurte geschiedt voor den tijd van vier jaren. De aftredeuden zijn we der benoembaar. Art. 11. Die tusschentijds benoemd is, bekleedt zijne betrek king slechts zoolang als hijin wiens plaats hij geko men is, die bekleed zou hebben. 5. Fan het verlies van- en ontslag uit de betrekking van heer of raad der gebuurte. Art. 12. De heer of raad der gebuurte, die uit de gebuurte verhuist, verliest zijne betrekking. Veertien dagen vóór de verhuizing geeft hij daarvan op het bureau van den burgerlijken stand kennis. Art. 13. Burgemeester en Wethouders ontslaan ten allen tijde de heeren of raden der gebuurtenbij nalatigheid of onwil, uit hunne betrekking. Art. 14. Wanneer een heer der gebuurte ophoudt die betrek king te bekleeden, zorgt hij, of bij zijn overlijden, zorgen zijne weduwe of zijne erfgenameudat alle re gisters, stukken of bescheiden, welke hij in die betrek king onder zijne berusting had, uiterlijk binnen drie wekeu na het ophouden zijner hoedanigheid, aan zijnen opvolger of aan den raad der gebuurte overgegeven worden. 6. Fan hunne in-dienst-treding. Art. 15. Binnen veertien dagen na hunne benoeming, stellen de heeren en raden der gebuurten hunne naamteeke- ning in twee registers, één te houden bij het bureau van den burgerlijken stand, en één te houden bij dal van policie. Art. 16. De heeren der gebuurten ontvangen onmiddellijk daarna van Burgemeester en Wethouders een door dezen vast te stellen onderscheidingsteekenwaarvan zij voor zien moeten zijn, zoo dikwijls zij zich in het open baar in hunne betrekking vertoonen. Art. 17. ISa in dienst te zijn getreden, wordt aan hunne wo ning van stadswege een bord geplaatst, waarop staat: heer der gebuurte ff ijk gebuurte N°. tot N°. 7. Kosten van beheer. Art. 18. De heeren der gebuurten nemen hunne betrekking voor niet waar. De registers en verdere benoodigde stukken worden hun van stadswege verstrekt. Ter ver goeding van schrijfloonen, knechtsloon en andere kleine uitgaven, wordt jaarlijks hoogstens eene som van dui zend gulden verstrekt, door Burgemeester en Wethou ders naar vaste regelen te verdeelen onder de geza menlijke heeren der gebuurten. Art. 19. De heeren der gebuurten kunnen, hetzij ieder voor zich, hetzij in gemeenschap met elkander, een knecht der gebuurte aannemen, ten einde hen in hun werk bij te staan. Zij doen dit onder zoodanige voorwaar den als zij goedvinden, doch moeten de kosten, daar toe benoodigd, uit de hun hij art. 18 toe te kennen vergoeding bestrijden. Zij ontslaan die knechts naar goedvinden. 8. Over de vereeniging van de heeren der gebuur ten eener wijk in een wijk-collegie. Art. 20. In de eerste vergadering van elk jaar, waarop, in gevolge de bepaling van art. 40, de heeren der ge buurten in een wijk-collegie bijeenkomen, kiezen zij uit bun midden een voorzitter en, zoo zij dit noodig achteneenen secretaris. Van deze benoeming wordt aan Burgemeester en Wethouders kennis gegeven. Tweede Titel. Fan de werkzaamheden van de heeren der gebuurten. 1Fan de registers van bevolking der gebuurten. Art. 21. De heeren der gebuurten houden, naar de volgnum mers der huizen, een naauwkeurig register van alle personen, welke binnen hunne gebuurte wonen. Dat register zal volgens een model, door Burgemees ter en Wethouders vast te stellenmoeten inhouden de nummers der gebouwen en ervende namen der in huis wonende personen, hunnen ouderdom, hun beroep of bedrijf, hunne godsdienstige gezindte, en of zij eigenaars of huurders van het door hen bewooude zijn. Van al de-personen, in die registers voorkomende, wordt eene alphabetiscbe lijst gehouden. Art. 22. De registers van de heeren der gebuurten worden door den ambtenaar van den burgerlijken stand, of de door hem daartoe aan te wijzen ambtenaren van het bureau van den burgerlijken stand, op het eerste en laatste blad onderteekend, en de verdere bladen wor den genummerd en gewaarmerkt. Art. 23. De heeren der gebuurten teekenen de veranderin gen aan, welke de bevolking hunner gebuurte door geboorte, huwelijk, echtscheiding of overlijden onder gaan heeft. Maandelijks geeft de ambtenaar van den burgerlijken stand hun eene naauwkeurige opgave dier veranderin gen, welke zij, voor zoo veel dit niet reeds geschied is, in hunne registers overbrengen. Art. 24. Zij schrijven degenen, die zich uit eene andere ge meente hier ter stede met der woon nederzetten en zich binnen hunne gebuurte vestigen, of uit eene andere gebuurte binnen de hunne komen wonen, of in hunne eigene gebuurte van woning veranderd ziju, niet in hun register op, dan na vertoon van het bewijs, dat die personen het een en het ander op het bureau van den burgerlijken stand hebben aangegevenof op be vel van den ambtenaar van den burgerlijken stand. Art. 25. Wanneer zij ontdekken, dat iemand van buiten de gemeente zich voortdurend binnen hunne gebuurte op houdt, of van eenige verandering van woning kennis krijgen, zonder dat hun het bewijs van inschrijving op het bureau van den burgerlijken stand dezer gemeente vertoond is, geven zij daarvan kennis aan den amb tenaar van den burgerlijken standalsmedemet op noeming der getuigen of andere bewijsmiddelen, aan den commissaris van policie, ten einde de overtreding, zoo deze bestaat, geconstateerd worde. Art. 26. Zoo dikwijls door Burgemeester en Wethouders, den ambtenaar van den burgerlijken stand, de commissa rissen van policie, de bij het plaatselijk bestuur er kende arm verzorgers en de heeren van andere gebuur ten inzage van hunne registers verlangd wordt, zijn zij verpligt die te geven. Zij mogen hun register echter niet buiten hunne woning afgeven, dan op schriftelijke magtiging van Burgemeester en Wethouders. Art. 27. In de maanden Junij en December van elk jaar gaan zij hunne gebuurten huis voor huis rond, en vergelijken hetgeen zij bevinden met hunne registers. De hun gebleken leemten en gebreken vullen zij aan en herstellen zij op hunne registers. Art. 28. Zij geven aan den ambtenaar van den burgerlijken stand kennis van de belemmeringen, welke hun in de uitoefening hunner betrekking in den weg gelegd zijn, en doen hern opgave hoe daarvan, des noods, in reg- ten zal kunnen blijken. Art. 29. Zij staan, wat de registers der bevolking hunner ge buurte betreft, onder het onmiddellijk toezigt van den ambtenaar van den burgerlijken stand, en zijn verpligt zijne bevelen ten dien aanzienvoor zooverre die niet met de plaatselijke verordeningen in strijd zijn, na te komen. Art. 30. In den loop der maand Februarij van elk jaar bren gen zij, tegen schriftelijk bewijs van ontvangst, hun register op het bureau van den burgerlijken stand over, ten einde dit door den ambtenaar van den burgerlijken stand worde nagegaan. Deze teekent, na inzage van het register genomen te hebben, dit af en geeft het,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1867 | | pagina 7