Art, 293.
De togt- en aschgaten der eestenalsmede de asch
gaten in de distilleerderijen en branderijen, zullen niet
anders dan door middel van ijzeren schuiven of deuren
gesloten mogen worden.
Art. 294.
Ten minste eenmaal in het jaar zal er door rooimees
ters eene schouwing over al die vuringen plaats heb
benwelke met verlof van Gedeputeerde Staten der
provincie Zuidhollundof met verlof van Burgemeester
en Wethouders, zijn daargesteld.
Art. 295.
Van den tijd, waarop de schouwing in het voor
gaand artikel bedoeldof die in art. 289 voorge
schreven, zal plaats hebben, zal telken rei ze aan de
belanghebbenden, bij openbare afkondiging van Bur
gemeester en Wethouders, minstens drie dagen te vo
ren, kennis gegeven worden; de belanghebbenden zijn
verpligt rooimeesters in de gelegenheid te stellen om
het aan hun opgedragen onderzoek naar behooren te
kunnen verrigten.
Art. 296.
Behoudens het bepaalde bij het Koninklijk besluit
van 31 Januarij 1824 (Staatsblad n°. 19) ten aanzien
van rookerijensmelterijen, kokerijen van vernis enz.,
is bet verboden
1°. in windmolens, op de werkzolders eenig werk
tuig te plaatsen, hetwelk door vuur verwarmd of waar
bij vuur gebezigd wordt;
2°. ligt brandbare stoffen binnen den afstand van
zeven palmen van ovens, eesten, smidsen of andere
vuurplaatsen te leggen
3°. te vlassen of te hekelen anders dan bij vollen
dag, op den vloer en zonder gebruik van vuur;
4°. vaatwerk, anders dan op daartoe door Burgemees
ter en Wethouders goedgekeurde of aangewezen plaat
sen, te heeten;
5°. rookhokken voor spek en vleesch op bovenver
diepingen te plaatsenanders dan onder goedkeuring
van rooimeesters;
6°. pek binnen 's huis op binnenplaatsen, in tuinen of
op andere dan door Burgemeester en Wethouders goed
gekeurde of aangewezen plaatsen, of ook na zouson-
dergang, te smelten;
7°. zonder verlof van Burgemeester en Wethouders
met brandende toortsen of fakkels over straat te gaan;
8°. gedoofde kolen of uitgebrande doppen anders te
bewarendan in behoorlijk gesloten metalen of stee-
nen voorwerpen;
9°. vuur ongedekt over de straat te dragen;
10°. om, zonder vergunning van Burgemeester en
Wethouders, in onbewoonde huizen of erven vuur te
bezigen, van 1 April tot en met 30 September, van des
avonds teri zes tot vijf uren des morgens, en gedurende
de overige maanden van drie uren des namiddags tot
's morgens ten zes uren;
11°. haardasch te bewaren of te storten:
hinnen gebouwen anders dan in metalen of stee-
nen voorwerpen
b. in de open luchtanders dan in putten of gemet
selde bakken, welke niet binnen den afstand van
tien ellen van eenig gebouw mogen gelegen zijn;
12°. olie, vernis of drukinkt binnen de gemeente
met vuur te koken, zonder verlof van Burgemeester
en Wethouders en onder de noodige voorzorgendoor
hen vast te stellen.
Art. 297
Leidekkers of loodgieters mogen het voor hun be
drijf benoodigde vuur niet op bovenverdiepingen of op
daken hebben of brengen.
Bij het bouwen of herstellen van kerken of torens
mag onder toezigt van rooimeesters vuur naar boven
worden gebragt.
Art. 298.
Bij besloten water zijn, zoodra van gemeentewege
het hakken van bijten bevolen is, de bewoners van
huizen en de eigenaars of bruikers van onbewoonde
gebouwen, aan grachten gelegen of daarop uitkomende,
verpligt eiken dag vóór twaalf uren des middags voor
hunne panden bijlen te laten maken, van ten minste
één vierkante el, en die behoorlijk open te houden.
Wanneer een vaartuig, voor eenig gehouw liggende,
de geheele breedte daarvan beslaat, is de schipper of
schuitenvoerder verpligt, de bijt aan de binnenzijde
van den achtersteven op gelijke wijs te doen maken en
open te houden.
Art. 299.
De markt- en rooimeesters zijn bevoegd de stook
plaatsen der vaartuigen te onderzoeken. Wanneer zij
die gevaarlijk keuren, moeten de vuren op hunnen last
terstond gedoofd worden.
Art. 300.
Hij die eenig gebouw door gas wil verlichten is ver
pligt al de geleidende pijpen van stevig metaal te doen
vervaardigen en zorg te dragendat zij niet tusschen
plafonds of gesloten kasten worden .verborgen. Ook
moet de toevoerpijp, welke het gas binnen het ge
bouw brengt, binnen den gevel of muur voorzien zijn
van eene afsluitkraanevenredig: aan de wijdte van
de pijp.
Art. 301.
Ter verzekering van de nakoming der in deze afdee-
ling vastgestelde bepalingen, wordt aan de ambtena
ren der policie, den directeur van het brandwezen
de markt- en de rooimeesters, de bevoegdheid toege
kend om, met inachtneming der voorschriften van
art. 3 der wet van 31 Augustus 1853 (Staatsblad
ii°. 83)de woningen of andere panden der ingezete
nen en de vaartuigen der schippers of schuitenvoerders,
hun ondanks, ook tusschen zonsonder- en opgang,
binnen te treden.
De voornoemde beambten maken van alle overtre
dingen dezer afdeeling, op den ambtseed, procesver
baal op, aan den Burgemeester iri te dienen.
Art. 302.
Overtreding van eenige bepaling der artt. 296, n°. 7
tot en met n°. 11 en 298 wordt gestraft met eene geld
boete van twee gulden; overtreding van art. 296 u°. 1
tot en met n°. 6 en van art. 299 met geldboete van
drie gulden; die der artt. 279, 286, 296 n°. 12 en
297 met geldboete van vijf tot tien gulden, die der
artt. 276, 280 tot en met 285, 288 tol en met 293
en 300 met eene boete van tien tot vijf en twintig
gulden en gevangenis van één lot drie dagen, te zamen
of afzonderlijk, een en ander voor zoover in dit onder
werp niet bij de wet, algemeenen maatregel van in
wendig bestuur of provinciale verordening is voorzien.
Vorenstaande strafbepalingen zijn mede toepasselijk op
werkliedenwelke behulpzaam geweest zijn in het
maken, herstellen of veranderen van schoorsteenen of
vuurplaatsen op eene met de bepalingen dezer afdee
ling strijdige wijze.
Art. 303.
De regter is bevoegd de bronolie, ten aanzien waar
van in strijd met de bepalingen van deze afdeeling ge
handeld is, verbeurd te verklaren, alsmede de voor
werpen waarin ze is vervat.
TWEEDE AFDEELING.
Van het blussclien van brand.
Art. 304.
Bij het ontstaan van brand in de gemeente zijn de
bewoners van naburige huizen verpligt, op aanmaning
van wege den Burgemeester, hunne huizen te verlich
ten en omtrent bel aanvoeren van water de bevelen
van zijnentwege gegeven op te volgen.
Art. 305.
Bij gelegenheid van brand is ieder aldaar aanwezige
en ieder die in de nabijheid woont verpligtaan de
bevelen, door of van wege den Burgemeester of den
Wethouder, Voorzitter der commissie van fabricage, tot
sluiting van den brand gegeven, te gehoorzameu.
Art. 306.
Niemand mag bij brandzonder verlof van den Bur
gemeester of van den Wethouder, Voorzitter der com
missie van fabricage, eenige goederen buiten den afge-
zetten kring bergen.
Art. 307.
Ieder, onder wiens bewaring bij brand goederen
gekomen zijn, moet binnen 24 uren daarvan aan den
Burgemeester of het bureau 'van policie kennis geven.
Art. 308.
Overtreding Van eene bepaling der artt. 306 en 307
wordt gestraft met eene geldboete van drie gulden en
der artt. 304 en 305 met geldboete van tien tot vijf
en twintig gulden.
Art. 309.
Aan den Burgemeester, den Wethouder, Voorzitter
der commissie van fabricage, en de ambtenaren van
bet brandwezen, hetzij alleen, hetzij vergezeld van de
personen tot de brandweer behoorende, wordt de be
voegdheid toegekend, om, met inachtneming der be
palingen van art. 3 der-wet van 31 Augustus 1853
(Staatsblad n°. 83), ter uitvoering van de artt. 304 en
305 dezer verordening, de woningen en andere pan-