het voor de gezondheid nadeelige der bewoning van de door hen onderzochte gehouwen, hebben uitge- bragt. Art. 233. Ln evengenoemd procesverbaal moeien tevens ver meld zijn: al de gronden die rooimeesters lot hun gevoelen hebben geleid h. eene opgave of het perceel of onderdeel daarvan door aan te brengen verbeteringen nog tot bewo ning kan worden geschikt gemaakt en in dat geval eene aanwijzing van die noodzakelijke verbeteringen en middelen van herstelmet vermelding van den tijd die tot hel daarstellen daarvan benoodigd zal zijndan wel of naar hun oordeel het perceel of onderdeel daarvan binnen te bepalen tijd zou be- hooren te worden ontruimd of gesloopt. Art. 234. Het proces-verbaalzoodra mogelijk aan Burgemeester en Wethouders in te zenden, wordt binnen drie dagen daarna door hen in afschrift medegedeeld aan den eigenaar, vruchtgebruiker of administrateur van bet bewuste gebouw en daarvanonder overlegging van gelijk afschrift, kennis gegeven aan den Gemeenteraad in diens eerstvolgende vergadering. Indien geen eige naar, vruchtgebruiker of administrateur bekend is of deze geen bekend verblijf in de gemeente beeft, wordt het afschrift van het proces-verbaal geplaatst in het stedelijk dagblad, bestemd tot opname der ofFicieele stukken uitgaande van bet Gemeentebestuur, en aan geplakt aan het raadhuis. Art. 235. Burgemeester en Wethouders nemen geen nader be sluit te dezer zake, alvorens veertien dagen na voor schreven mededeeling, aankondiging of aanplakking van bedoeld afschrift verloopen zijn; gedurende dat tijds verloop zal de belanghebbende schriftelijk zijne be zwaren kunnen inleveren ter secretarie der gemeente en ziju verlangen te kennen geven dat de zaak, ten zijnen kosten, andermaal worde onderzocht. Art. 236. Tot het instellen van een nader onderzoek wordt één bouwkundige benoemd door Burgemeester en Wet houders en een tweede door den belanghebbende, indien hij zulks verkiest, terwijl de drie slads-genees- heeren, die geen deel genomen hebben aan het eerste onderzoek, de in dit artikel bedoelde bouwkundigen bij hét tweede onderzoek zullen bijslaan. Bij ontstentenis van een of meer stads-geneesheeren, voorzien Burgemeester en Wethouders in hunne ver vanging. De alzoo zamengestelde commissie hoort den belang hebbende en zendt binnen drie dagen daarna het verslag barer bevinding in aan Burgemeester en Wet houders, die daarvan, onder overlegging van een af schrift van dat verslag, kennisgeven aan den Gemeente raad in diens eerstvolgende vergadering. Art. 237. Indien geen nader onderzoek, overeenkomstig art. 235, is verlangd geworden of indien het nader verslag in art. 236 vermeld, het oordeel van rooimeesters, zooals het is uitgedrukt in het procesverbaal, bedoeld bij art. 231, met meerderheid van stemmen bevestigt, gelasten Burgemeester en Wethouders den eigenaar, vruchtgebruiker of administrateur om, binnen een door ben vast te stellen termijn, over te gaan, hetzij tot het aanbrengen van al de verbeteringen in het procesverbaal voorgesteld, hetzij tot ontruiming of sloo ping van het bewuste perceel of het onderdeel daarvan. Die last zal, ter requisitie van Burgemeester en Wet houders, aan den eigenaar, vruchtgebruiker of admini strateur, ten spoedigste, bij deurwaarders exploit wor den beteekend; de in dit artikel bedoelde termijn begint te loopen van den dag der beteekening. Art. 238. Wanneer aan den last in het voorgaand artikel ge noemd niet binnen den gestelden termijn is voldaan, kan bet perceel of onderdeel daarvan, op voorstel van Burgemeester en Wethouders, bij een met redenen om kleed besluit door den Raad worden verklaard te zijn ongeschikt tot verdere bewoning, als nadeelig voor de gezondheid. Bij het doen van dat voorstel worden de bezwaren van den belanghebbende overgelegd zoo deze die mogt hebben ingeleverd. Art. 239. Het hierboven genoemd raadsbesluit houdt levens in het verbod voor den eigenaar, vruchtgebruiker oi administrateur, om het perceel of onderdeel daarvan te bewonen, te verhuren of ter bewoning aan ande ren af te staan. Een afschrift van dat besluit wordt aan den belang hebbende, indien deze bekend is, toegezonden. Bij vervolging kan de beklaagde zich evenwel niet beroe pen op het ontbreken dezer toezending. Voorschreven besluit wordt daarenboven bij openbare aankondiging bekend gemaakt in het, in de tweede alinea van art. 234 aangewezen, dagblad en gelijktijdig medegedeeld aan het kantongeregt en de Arrondissements Regt- bank te Leydenaan het Provinciaal Geregtshof van Zuid Holland en aan het Openbaar Ministerie bij die collegiën. Art. 240. Voorschreven besluit kan alleen op verzoek van den eigenaar, vruchtgebruiker of administrateur, en op voorstel van Burgemeester en Wethouders, door den Raad worden ingetrokken, indien (voor het geval dat bet perceel of onderdeel daarvan nog als voor herstel vatbaar is beschouwd), bewezen zal zijn dat aan den hem in art. 237 gegeven last, tot het aanbrengen van verbeteringen, is voldaan; van die intrekking ge schiedt openbare kennisgeving. Art. 241. In de maand Januarij en Julij van elk jaar doen Burgemeester en Wethouders openbare aankondiging van al de gebouwen, omtrent welke voorschreven raads besluiten mogten genomen zijn, met vermelding van de uamen der eigenarenvruchtgebruikers of admi nistrateuren. Art. 242. Indien de eigenaar, vruchtgebruiker of administra teur, na de in art. 239 voorgeschreven afkondiging van het raadsbesluit, het daarbij vermeld perceel of onder deel daarvan bewoont, verhuurt of onder welken titel ook laat bewonen, wordt hij gestraft met eene geld boete van vijf en twintig gulden of drie dagen ge vangenis, te zamen of afzonderlijk. Art. 243. Ieder alleen wonend persoon of hoofd van een gezin, die, met uilzondering van den eigenaar, vruchtgebrui ker of administrateur, na de overeenkomstig art. 233 gedane afkondiging van het raadsbesluit, het daarbij vermelde perceel of onderdeel daarvan bewoont of daarin nachtverblijf houdt, wordt gestraft met eene boete van vijf gulden of één dag gevangenis, te zamen of afzonderlijk. Deze strafvervolging zal niet worden ingesteldin dien niet blijkt dat de beklaagde vooraf, op eenen termijn van minstens vier wekendoor de bevoegde niagt tot ontruiming is aangemaand. Art. 244. Burgemeester en Wethouders, alsmede de rooimeesters hebben de bevoegdheid om, ter uitvoering der be palingen dezer afdeelingperceelenondanks de bewo ners, binnen te treden, zelfs tusschen zons onder- en opgang, mits zich gedragende naar het voorschrift van art. 3 der wet van 31 Augustus 1853 (Staatsblad n°. 83). De, overeenkomstig de bij art. 230 en 236 aange wezen, geneesheereri hebben dezelfde bevoegdheid mits voorzien van bet bewijs hunner benoeming-. Alle ambtenaren van policie hebben mede dezelfde bevoegdheid omtrent perceelen of onderdeelen daarvan welke bij raadsbesluit ongeschikt tot bewoning zijn verklaard. Art. 245. Burgemeester en Wethouders hebben de bevoegd heid om alsnog hel afgekeurde perceel te doen ont ruimen en na schriftelijke waarschuwing of in spoed eischende gevallen, zelfs zonder voorafgaande waar schuwing, hetzelve op koste van den overtreder, te doen afbreken. TWEEDE AFDEELING. Op de publieke vrouwen en bordeelen. Art. 246. De beambten van policie zijn bepaaldelijk belast met het opsporen van diegenenwelke zich aan prostitutie overgeven of deze bevorderen. Art. 247. lu het bijzonder staan de publieke vrouwen en de bordeelen onder het toezigt der policie. Art. 248. Onder publieke vrouwen worden allen begrepen, die, hetzij in het openbaar, hetzij in eigen woning of in die van anderen, daartoe al of niet met name bestemd, 4

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1867 | | pagina 17