Art. 118. Geschut vee, dat niet, binnen acht dagen na op roeping des eigenaars in de dagbladenis afgehaald wordt in bet openbaar verkocht. De opbrengst wordt, na aftrek van alle kosten, in de gemeentekas gestort en aan den eigenaar uitbetaald. Art. 119. Behalve op de hondenmarkt, is bet verboden bonden, welke niet aan karren of wagens gespannen zijn, op straat vast te leggen. Art. 120. Niemand mag bondenwelke hij gewoon is als trek dieren te gebruikenlaten losloopen. Art. 121. Het is verboden bonden of eenige andere beesten op straat te tergen of te mishandelen. Hondendie als trekdieren zijn voorgespannenmogen niet anders dan met eene gewone zweep worden aangezet. Art. 122. Overtreding van eenige bepaling der drie voorgaande artikelen wordt, onverminderd de bepalingen van de algemeene strafwet, gestraft met eene geldboete van één tot drie gulden. Art. 123. Honden, welke in strijd met art. 120 losloopen, worden opgevangen en, wanneer zij niet binnen 48 uren door den eigenaar, die voldaan heeft aan arL. 254 van het Wetboek van Strafvordering, opgeëischt zijnin het openbaar verkocht. Met de opbrengst zal gehandeld worden als in art. 118 is bepaald. Art. 124. Gedurende den tijd door Burgemeester en Wethou ders te bepalenmogen honden niet anders dan be hoorlijk gemuilband op straat gelaten worden. Art. 125. Alle hondenwelke gedurende den door Burgemees ter en Wethouders bepaalden tijd zonder voldoenden muilband op straat gevonden wordenmoeten door de beambten van policie opgevangen of, als die op vanging te moeijelijk is, afgemaakt worden. Art. i 26. Die zijn hond niet behoorlijk gemuilband op straat laat loopen wordt gestraft met eene geldboete van drie tot vijf gulden. Art. 127. Door of van wege de policie worden terstond afge maakt, waar zij ook gevonden worden, alle honden, die dol zijn of vermoed worden dol te wezen, gelijk ook alle honden, die gebeten zijn door een hond, die dol is of vermoed wordt dol te zijn. Art. 128. Andere beesten, gebeten door een hond die dol is of vermoed wordt dol te zijn, worden, als zij op straat wor den gevonden, in eene door Burgemeester en Wethouders aan te wijzen plaats afzonderlijk opgesloten tot dat alle gevaar, volgens eene door een veearts af te geven ver klaring, geacht moet worden geweken te zijn. Bij ontdekking van watervrees, zorgt de policie dat zij terstond worden afgemaakt. Art. 129, Elke houder van een hond of eenig ander beest hetwelk gebeten is door een hond, die dol is of ver moed wordt dol te zijn, is verpligl daarvan terstond aan de policie aangifte te doen. Bij verzuim daarvan wordt hij gestraft met eene geldboete van vijf tot vijf en twintig gulden en gevangenis van één of twee dagen, te zamen of afzonderlijk. Art. 130. Houders van honden of andere beesten welke in de gevallen verkeerenbij de artt. 127 en 128 vermeld, zijn verpligt die beesten, op de eerste aanmaning der policie, aan deze af te geven. Bij weigering worden zij gestraft met eene geldboete van vijf en twintiy gul den en gevangenis van één tot drie dagente zamen of afzonderlijk. Na die afgifte blijven die honden of andere beesten onder toezigt der policie, tot dat uit eene door een veearts af te geven verklaring, blijke dat alle gevaar geweken is. Zoodra zich verschijnselen vari dolheid bij hen open baren, worden zij terstond afgemaakt. De kosten van onderhoud komen voor rekening hunner eigenaars. VIJFDE AFDEELING. Van het afschieten van vuurwapenen en afsteken van vuurwerken. Art. 131. Geene vuurwapenen mogen op de straatuit wonin gen of op erven worden afgeschoten. De overtreding dezer bepaling wordt gestraft met eene geldboete van vijf tot tien gulden. Art. 132. Op de straffen bij de Algemeene Strafwet bedreigd is het verboden, uit gebouwen, op de straat of op onbe bouwde erven, zonder verlof van Burgemeester en Wet houders, eenig vuurwerk hoegenaamd af te steken. ZESDE HOOFDSTEK. POLICIE OP DE GEMEENTEWATEREN. Art. 133. Het is verboden kalk, steenen, afbraak, hooi, stroo, asch, beenderen, afval van groenten of van ooft, mest, bloed of ingewand van dierengrom van visch of krengen in gemeentewater te werpen. Art. 134. Geene vaartuigen mogen zóó gelegd wordendat zij de doorvaart of, het geval van lading of lossing uit gezonderd het aanleggen aan den wal belemmeren. Art. 135. Hij, die geene vaste ligplaats van Burgemeester en Wethouders heeft bekomen, mag, behalve in de Haven geene ligplaats in de wateren dezer gemeente inne men het geval van lading of lossing uitgezonderd. Vaartuigen van buiten, welke bij gelegenheid der wekelijksche markt in de stad komenmogen mede geene vaste ligplaats innemen, zoolang hun deze niet door Burgemeester en Wethouders is toegestaan. Art. 136. Niemand mag bij het doorvaren de punt eener haak in brug, kade, scboeijing of boom steken. Art. 137. Niemand mag met geheel of gedeeltelijk opgehaalde zeilen door de gemeente varen. Art. 138. Geene houtvlotten mogen door de wateren binnen de gemeente gevoerd worden, dan uiterlijk ter breedte van 31- el en ter lengte van hoogstens zestig ellen. Art. 139. Zonder toestemming van den Gemeenteraad mag niemand de wateren der gemeente vernaauwen, noch daarin hoofden, platingen, stoepen of dammen stellen, noch palen bevestigen of daarover planken leggen of bruggen slaan. Zonder toestemming van Burgemeester en Wethouders mogen de gemeentewateren op geener lei wijze tijdelijk worden belemmerd, noch daarin vischtonnen of vischbennen worden gelegd. Art. 140. Zoo lang bet baggeren in de wateren der gemeente verpacht is, is het aan ieder, behalve aan den pachter van den bagger eri zijne bediendenvan welke bij vóór hunne indiensttreding aan het bureau van policie op gave moet doen, verboden in die wateren te baggeren. Art. 141. Geene schuiten met vuil, beer, bagger, opgevischt stroogrom van visch of puin beladenaan wien ook toebehoorendemogen gedurende den nacht of op zon- en feestdagen in de grachten blijven liggen. Op aanzegging van wege de policie zullen genoemde schuiten ook bij dag uit de gemeente moeten verwijderd worden. Art. 142. Zwemmen of baden in gemeeutewatereu is, behalve in de algemeene zwem- of badplaats bij de voormalige Heerenpoortverboden. Art. 143. Vaartuigen, welke dienen om koopwaren te bergen of uit te stallen, mogen op geene andere plaatsen liggen dan door Burgemeester en Wethouders zijn aangewezen, welke ten allen tijde de bevoegdheid heb ben die vaartuigen van ligplaats te doen veranderen of die te ontzeggen. Art. 144. Overtreding van eenige bepaling dei- zeven eerste arti kelen van dit hoofdstuk wordt, met geldboete van één tot vijftien gulden, en die der vier daaraanvolgende met geldboete van twee tol twintig gulden gestraft. Art. 145. Bij herhaalde overtreding van art. 140, zal de regter tevens de verbeurdverklaring uitspreken van de schuit en de gereedschappenwelke tot baggeren ge bruikt werden of dienen moesten.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1867 | | pagina 12