van deze afdeel ing met eene geldboete van e'en tot tien gulden. In bet geval van art, 92 kan de regter daarenboven ook gevangenisstraf voor één of twee dagen uitspreken, en tevens, voor zooverre dit niet reeds bij art, 477 van het Wetboek van Strafregt is voorgeschrevende voor werpen van bet misdrijf, gelijk mede de middelen en de werktuigen, die tot het plegen van misdrijf hebben gediend of bestemd zijn geweest, verbeurd verklaren of bevelen dat die voor misbruik ongeschikt gemaakt of vernietigd worden. DERDE AFDEEL1NG. Van het rijden met rij- of voertuigen en met of op losse paarden. Art. 97. Alle rij- en voertuigen en paarden moeten stapvoets gereden wordenzoodra zulks door de policie wordt gelast. Art. 98. Bij hel ontmoeten van rij- of voertuigen moet door de voerlieden regts, ter breedte van de halve straat, uitge haald worden. Voor een achteropkomend rijtuig, dat ter linkerzijde moet voorbijrijdenzal regts worden uilgehaald. Art. 99. Overtreding der beide voorafgaande bepalingen, wordt gestraft met de straffen bedreigd in de artt. 475, 476 en 478 van het Wetboek van Strafregt. Art. 100. De passage voor rijtuigenwagens van twee of meer wielen voorzien en sledenop welke wijze ook in beweging gebragt, kinderwagens uitgezonderd, is door de na te melden stegen, anders dan in de daarbij aan geduide rigting, verboden door de Donker- en Maarsmansstegen, in de rigting naar de Breêstraat door de Mandentnakers-, Vrouwestegen en door de St. Pancras kerksteeg in de rigting naar do Haarlem merstraat door de Mooi-Japiksteeg in de rigting naar de Lanqehruq. Art. 101. Het is verboden de Donker-, Mandenmakers-, Vrou we-, St. Pancraskerk- en Mooi-Japikstegenanders dan stapvoets in en uit te rijden. Art. 102. Bij elke overtreding der twee voorgaande artikelen, worden de bestuurders der rijtuigen, wagens en sleden gestraft met eene boete van één tot vijf en twintig gulden, onverminderd de bepaling van art. 475, 4°, van hel Wetboek van Strafregt. Art 103. Aan de bewoners van panden in voormelde stegen gelegen, kan bij uitzondering, om gewigtige redenen, door Burgemeester en Wethouders vergunning worden verleend, om die stegen in de tegenovergestelde rigting te berijden. Burgemeester en Wethouders kunnen evenzeer, in bijzondere gevallen, eene afwijking der bepaling van art. 100 toestaan. Art. 104. De bruikers van karren of wagens, met honden be spannen, zorgen dat die voertuigen niet zonder behoor lijken geleider door de gemeente rijden. Die geleider moet naast de kar of den wagen loopen en de touwen vasthouden. Niemand mag op een door bonden getrokken kar of wagen zitten. Bij het voorbijgaan van een rijtuig, moet de geleider zich tusschen dat rijtuig en zijne kar of zijnen wagen plaatsen. De honden mogen niet anders dan gemuilband aan of onder karren of wagens gespannen worden. Honden mogen niet naast de kar of den wagen ge spannen of daaronder zoodanig aangespannen worden, dat de geleider de honden niet in zijne magt heeft. Art. 105. Men mag bij mistig weder of wanneer er sneeuw op de straten ligt, geen paarden voor rij- of voertuigen gespannen hebbenzonder dat die paarden van bellen zijn voorzien. De voerlieden der rijtuigen zijn aansprakelijk voor de naleving van dit voorschrift. Art. 106. De bestuurders van rij- of voertuigen, voor eene ge opende brug komende, mogen niet voortrijden dan nadat de op het sluiten der brug wachtende voetgan gers daarover zijn gegaan. Art. 107. Bij het aan- en uilgaan van openbare bijeenkomsten van welken aard ook, zijn de bestuurders van rijtuigen, welke personen derwaarts voeren of van daar afhalen verpligt de door de policie aanlewijzen rigting op te rijden Wanneer geene andere bevelen gegeven worden, mo genbij bijeenkomsten in de schouwburgzaal, de rij tuigen alleen komen van de zijde der Turfmarkt, bij bijeenkomsten in de gehoorzaal op de Breêstraat, van de zijde van het raadhuis, en bij die in het gebouw der Maatschappij tot Nut van 't Algemeen van de zijde der Ruine. Zij moeten naar de tegenovergestelde zijde wegrijden. Art. 108. Voerlieden mogen elkander niet voorbij rijden maar moeten naar de orde in welke zij staan de personen uitzetten of opnemen en dadelijk daarna wegrijden. Ook mogen zij zich niet buiten de rij plaatsentenzij om personen op te nemenwelke vóór den afloop der bijeenkomst mogten willen vertrekken. Art. 109. Wanneer bij bijzondere gelegenheden, ter voorko ming van ongelukken, door de policie bepalingen om trent het rijden of verblijven van rijtuigen op straat gemaakt worden, zijn de bestuurders van rij- en voer tuigen verpligt zich daaraan te onderwerpen. Art. 110. Niemand mag karren of wagens, door beesten getrok ken of ook wel losse paarden, op straat alleen latendan behoorlijk aan bekken, palen of ringen voor een huis, met toestemming van den bewoner, vastgemaakt. Dergelijk vastmaken aan openbare gebouwen of aan brugleuningen is verboden. Art. 111. Men mag noch met losse paarden, noch met hand wagens, noch met wagens door beesten getrokken, anders dan om personen op te nemen of af te zetten of voor andere rijtuigen te wijken, op de klinkerstraat rijden. Op die straten en grachten, welke uitsluitend met klinkers zijn geplaveidwordt het pad voor de voetgangers bestemd en waarop niet mug gereden worden, bepaald op eene breedte van twee nederl. el len, genomen uit de rooijing der aangelegene huizen, dwarsstraten of stegen. Kinderwagentjes, waariu één of meer kinderen gezeten zijn, worden in de bepaling van dit artikel niet begrepen. Art. 112. Het is verboden meer dan één paard aan de hand te leidenwauneer zij niet behoorlijk aan elkander zijn vastgebonden, of de straat te berijden met aan elkander gespannen rijtuigen, voertuigen of vrachtwagens. Art. 113. Onverminderd de bepalingen van het strafwetboek wordt overtreding van eenig voorschrift der voor gaande artikelen gestraft met geldboete van één lot tien gulden. VIERDE AFDEELING. Van honden en andere heesten. Art. 114. Stieren mogen niet vervoerd worden dan van knie banden voorzien en aan een ketting of touw, hetwelk door een daartoe geschikten geleider moet worden vastgehouden. Art. 115. Het is verboden, paarden, ezels, runderen, kalve ren varkensschapen lammerenbokken of geiten te laten losloopen of op openbareu gemeentegrond te laten grazen of weiden. Het drijven van vee is toege staanonder bepaling echter, dat bij meer dan één stuk rund- of hoornvee, een geleider het voorste beest behoorlijk vasthoude en geleide. Het losloopen van kippen op openbaren gemeente grond, zonder vergunning van Burgemeester en Wet houders, is verboden. Art. 116. Overtreding van eene bepaling der twee voorgaande artikelen wordt, onverminderd de bepalingen van de algemeene Strafwet, gestraft met geldboete van drie tot tien gulden. Art. 117. Paarden, ezels, runderen, kalveren, varkeus, scha pen, lammeren, bokken of geiten, niet van een gelei der voorzien, worden geschut.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1867 | | pagina 11