Z. II. heeft bij besluit van 18 Junij Z. K. H. Willem Alexander Ka-
rel Hendrik Frederik, prins der Nederlanden, benoemd tot lstcn luit. bij het
4de reg. huzaren, lot l5len luit. bij het reg. rijdende artillerie en tot luit.
ter zee 2de kl. a la suite.
Door Z. M. zijn bij de hoogeschool te Utrecht benoemd: tot hoog-
leeraar in de medische faculteit de heer dr. T. Halbertsma, thaus hoogleeraar
in dezelfde faculteit aan de hoogeschool te Groningenen lot hoogleeraar
in de wis- eu natuurkundige faculteit de heer dr. C. tl. C. Grinwis, thans
hoogleeraar aan de polytechnische school te Delft.
Tot griffier bij liet kantongeregt te Geldermalsen is benoemd de heer
inr. J. H. Verschoor, advocaat te 's Uertogenboschvoorts is eervol ontslag
verleend aan den heer J. Evers Trjscommissaris-speciaal van rijks-jiolicie
te Lobilh.
Tot officier van gezondheid lste kl. bij de landmagt is benoemd de
ofTicier van gezondheid 2de kl. N. J. Muller.
Door den minister van binnenl. zaken zijn tot builengewone leden der
commissie tot het afuemen van het eindexamen der kwcekelingen van 'srijks
veeartsenijschool voor dit jaar benoemd de hh. dr. J. A. Boogaard, hoog
leeraar te Leydendr. G. F. van Dommelen, lste officier van gez. lste kl. te
's Gravenhage, en dr. H. van Capelle, referendaris bij hel dep. van bin
nenl. zaken.
De ministers van justitie, financien, oorlog en marine zullen in deze
week geen gehoor verleenen.
In de zitting van de tweede kamer van gisteren had de interpellatie
plaats van den heer Dullert aan den minister van justitie, betrekkelijk de
toepassing der vreemdelingen-wet, en wel ten opzigtc van krijgslieden van
het voormalige Hanoversche leger, die de wijk naar Nederland hadden ge
nomen. Hun getal bedraagt 8 officieren en 160 onderofficieren en man
schappen; zij konden in hun onderhoud ruimschoots voorzien, en zij gaven
niet de minste aanleiding om hen uit het land te doen verwijderen. Zij
hadden verlof bekomen van den minister van justitie om alhier, mits ver
spreid, te verblijven, toen hun op eenmaal op 15 dezer kenbaar gemaakt
werd dat zij binnen drie weken het rijk moesten verlaten. Nu hebben zij
zich tot den koning gewendmet verzoek om vergunning lot voortdurend
verblijf of tot verlenging van den bedoelden termijn, liet was over deze
aangelegenheid dat de heer Dullert inlichting vroeg. De minister van jus
titie heeft daarop dadelijk geantwoord. Uit zijne rede bleek, dat deze
vreemdelingen herwaarts waren gekomen om een vrijcorps zamen te stellen,
dat, ingeval van oorlog met Pruissen, een inval zou doen. Van het eerste
oogenblik af, heeft de minister bun wel geoorloofd ecnigen lijd alhier te
verblijven, maar hun in hun eigen belang aangeraden naar elders te ver
trekken. Aan dal verlangen hebben zij niet voldaan, en nn heeft de mi
nister hun daartoe nog een lijd van drie weken toegestaan, terwijl hij
anders de noodige maatregelen tot uitleiding zou nemen, li ij heeft betoogd,
dat zijne handelwijze niet in strijd was met de wet en in het belang van
het land, daar hunne komst en hun verblijf met een bepaald doel niet zou
overeenkomen met de handhaving van het stelsel van strikte onzijdigheid.
Hij beschouwde hen niet als toegelaten maar als tijdelijk verblijfhoudende
vreemdelingen. Dat antwoord gaf den heer Dullert aanleiding te verklaren
dat deze vreemdelingen niets hadden gedaan wat aanleiding gaf om de
strenge bepalingen der vreemdelingen-wet op hen toe te passen. Overigens
beschouwde hij hen als toegelaten vreemdelingen die niet konden worden
uitgezet, dan krachtens een kon. besluit, waarvan mededeeling zou moeten
gedaan worden aan de staten-generaal. Verschillende leden, zooals de
beeren Godefroi, v. d. Linden, v. Beyma en anderen ondersteunden den
heer Dullert en bestreden den ministerterwijl de hh. Bergmann en Vader
de gedragslijn, van den minister goedkeurden. Nadat de heer Dullert te
kennen had gegeven te zullen afwachten wat de minister verder ten deze
dacht te beschikken, om daarnaar te beslissen of deze zaak andermaal in
de kamer zou ter sprake komen, werd deze interpellatie gesloten.
Daarna zijn de beraadslagingen hervat over hel wets ontwerp tot regeling
der uitgifte in erfpacht van gronden in Ned. Indiëwaarvan de behandeld:"
Zatnrdag II. tot art. 3 was genaderd. Art. 3 werd door den minister van
koloniën ingetrokken, naar aanleiding van de wijzigingen die art. 2 had
ondergaan. De heer Fransen van de Putte stelde daarop een nieuw artikel 3
voor, dat echter na eene breedvoerige beraadslaging met 31 legen 26 stem
men werd verworpen. (Art. 4 is reeds in de zitting van Zatnrdag aan
genomen).
Heden werden de beraadslagingen voortgezet.
Art. 5 houdt in dat de gronden voor 75 jaren in erfpacht worden uitgegeven.
De heer Rochussen had daartegen bezwaar. De heer Pijnappel stelde
een amendement voor om die tijdsbepaling te veranderen inhoogstens 75
jaar. De heeren Fransen van de Putte, Godefroi en de minister van ko
loniën bestreden het amendement; de eerste meer bepaald de argumenten
van den voorsteller. Het amendement werd verworpen met 45 tegen 13 stemmen.
Op voorstel van den heer W. v. Goltstein wordt art. 7 behandeld voor
art. 6, ui welk laatste art. de minister nog eene wijziging brengt. Art. 7
wijst aan wie en wie niet tot mededinging worden toegelaten.
De heer Vader verlangde dal ook Javanen werden toegelaten. De lieer
W. van Goltstein stelde een amendement voor tot toelating van de inlanders
en tot uitsluiting van de vennootschappen. De heer Wintgens stelde een
amendement voor om alleen Nederlanders en inlanders toe te laten. De heer
van de Putte stelde een amendement voor om alleen Nederlanders en inge
zetenen van Nederl. lndië toe te laten en verder om de laatste al. van het
art. te doen vervallen.
Men verzekert dat na de behandeling van het aanhangige wets ontwerp
de tweede kamer nog eenige andere aan de orde gestelde wets ontwerpen
zal afdoen, maar dat toch het bepaalde voornemen bestaat, om, zoo maar
eenigzins mogelijk, deze week de werkzaamheden ten einde te brengen.
De muziekuitvoering in het Bosch zal in plaats vau Woensdag avond
Vrijdag avond plaats hebben.
Eergisteren is de vrouw van G., behangersknecht, wonende in de
Hekkelaan, bevallen van drie zoons. Kraamvrouw en kinderen zijn redelijk
welvarende.
BUÏTKN'LANDSCIIK BERÏGTM.
Zondag avond 11. is de bliksem geslagen in de woning van van der
Linden, wonende aan den Middeldijk onder de gemeente Barendrecht, en
heeft een hond, die onder de tafel lag, gedood. Van de vier personen, die j
aan de talel zaten, werden twee hunner aan den schouder gekwetst. Ook
ontstond er een begin van brand, die echter spoedig is gebluscht.
Te Zaandam wilden eergisteren twee jongelieden zich baden. Een hun
ner die niet goed kon zwemmen had de onvoorzigtigheid zich in het diep
te begeven, waarin hij terstond wegzonk. Zpn makker, die nog gekleed
was, sprong den zinkenden onmiddellijk achterna, met het treurig gevolg,
dat ook hij in de diepte verdween. De lijken dezer jongelieden de een 19
en de ander 25 jaren oud, werden na verloop van eenige uren opgehaald.
Te Utrecht heeft gisteren de akademische feestviering een aanvang ge
nomen, met het inhalen der oud-studenten die op plegtige wijze naar het
groot-auditorium werden geleid en aldaar door den rector van den senaat
werden toegesproken.
Bij het te Utrecht gehouden admissie-examen zijn van de 13 adspiran-
len 11 toegelaten; te Groningen zijn van de 5 adspiranlen 2 toegelaten.
Naar men verneemt heeft de te Zutphen aangehouden persoon van Hane-
kamp, uit Hengelo, thans bekend de dader van den aldaar gepleegdeu aan- j
slag op het leven van notaris Ghijrn en zijne huishoudster te zijn.
Te Hoogesmilde ontstond Woensdag avond 11. brand in het huis toe-
behoorende aan K. de Weerd, en door hem zelven bewoond. De buren,
den brand ontdekkende, vonden de deur gesloten, uiaar verschaften zich
door het achterhuis eenen ingang en reddeden ofschoon niemand te huis
vindende, uit het voorhuis wat nog te redden was, daar de brand blijkbaar
in het achterhuis was ontstaan. Spoedig was het geheele huis afgebrand.
Daar men lot de ontdekking is gekomen dat de VV. een zak met kleeding-
stukken, benevens eenig goud en zilver, met behulp zijner vrouw in de na
bijheid van het huis had begraven, heeft men hem gevangen genomen. Hij
moet ook reeds bekend hebben den brand te hebben aangestoken.
Sedert onze laatste opgave is het munt- en penningkabinet der hooge
school, onder anderen, verrijkt:
Door aankoop: Met een aantal munten en medailles, onder welke wij
alleen vermelden, als de belangrijkste, een telradrachme van Tyrus met het
jaartal LZ (niet bij Mionnet voorkomende)een aureus van keizer Honorius met
een bij Cohen niet vermeld jaartal (gevonden bij het werken aan den ring
dijk van den Maarseveenschen polder); een Merovingjsche tiers de sol met
aangehecht sieraad, en dragende het opschrift
cornilio
onzeker waar opgegraven en tot welke localiteil behoorendeeen denarius
van keizer Lotharius, te Utrecht in 1866 opgegraven, (v. d. Chijs, de
munten der Frankischen Duitsch-Nederl. Forsten, XIV, 4); een zilveren
armenpenning der stad Utrecht, (v. d. Chijs, munten der Bisschoppen enz.
XXV, 12); eene thans zeer zeldzame gouden munt vau Ferdinand en Isabella
van Spanje, met het opschrift:
quos Deus conjunxilhomo non separet
bij Zutphen op eene aanzienlijke diepte gevonden: een Rijnsche keurvorster
goudgulden van Mentz; een uitmuntend bewaard gouden schild of klinkert
van den Roll, graaf Willem V, (v. d. Chijs, Iloll. en Zeel., V, N°. 4);
eene zilveren medaille ter eere van Hugo de Groot, (v. Loon, II, 135);
den zilveren penning van Leyden op den vierdaagschen zeeslag van 1666,
(v. Loon, II, 559, N°. 5), twee verschillende goudguldens van Deven
ter, (Verkade, 147, N°. 1 en 2); dito van Zwolle, (Verkade, 168, i
N°. 1); een gouden proefslag van den llollandschen driegulden, (Verkade,
51, N°. 1); dito van den halven gulden, (Verkade, 70N°. 3); eene zilveren
medaille op de vervolging der protestanten in Frankrijk na de herroeping
van het edict van Nantes, (v. Loon, III, 333, N°. 2); dito ter eere van
den Amsterdamschen hoogleeraar Curtenius, (vervolg op v. Loon, N°.397);
dito op het herstellen der rust op Kattenburg in 1787, (als voren, N°. 607).
Verder nog een aantal zilveren en bronzen DuitscheFransche, Poolsche
en Belgische medailles, als op den vrede van liubertsburgonderscheidene
krooningspenninger. van Duitsche en andere vorsten; een zilveren penning
der veertigraden van de stad Embden 1768; de medaille op de opening van
het parlement te Frankfort in 1848; den penning, met Nederduitsche op
schriften (eene zeldzaamheid onder de Belgische na 1830, hoewel de meer-
derheid der natie of Vlaamsch of Brabaudsch of Limburgse!) spreekt), op het
2dc eeuwfeest der rederijkerskamer de Wijngaardranken, te Brussel in 1857;
onder de vreemde munten een denarius vau Steven V koning van Slavonië
-f- 1272; kleine zilveren muntjes (dusgenaamde matapans) van de Vene-
ti3ansche doges Rainero Ceno Joannes Dandolo en 'Pietro Gradenigo,
1252-1289.
Door ruiling tegen dubbelen des kabinets: Met een penny van koning
Alexander 1 van Schotland (1214—1285), dito van Hendrik III van Enge
land (Akerman, N°. 2), een groot van Hendrik V; angelolten van Eduard j
IV en Hendrik VU, j guinea van George III, 1809; halfpenny's en far
thing van de eilanden Man en Jersey; mailles of obolen van S'. Oaier I
(Maearé, pi 3, N°. 72 en van afwijkenden stempel); een pistolet van AI-
fonstts van Ferrara een dito van Paus Paulus III, een stuk van 20 grani
van liet eiland Malta 1742; een halve piaster van Ferdinand en Isabella van
Kastilië; een dubbele reaal en 2 enkele dito van dezelfde; in Mexico gesla
gene realen van Joanna en Karei (V van Duiischland); halve escudo's van J
Ferdinand VI en Karei III; een te Cadix, tijdens de worsteling tegen
Frankrijk, in 1813 geslagen piaster van Ferdinand VI1een vrjffrancstuk van
Piemont als Gaulc Subalpine van 1799 (an 10); achtschillingstukken van
Lnhek, 1729 en 1734; een penny van Montreal in Canada, enz.
Van wege hel ministerie van binnenlandsche zaken ontving het kabinet
de medailles niet de afbeeldingen der SC Gudulakcrk te Brussel en van den
Oom te Maagdenburg.
Door geschenk werd het kabinet verrijkt: Door den heer J. Canters,
vice-consul der Nederlanden te Singapore, met exemplaren van den r's
en TV Hongkong-dollar met Chineesche opschriften en bestemd voor den
handel met het hemelsche rijk; verder met eene munt, dragende deafbeel- j
ding van James Brooke, den rajah van Serawak (Borneo).
Door den heer R II. L. Heidsieck. consul-generaal van Nederland in Mexico
met een aantal zilveren en bronzen Mexicaansche en andere A®er'haansche j
medailles en munten vau den tijd van Ferdinand Cortez tot en met de rege- j
ring van keizer Maxtmiliaan I (de laatste medailles in volledigen getale,
ook die met het borstbeeld der keizerin Chariotta)verder alle de munten uit
den laatsten tijd. De verschillende staten van Mexico bezitten eigene kope
ren munten. Door dit aanzienlijk geschenk is het aantal gedenkpenningen
en munten van Mexico in het -cabinet reeds tot 260 geklommen en is liet
bijna volledig (slechts ontbreken de grootere gouden munten).
Door den heer F. Seguinnumismaticus te Genève (vroeger te SC Peters-
burg), met een drietal voorheen in Rusland in gebruik geweest zijnde lede
reu munten.
's GRAVENHAGE, 25 Junij.
Z. M. heeft vergunning verleend aan den heer D. van der Keilen jp.t
te Amsterdam tot het aannemen en dragen der versierselen van ridder der
Orde van Christus, hem door den koning van Portugal geschonken.
BNGELAA B».
LONDEN 23 Junij.
Lord Derby gaf dezer dagen, bij gelegenheid dat de Luxemburgsche
zaak werd besproken, een overzigt van den loop der zaak. De garantie
was, zeide hij o. a.verbindend voor al de mogendheden, die daaraan
deelnamen, maar tenzij zij allen zamen werkten tot handhaving daarvan,
was er geene mogendheid, die haar door dwang kon doorzetten. Graaf
Argyll was met deze uitlegging volstrekt niet tevreden en eischte bepaalde
lijk van graaf Derby eene meer juiste omschrijving der verleende garantie.
«Wanneer Frankrijk," zoo vroeg hij, «eens Luxemburg in bezit nam, zou
Pruissen en zouden alle andere Europesche mogendheden dan het regt heb
ben onze hulp te eischen, om Frankrijk uit dat bezit te ontzetten?" Hierop